Leg de set met vrienden en huizen neer en geef één kind een vertelkaart met daarop een vriend en een huis (blauwe rand). Laat een kind vertellen wat hij op de kaart ziet. Kunnen ze erachter komen in welk huis elk vriendje woont en waar ze gaan spelen?
Leg de set met vrienden en huizen neer. Pak nu de kaarten met de groene rand erbij. Laat een kind vertellen wat er op de kaart te zien is. Ze geven eerst een omschrijving van het huis en vertellen dan welk huisnummer en familienaam erbij hoort.
Pak de speelgoedkaarten erbij en de vertelkaarten met de rode rand. Wat is het lievelingsspeelgoed van dit vriendje? Leg dit bij zijn huis neer.
Spel voor twee spelers: Druk de set twee keer af. Geef elk kind een eigen set kinderen en huizen (of speelgoed). Een speler kiest steeds twee afbeeldingen van een kind uit, en vertelt welke kinderen dit zijn door ze te omschrijven. De andere speler probeert de vrienden te vinden en bij elkaar te leggen.
Maak een straat van de huizen en leg de huisnummers eronder. Neem dan de kaarten van de vrienden erbij. Het meisje met de blauwe jurk en de knot woont op nummer 3. Haar vriendin met de rode jurk en de vlechtjes woont op nummer 5.
Groep 3: neem de vrienden erbij en de kaarten met de huizen en huisnummers. Vertel in welk huis de kinderen wonen en vraag wat de familienaam is.
De moeilijkste variant is na de blauwe vertelkaarten, ook de groene en rode kaarten te gebruiken om zo achter alle informatie te komen. Het lievelingsspeelgoed, de beste vriend, het huis, de familienaam en huisnummer.