Een avondje uit in bezet België
De oorlogsomstandigheden maken geen einde aan het cultuurleven in België, maar situeren het wel binnen een nieuw krachtenveld.De cultuurpolitieke verantwoordelijken binnen het Duitse bezettingsbestuur opteren voor een gematigde cultuurpolitiek: zij proberen het cultuurleven in België af te stemmen op Duitsland, maar streven in tegenstelling tot de SS-organisaties geen plotse nazificatie na. Omdat zij de territoriale status quo willen bewaren, weerhouden zij zich van een eenzijdige bevoordeling van de Vlaamse cultuur. Zij bevorderen ook initiatieven die de Germaanse wortels van de Waalse cultuur benadrukken.
Binnen deze cultuurpolitieke krijtlijnen kan zich weinig vernieuwing voordoen. De vraag naar cultuur onder de bevolking is echter groot en wordt minder dan voorheen door de buitenlandse markt ingelost.
Concreet gebeurt er het volgende: filmprogrammatie komt in handen van de bezetter die een duidelijke voorkeur uitspreekt voor vlaamsgezinde films en er mogen niet langer films vertoond worden die kritiek geven op de nazileer of van een Joods regisseur zijn. Er worden veel Duitse propagandafilms geprogrammeerd (bv. Hitlerjunge Quex of Ein Man will nach Deutschland) waarin de Fürher, het eigen land en het Duitse heroïsme worden geprezen. Andere films (onschuldige komedies als 'Antoon, de flierefluiter' of 'Janssens en Peeters, dikke vrienden', die erg populair waren tijdens de sombere oorlogsjaren) werden verplicht voorafgegaan door een Duitse 'Wochenshau', nieuwsberichten die de roemrijke Duitse overwinningen in de verf zetten. Het toneel vertoont een soortgelijke evolutie en ook bij opera komt er een sterke nadruk te liggen op Duitse werken (bv. Richard Wagner). Er ontstaat een scherpe censuur.
jazz is als nieuw muziekgenre te populair bij de Belgische bevolking om het helemaal te verbieden (Het nazi-regime beschouwde jazz als 'onbeschaafde negermuziek'), maar men poogde wel om een duidelijke voorkeur te geven aan tradtionele muziekstromingen (harmonieën en fanfares) en volksdansen eerder dan het toen moderne 'swing'. Ook in de beeldende kunst worden er strenge regels opgelegd (die elke vorm van niet realistische kunst strafbaar maken) en komt er een duidelijke eis naar heroïsch-realistische kunst.
Op het vlak van literatuur komt er een lijst met
verboden boeken (oa. van alle Joodse schrijvers) die zich kritisch zouden uitlaten en er is een strenge controle op wat er uitgegeven mag worden.Vooral de vertaling van Duitse boeken wordt aangemoedigd en de bibliotheken worden uitgezuiverd van 'Duitsvijandige' werken.

Angst
Heel snel wordt de bezetting van het grondgebied een synoniem voor ontbering. Het alledaagse gezinsleven was getekend door angst en onzekerheid om in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Veelal moest er, zoals al gezegd, gebruik gemaakt worden van illegale manieren om in het levensonderhoud te kunnen voorzien (smokkelen, zwarte markt...) waardoor er ook steeds een pakkans verbonden was aan de simpele bezigheid van overleven.
Ook de kinderen droegen hier de gevolgen van: Belgische families hebben zowat een tekort aan alles: voedsel, kleding, brandstof voor de verwarming....Naar school gaan wordt moeilijk door de bombardementen en de vernieling van de gebouwen, door de opeising of de bezetting van de scholen door de troepen (door de Belgen, Duitsers en later tijdens de bevrijding de geallieerden), maar ook door de pogingen van de bezetter om de schoolprogramma’s aan te passen. Met weinig resultaat overigens.Ze werden regelmatig ingezet om te overleven, al dan niet wettig: de restjes van de oogst van de velden halen, stropen, de zwarte markt, diefstal en heling... De oorlog was overal en raakt ook aan de verbeelding van de kinderen. Ze maken zich ervaringen eigen waarmee ze direct geconfronteerd worden of die ze overhoren in de gesprekken van de volwassen, en dat doen ze op hun eigen manier. Hun spelletjes, hun kindertekeningen en hun verzamelde herinneringen getuigen, soms vele decennia na het conflict, van het zware juk dat de oorlog op hun kindertijd legde.
Daar kwam bij dat het dagelijkse leven getekend was door maatregelen die het sociale leven zwaar beperkten: er was een avondklok die stelde dat café's moesten sluiten om 22u30, burgers mochten zich enkel op de straat begeven tussen 05:00 en 23:00u, samenscholingen (lees: een groepje vormen) op straat was verboden samen met stakingen of het lezen/verspreiden van pamfletten. Elke vorm van 'Duitsvijandige' berichtgeving via radio, dagbladen of tijdschriften was strafbaar, evenals het beluisteren of lezen ervan. Om de zaken letterlijk en figuurlijk 'somber' te maken was er ook de verplichte verduistering van ramen, straatverlichting en voortuigen om de bombardementen van de geallieerden te bemoeilijken. Dus geen verlichte etalages of reclames meer.De eigenlijke bombardementen waren in de eerste drie oorlogsjaren eerder beperkt, maar naarmate de geallieerde invasie naderde, werden ze opgevoerd in hevigheid en vielen er bommen op verschillende Belgische steden.
Hieronder zie je en interactieve kaart over waar de geallieerden bombardementen uitvoerden. Vooral bij bombardementen in Kortrijk en Oostende vielen veel burgerslachtoffers.
Het ergste waren echter de bombardementen met de V-raketten die vielen in de laatste periode van de oorlog, wanneer de Duitsers poogden om de geallieerden in België terug te duwen. Voor de V2-raket was moeilijk te richten op strategische doelwitten en maakte veel burgerslachtoffers.

Het uiteengereten lichaam van een Engelse soldaat op een kruispunt in Antwerpen na een V2 aanval