4.5.2. Sociale en culturele collaboratie

Kunst en collaboratie

Schrijver-priester Cyriel Verschaeve met Nazi-
commandanten op een herdenking van WOI

De Duitsers kunnen met hun ‘culturele diplomatie’ vertrekken van bestaande contacten.

Streekauteurs als Ernest Claes, Felix Timmermans en Stijn Streuvels zijn al voor de oorlog erg populair in Duitsland en ze blijven het goed doen. Hun thematiek van de gehechtheid aan de ‘eigen bodem’ vindt weerklank in de nazistische bloed-en-bodem-gedachte. Streuvels’ roman De Vlaschaard bijvoorbeeld wordt in de oorlog verfilmd en gebruikt voor propagandadoeleinden. Ook andere Vlaamse auteurs blijven tijdens de oorlog actief, zoals Willem Elsschot, Maurice Gilliams en Gerard Walschap. Toch zijn die auteurs niet nationaalsocialistisch.

Ook bij de beeldende kunsten verloopt de culturele toenadering tussen Duitsland en Vlaanderen zeer snel: contacten tussen kunstenaars en intellectuelen bestaan reeds voor de oorlog. De ontmoeting tussen de Vlaamse en de Duitse kunst wordt voorgesteld als een "gelukkig weerzien” tussen twee artistieke vormen die nauw verbonden zijn. Door middel van de artistieke gelijkenissen tussen Vlaanderen, Wallonië en Duitsland wil men, aanvankelijk stilzwijgend maar later meer uitgesproken, ijveren voor een integratie van België in een Germaans Europa. Bij de bevrijding komt de kwestie van de vervolging naar voren.

Schilder Albert Servaes ontmoet Goebbels in Duitsland

Maar ook hier doemen dezelfde vragen op in de kantlijn: mag men een kunstenaar alleen maar beoordelen op basis van zijn deelname aan een tentoonstelling in een vijandig/bezet land? De motieven voor een dergelijke keuze zijn soms complex: dwang, de wil om zijn loopbaan voort te zetten in oorlogstijd, geldnood enz. Toch zijn sommigen duidelijk schuldig aan culturele collaboratie: In de beeldende kunst wordt Albert Servaes ter dood veroordeeld: door met zijn schilderkunst de toenadering tussen de Duitse en de Vlaamse kunst op te hemelen, heeft hij een rechtstreekse bijdrage geleverd tot de propaganda voor de annexatie van Vlaanderen bij het Derde Rijk. De kunstenaar vertrekt in ballingschap aan het einde van de oorlog en wordt bij verstek veroordeeld. Hij woont voor de rest van zijn leven in Zwitserland. In de literatuur staat met name het werk van bijvoorbeeld Cyriel Verschaeve ten dienste van de nazi-ideologie. Bekijk het onderstaande filmpje hoe bv. Verschaeve nog tot lang na de oorlog een rol speelde in het vlaams-nationalisme.

Impact van Cyriel Verschaeve op de Vlaamse Beweging https://www.youtube.com/watch?v=EHbYTlKdTqQ

Pers en collaboratie

Tot aan de Duitse inval, kan het perswezen als één van de belangrijkste informatiemiddelen beschouwd worden en was zij ook ‘vrij’. Het bezettingsregime zal hier de facto een einde aan stellen. Vanaf 19 mei 1940 verschijnen er geen vrije kranten meer. De Propaganda-Abteilung (PA) gaat snel een perswezen uit de grond stampen dat zich naar de ‘nieuwe orders’ schikt. Eerst zijn er de zogenaamde ‘gestolen titels’: publicaties die voorheen bestonden en waaruit de legitieme eigenaars en soms ook de redacties verwijderd zijn. Het gaat om Le Soir en Het Laatste Nieuws. Met een relatief gematigd gelaat, zullen ze aanzienlijke oplages halen (meer dan 300.000 exemplaren).

KB_JB723_1940-10-11_01_000-00001
'Volk en staat' was een krant die de bezetter en zijn ideologie
ondersteunde.

Vervolgens gaat het om kranten die reeds voor de oorlog bestonden en hun activiteiten als dusdanig kunnen verderzetten. Een opiniepers die al sympathiseerde met extreemrechts: Volk en Staat (Vlaams Nationaal Verbond, VNV), Le Pays réel (Rex), De Dag, Cassandre; of, veel talrijker, kranten van katholieke signatuur die niet van het toneel willen verdwijnen, maar van titel zullen veranderen: De Standaard wordt bijvoorbeeld Het Algemeen Nieuws. Ondanks hun gematigde toon, zullen vele toch een verbod opgelegd krijgen omdat ze de censuur proberen te omzeilen. Hoe zeer ze zich ook autonoom willen opstellen, ze ondergaan allemaal een vorm van censuur, autocensuur en een ‘marsroute’ die uitgestippeld wordt door de PA. Ze zijn ook afhankelijk van de persberichten van het agentschap Belgapress, een filiaal van het Deutsche Nachrichten Buro. Indien ze zich niet schikken naar de richtlijnen, dan volgen er sancties: reprimandes, boetes, schorsingen, de definitieve opheffing…

Maar zowel in het zuiden als in het noorden van het land zijn er ook enkele intellectuelen die beslissen om zich te associëren met de media (tijdschriften, dagbladen, radio) die afhangen van de Propaganda-Abteilung. Ze worden meegesleept door politieke passie, zijn gemotiveerd door opportunisme of door een drang naar voldoening. Zij worden de spreekbuis van de Nieuwe Orde.

 

Verraad door verklikking

Een handgeschreven briefje van een verklikker

De praktijk van de verklikking is erg verscheiden. Niet alleen door de bezetter geviseerde groepen

als Joden, verzetslieden of werkweigeraars worden onder meer door leden van collaborerende groeperingen verklikt, maar ook wie een anti-Duitse belediging uit, van het Duitse leger steelt of naar de Britse radio luistert, loopt het risico door buren, collega’s of familieleden aan de bezetter overgeleverd te worden. Verklikkingen zijn dus zeker niet louter ideologisch geïnspireerde misdrijven, maar enten zich ook op bestaande conflicten, waarbij één van de twistende partijen wraak wil nemen op de tegenstander.Daarnaast kan verklikking ook een meer ambtelijk karakter aannemen, wanneer mensen door beroepsverplichtingen in contact komen met de bezetter. Denk hierbij aan een burgemeester die lijsten van werkloze arbeiders uit zijn gemeente opstelt voor de bezetter of een procureur die de namen van gekende communisten doorgeeft. Het is dan steeds de vraag of de verklikking het rechtstreekse gevolg is van een Duits bevel of net vrijwillig en met veel ijver voldoet aan de wil en de politiek van de bezetter.

Verklikking aan de vijand zorgt bij de bevolking lange tijd voor beroering en controverse en vindt weinig genade bij de publieke opinie. Dit uit zich onder meer in een grote aangiftebereidheid meteen na de bevrijding. Maar toch blijkt de bestraffing van verklikking na de oorlog problematisch. Eerst en vooral is het vaak moeilijk om de verklikking zelf te bewijzen, in het bijzonder wanneer het gaat om een mondelinge verklikking of wanneer een verklikkingsbrief door de bezetter vernietigd is en dus onmogelijk als bewijsmateriaal kan dienen. Hierdoor eindigen processen wegens verklikking vaker in een vrijspraak dan bij alle andere vormen van collaboratie. De militaire rechtbanken kunnen daarom lang niet altijd voldoen aan de roep van de bevolking om verklikkers streng te straffen.