Weerstand tegen de bezetting
Reeds in de zomer van 1940 weigeren mannen en vro
uwen de bezetting te aanvaarden. Hieruit ontstaat een engagement dat zich vertaalt naar acties tegen de bezetter en het milieu dat hen steunt. Het verzet krijgt aanvankelijk vorm bij de milieus van oudstrijders waar een germanofoob patriottisme overheerst. Deze weerstand is al meteen duidelijk van bij de eerste maanden van de bezetting, door de hulp aan Britse soldaten die naar Groot-Brittannië willen terugkeren, de oprichting van beginnende cellen van inlichtingendiensten, het opstellen van verschillende clandestiene pamfletten en door de deelname aan vaderlandslievende manifestaties. Een andere fundamentale waarde van het verzet is het antifascisme. Dat wordt voor de oorlog vooral gedragen door de Kommunistische Partij van België (KPB). Na de Duitse invasie in de Sovjet-Unie in juni 1941, engageren de communisten zich volop voor de bevrijding van het grondgebied.
Groei tijdens de oorlog
Begin 1942 telt de georganiseerde weerstand nog maar enkele honderden cellen, vooral geconcentreerd in de grote steden en in de industriegebieden van Wallonië. Stilaan groeit ze en in de zomer van 1944 is ze verspreid over het hele grondgebied. Ze telt dan plusminus 150.000 leden, wat ongeveer 3% vertegenwoordigt van de bevolking tussen 16 en 65 jaar.
Deze ontwikkeling is deels het gevolg van de verontwaardiging over de deportatie van de Joden in de zomer 1942, en van het in voege treden in oktober van hetzelfde jaar van de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Er komt een brede verzetsbeweging op gang. De integratie van de werkweigeraars in de clandestiene structuren en vooral de onderlinge betrokkenheid die nodig is om de tienduizenden onderduikers ter hulp te schieten, verbreedt de basis van het verzet, dat zich vanaf dan ook op platteland ontwikkelt. De evolutie van de internationale situatie vanaf eind 1942 - met name de Sovjetoverwinning in Stalingrad (begin 1943), de Italiaanse capitulatie (zomer 1943) en de ontscheping in Normandië (juni 1944) – doen het aantal leden stijgen.
Passief verzet: de burgers
Er waren verschillende manieren om deel te nemen aan passief verzet. Gezien de strenge regels van de bezetter zou het luisteren naar jazz of het dansen van swing al kunnen beschouwd worden als vormen van passief verzet. Er zijn kunstenaars die geheime tentoonstellingen organiseren in kelders; het bezoeken van zo'n tentoonstelling kan ook gelden als 'passief' verzet. Het luisteren naar Belgische radio (die door de regering werd uitgezonden vanuit Londen), kan ook tot passief verzet worden gerekend.
Staken was de meest voorkomende vorm van openlijk passief verzet en gebeurde dikwijls op symbolische datums, zoals 10 mei (verjaardag van de inval), 21 juli (nationale feestdag) en 11 november (Duitse overgave in 1918). De grootste staking brak uit op 10 mei 1941 in de staalfabrieken van Cockerill-Sambre in Seraing. Al snel waren ten minste 70.000 arbeiders in de ganse provincie Luik in staking. De Duitsers verhoogden de lonen met 8% en de staking stopte snel.
Actief verzet: een kleinschalige burgeroorlog
De verhoogde afkeer van de Duitsers zorgt ook voor een steeds grotere deelname aan het actieve
verzet. Er heerst vooral rancune tegenover de collaborateurs die de bezetter steunen in haar steeds repressiever wordende regime. In de loop van de bezetting ontwikkelen verzetsgroepen allerlei activiteiten om de Duitsers en collaborateurs te ondermijnen. Voorbeelden daarvan zijn sabotage, de sluikpers, gewelddadige aanslagen en het verzamelen van inlichtingen voor de geallieerden. De bezettingsmacht bestrijdt deze verzetsactiviteiten uit all
e macht. Dit leidde tot een bloedig opbod tussen de twee kampen.
Met hun acties overtreden verzetsmensen niet alleen de Duitse, maar soms ook de Belgische wet. In theorie zijn ze daardoor ook voor de Belgische justitie strafbaar. Soms ligt dat voor de hand, bijvoorbeeld als het om geweld tegen personen gaat. Moord en het “vrijwillig toebrengen van verwondingen of slagen” zijn immers strafbaar. Maar ook in sommige minder voor de hand liggende gevallen overtreden verzetslui de Belgische wet. Zo is het verboden om geschriften uit te geven of te verspreiden waarop de naam en woonplaats van de schrijver en drukker niet worden vermeld – wat natuurlijk geldt voor de sluikpers. Verregaande pesterijen tegen collaborateurs, zoals het ingooien van ruiten en het bekladden van gevels met hakenkruizen, kunnen beschouwd worden als misdrijven tegen eigendommen. Dit bracht de Belgische ordediensten soms in een moeilijk parket.
Een bekende Belgische verzetsdaad is het stoppen van het twintigste treinkonvooi, een trein die Joden vanuit Mechelen naar Auschwitz aan het vervoeren was.
Erfenis
Ook al kan het verzet de greep van de Duitsers op het land niet merkbaar verzwakken, toch betekent ze een ernstige hindernis voor deze laatste - vooral vanaf de herfst van 1943 wanneer ze de sabotage begint op te drijven. Bovendien maakt de hulp geboden aan de geallieerden tijdens het bevrijdingsoffensief het mogelijk om de bevrijding van het Belgisch grondgebied te versnellen.
Dankzij het engagement van het verzet worden er tienduizenden documenten verzameld en overgemaakt aan de Belgische en Britse diensten in Londen. Honderden piloten, verzetstrijders, belangrijke publieke figuren en toekomstige soldaten zijn daarenboven overgebracht naar Groot-Brittannië via ontsnappingsroutes.
Verschillende aanslagen maken een eind aan het optreden van de verklikkers. Net zoals de clandestiene pers, hebben ze zowel een moreel als een politiek doel: de bevolking ontraden om over te lopen of om de bezetter verder nog te steunen. Door haar nauwe contacten met de Belgische regering in Londen vergemakkelijkt het verzet daarenboven het heropstarten van het publieke leven na de bevrijding. Bovendien draagt ze bij tot het verhogen van het krediet dat België heeft bij de overwinnaars van het conflict.
Tenslotte is haar waarde ook humanitair. Dankzij verzetslieden ontsnappen heel wat soldaten en duizenden werkweigeraars aan moeilijke levensomstandigheden en aan een onzeker lot. Duizenden Joden kunnen onderduiken en ontsnappen daardoor aan een zekere dood.
Ondanks deze positieve balans, dikwijls het resultaat van zware opofferingen (tienduizenden weerstanders worden gearresteerd en ongeveer 15.000 worden geëxecuteerd), laat het verzet een bescheiden erfenis na. Haar reputatie is soms bezoedeld door een overdaad aan geweld (moeilijk te verantwoorden aanslagen, diefstal voor persoonlijk gewin) en door het kunstmatig doen aangroeien van het aantal leden bij de bevrijding. Daarenboven worden haar activiteiten in september 1944 zeer miskend door het grote publiek, wiens dankbaarheid vooral uitgaat naar de geallieerden.