Na je theoretisch kader komt de onderzoeksmethode. Hier vertel je wat je gaat onderzoeken en hoe je het gaat onderzoeken. Dit is niet eenvoudig. Er zijn veel verschillende manieren hoe je iets kan onderzoeken. Welke methode het best is hangt af van je onderwerp, de hoeveelheid tijd en geld die je hebt, wat je zelf interessant vindt enzovoorts. Het is vooral belangrijk dat je constant uitlegt waarom je juist die keuze maakt. Voorbeelden van onderzoeksmethoden zijn:
Bronnenonderzoek: Je zoekt informatie in artikelen, boeken en op internet. Mogelijk vind je ook informatie in niet-geschreven bronnen. Bronnenonderzoek wordt bij vrijwel ieder onderzoek gebruikt: je moet je altijd inlezen. Let op dat het bronnenonderzoek het begin is van je onderzoek en dat je daarna nog een eperiment of ontwerp maakt.
Proefondervinderlijk onderzoek (experiment): Je test hoe iets in de praktijk werkt. Een experiment hoort echt bij de wetenschap. De ene studie leent zich hier alleen beter voor dan de andere. In de exacte vakken is het veel gemakkelijker om een experiment na te bootsen dan voor bijvoorbeeld sociaal onderzoek. Wanneer je voor een experiment hebt gekozen is het wederom belangrijk om goed te beschrijven hoe je het precies gaat aanpakken.
Ontwerp: Je maakt een product dat aan bepaalde eisen voldoet. Dit kan ook een computermodel zijn. Je onderzoek bestaat eruit dat je de eisen helder krijgt en uitzoekt hoe je het beste (goedkoopst, snelst, makkelijkst te herhalen...) aan de eisen kunt voldoen.
Naast de drie bovenstaande onderzoeksmethoden, zijn er ook nog andere mogelijkheden. Deze gebruik je echter niet of nauwelijks bij natuurwetenschappelijk onderzoek.
Enquete: Je stelt vragen aan een bepaalde groep mensen. Bij een enquete moet je goed nadenken over waarom je een bepaalde groep selecteert. Ook moeten de vragen die je stelt je helpen om je onderzoeksvraag te beantwoorden.
Observeren: Je gaat kijken in een bestaande situatie. Denk goed na over waar je op gaat letten. Je kunt bijvoorbeeld turflijsten maken waarbij je op specifieke elementen let. Tijdens de analyse is het belangrijk dat je goed beschrijft hoe je dit hebt aangepakt. Willekeurig dingen noemen die je hebt gezien is niet echt wetenschappelijk. Zorg dat je zegt hoe je het hebt aangepakt want je hebt waarschijnlijk ook veel niet gezien. Zeg hier iets over in je eindverslag.
Interview: Je stelt vragen aan een expert. Bij een interview moet je kunnen uitleggen waarom deze expert belangrijk is voor je onderzoek. Tijdens een interview kun je met een hele vragenlijst aankomen (gestructureerd interview) of je kunt met alleen een aantal onderwerpen aankomen (ongestructureerd). In het tweede geval heb je wat meer vrijheid en kunnen respondenten vrijer antwoord geven. Maak altijd aantekeningen of neem hem interview op. Op die manier kun je beter de gegevens achteraf analyseren.
Meestal zal je meerdere onderzoeksmethoden gebruiken (je doet bijvoorbeeld bijna altijd bronnenonderzoek: je moet je immers inlezen in een onderwerp). Het is vooral belangrijk dat je constant uitlegt waarom je juist die keuze maakt en hoe je het onderzoek uit gaat voeren.