4.4.1. Economische realiteit

Voedselschaarste en rantsoenering

Het leven tijdens de oorlog was vooral een overleven. De geallieerden hadden een groot gedeelte van de bestaande voorraden geplunderd of vernietigd tijdens hun aftocht, de Duitse bezetter eist op zijn beurt de resterende voorraden op. Er heerst dus bijna meteen een schaarste op verschillende gebieden en honger en armoede beheersen het dagelijkse bestaan. Mensen worden gedwongen te rantsoeneren: een noodzakelijke en eerlijke verdeling van alle goederen over de bevolking omdat anders het gevaar van hamsteren ontstaat en sommige mensen van voedsel en goederen verstoken blijven. Bovendien zijn sommige hamsteraars in feite speculanten, die misbruik van de situatie maken door de goederen later tegen woekerprijzen te verkopen.

Concreet kreeg elk gezin een bepaald aantal zegeltjes die ze in de winkel konden gebruiken om voedsel en andere basisvoorzieningen te kopen. De hoeveelheden werden maandelijks gemeld in de officiele rantsoeneringstabel en veranderden dus voortdurend. Niet enkel voedsel werd trouwens gerantsoeneerd, ook schoenen, kleding, zeep en kolen.

     Rantsoeneringstabel die de verschillende oorlogsjaren overloopt

Deze rantsoeneringen veroorzaakten een grote schaarste. Jongeren verzwakken zo fel dat lichamelijke opvoeding op school wordt geschrapt om hun krachten te sparen. Hetgeen wat vooropgesteld is, is in realiteit regelmatig niet te krijgen. Brood wordt door de grote waterhoeveelheid een grijzige pap en vooral bij vlees en tijdens de aardappelcrisis in 1941 is de toestand problematisch. Een 'dieet' tijdens de oorlog bestaat uit min of meer 1200-1300 caloriëen.

 

Regelmatig kon zelfs de 30gr (!)
vlees per dag niet geleverd
worden

 

 

 

Er waren verschillende manieren hoe de gewone burger probeerde aan voedsel te komen.

- Iets extra kon op de zwarte markt verkregen worden (veelal tegen woekerprijzen) of men trok naar het platteland om rechtstreeks van de boeren te kopen (smokkelen).

- In oktober 1940 werd Winterhulp opgericht. Deze organisatie had als doel om de burgers te helpen met het overleven van de oorlog. Samen met het Rode en Vlaamse Kruis waren zij de belangrijkste hulpverleners tijdens rampen.

- Volkstuintjes: in maart 1941 werd er beslist dat alle vrije grasperken verbouwd moesten worden. Alle parken, bermen, heggetjes werden omgespit. Overal werden groenten geplant. Dit gebeurde vooral in de steden.

- Men ging op zoek naar surrogaten/vervangmiddelen voor bepaalde zaken die niet langer voorhanden waren. Zo zie je hieronder bv. reclame voor surrogaatkoffie en mayonaise.

 

Tewerkstelling

De Duitse oorlogseconomie heeft grote behoefte aan arbeidskracht. De bezette gebieden worden als reservoir gebruikt, ook België. Aanvankelijk op ‘vrijwillige’ basis, al moet dat worden gerelativeerd omdat velen bij gebrek aan alternatief of onder dwang van de arbeidsbureaus in Duitsland gaan werken.

Propaganda moest de vrijwillige
tewerkstelling populair maken

In oktober 1942 voert de bezetter de verplichte tewerkstelling in Duitsland in, zeven maanden eerder in België en Noord-Frankrijk. De verplichte tewerkstelling is een poging om een oplossing te zoeken voor het tekort aan arbeidskracht voor de Duitse industrie: men kiest resoluut voor het aanboren van de arbeidsreservoirs in de bezette gebieden, ook in België.

De verplichte tewerkstelling in Duitsland is gebaseerd op een Duitse verordening. Mensen die niet konden bewijzen dat ze werk hadden, werden naar Duitse fabrieken gevoerd: mannen tussen 18 en 50 en vrouwen tussen 21 en 35 kunnen verplicht worden in Duitsland te gaan werken. Er zijn uitzonderingen, zoals de mijnwerkers of werknemers in bedrijven die werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Vanaf maart 1943 worden vrouwen niet langer naar Duitsland gestuurd : jonge vrouwen onbegeleid naar Duitsland sturen wordt gezien als moreel  bedreigend. In 1943 wordt de rekrutering gesystematiseerd met de jaarklassenacties, een systeem vergelijkbaar met de militaire dienstplicht. Al wie in een bepaald jaar geboren is wordt opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland. Hoeveel Belgen verplicht tewerk gesteld zijn geweest in Duitsland valt moeilijk te zeggen. Het hoogste aantal Belgen aan het werk in Duitsland wordt bereikt in juli 1943: 310.000. Ze worden tewerkgesteld in de Duitse oorlogsindustrie, wat niet zonder gevaar is wegens de bombardementen en logeren vaak  in speciale werkkampen waar de levensomstandigheden niet altijd benijdenswaardig zijn. Wie meer geluk heeft werkt op een landbouwbedrijf en woont in bij de familie.

Het verzet maakte handig gebruik van
spotprenten om de mensen kritisch te laten
kijken naar de bezetter als een slavendrijve
r

De verplichte tewerkstelling in Duitsland is weinig populair. De herinnering aan een gelijkaardige maatregel uit de Eerste Wereldoorlog speelt daarbij een rol. Velen trachten onder de verplichting uit te komen, duiken onder of vervoegen het verzet. Op de regel zijn verschillende uitzonderingen, die ervoor zorgen dat bepaalde groepen niet naar Duitsland moeten gaan werken. Vrouwen worden vanaf maart 1943 in principe niet meer naar Duitsland gestuurd. Wie in sectoren en bedrijven werkt die voor de Duitse oorlogseconomie van groot belang zijn, zoals de steenkoolmijnen, ontsnapt eveneens aan deze regel. Velen van diegenen die toch naar het Rijk moeten duiken onder, worden door het verzet geholpen en doen de rangen van de weerstand aangroeien. Na de oorlog worden 27.129 personen erkend als onderduiker. Het reële aantal ligt wellicht hoger omdat niet iedereen een aanvraag tot erkenning indient. De aanvraag wordt in een aantal gevallen bovendien geweigerd. Het cijfer van 45.000 dat soms wordt vooropgesteld is dan weer een overschatting.

Vertrek uit Kazerne van Etterbeek met verplicht tewerk gestelden onder dwang van het leger