In figuur 1 zie je dat in een vrije arbeidsmarkt een daling in de vraag naar arbeid zal leiden tot een daling van de werkgelegenheid (van A naar A') en een lager evenwichtsloon van (L naar L'). In de nieuwe evenwichtssituatie vindt iedereen die tegen het evenwichtsloon wil werken een baan.
Uit onderzoek blijkt echter dat het aanbod van arbeid, zeker op de korte termijn, in hoge mate inelastisch is. De aanbodcurve loopt daarom vrijwel verticaal. Zie figuur 2. Verder blijkt dat de lonen (zeker naar beneden toe) in de praktijk nogal star zijn, dat wil zeggen dat ze nauwelijks reageren op een verandering in de vraag naar arbeid. Een daling van de vraag naar arbeid leidt dan niet tot lagere lonen, maar alleen tot minder banen (van A naar A').
Er zijn mensen die onvrijwillig werkloos zijn; zij zouden wel willen werken tegen het geldende loon, maar kunnen geen werk vinden.