Grijze zone
De kwestie van economische collaboratie is een erg netelige en moeilijke kwestie. Vele ondernemers deden tijdens de bezetting op een of andere manier zaken met de Duitsers, dat spreekt voor zich. Ze werken direct of indirect voor het bezettingsleger, voor de Duitse burgerbevolking of voor Duitse bedrijven. Volgens artikel 115 van het strafwetboek gaat het in de meeste gevallen dan ook om strafbare economische collaboratie. In de praktijk is er echter sprake van gradaties in intensiteit van collaboratie, waarbij de aard van de productie, de behandeling van de arbeiders en de mate van winstbejag een rol spelen.
De meest voor de hand liggende motieven om voor Duitsland te produceren zijn economisch : het bedrijf doen overleven, vermijden een concurrentienadeel op te lopen of een voordeel te boeken. Of nog de opportuniteit om hoge winst te maken en zo het bedrijf te laten groeien. België is bovendien van zijn normale exportmarkten afgesneden, export kan dus alleen naar Duitsland of door Duitsland gedomineerde gebieden. Ondernemers die om louter politieke of ideologische redenen voor Duitsland werken zijn dan ook een minderheid.
De Galopin doctrine
Productie voor de vijand is strafbaar. Toch besluit het comité Galopin, een financieel-economische schaduwregering met vertegenwoordigers van de haute finance en de industrie, in juli 1940 dat het beter is voor Duitsland te werken. België is niet zelfvoorzienend voor zijn voedselproductie, import is nodig. Door de Britse blokkade kan die enkel uit Duitsland of door Duitsland gecontroleerde gebieden komen. Om die import te betalen is export nodig van industriële producten. Produceren voor Duitsland kan bovendien wegvoering van Belgische arbeidskracht naar Duitsland (zoals in de Eerste Wereldoorlog) vermijden: de nazi’s zullen immers geen massale werkloosheid tolereren. Handhaven van de productie laat toe de controle over de ondernemingen in Belgische handen te houden en maatregelen te nemen om de naoorlogse concurrentiepositie te vrijwaren. De doctrine is echter geen vrijbrief om voor Duitsland te werken: een aantal beperkingen zijn ingebouwd. Wapens en munitie mogen niet worden geproduceerd. De behoefte aan ingevoerd voedsel bepaalt het maximum exportvolume. Het advies is om beslissingen over het al dan niet aanvaarden van Duitse bestellingen te nemen in de schoot van de sectorfederaties. Zo wil men vermijden dat een order wordt aanvaard uit concurrentieoverwegingen.
De doctrine krijgt navolging in de sectoren gecontroleerd door holdings, vooral de Waalse zware industrie (kolen, staal, metaal). In die sectoren worden beslissingen over ‘verdachte’ Duitse bestellingen in overleg genomen en zo soms geweigerd. Wanneer de Duitsers de druk opvoeren geeft men uiteindelijk toch toe of komt het tot een compromis. Het accent ligt op het heelhuids door de oorlog loodsen van de Belgische economie. Produceren is daarvoor een noodzaak, al is het maar om de controle over de ondernemingen in Belgische hand te houden
Strafbaar? Een casus.
Dit beleid van de Galopin-doctrine verhoogt na de oorlog de drempel om te vervolgen wegens economische collaboratie. Men gebruikt bovendien het argument dat produceren in België de wegvoering van arbeiders naar Duitsland heeft verhinderd of verminderd. Ook verwijst men naar de steun aan weggevoerde arbeiders tijdens de bezetting
, zoals het geven van extra voedsel of illegale loonsverhogingen. Zo bestaat na de oorlog bij de arbeiders begrip en zelfs steun voor de productie voor Duitsland, waar ze zelf als het ware ‘medeplichtig’ aan waren.
Hoewel de vervolging van de economische collaboratie een beleidsprioriteit is voor het militair gerecht, worden in de praktijk enkel de ondernemers gestraft die goederen met een militair karakter hebben geleverd, verder zijn gegaan dan hun sectorgenoten, kennelijk enkel uit winstbejag hebben gehandeld of hun productie hebben aangepast om aan de Duitse vraag te voldoen. Vaak gaat het om kleine of middelgrote bedrijven die van de bezettingscontext gebruik konden maken om snel te groeien.
Toch is het duidelijk dat er erg veel randfactoren een rol spelen in de al dan niet bestraffing van bepaalde bedrijven. Lees hier de casus van twee textielbedrijven in België en los de bijhorende vraagjes op.