7.4 Begripsontwikkeling

De volgende indicatoren horen bij subdomein 7.4:

De student kan:

7.4.1. Inventariseren welke begrippen (concepten) geleerd moeten worden teneinde een kerndoel of eindterm te bereiken en het sleutelconcept benoemen.

7.4.2. Leerlingen leren hoe zij begrippen in een samenhangend verband kunnen plaatsen.

7.4.3. Een begrip ‘ontleden’ in deelbegrippen of onderliggende begrippen en bepalen welke leerlingen daarvan al kennen en in welke samenhang.

7.4.4. Begrippen contextualiseren en recontextualiseren volgens de aanpak van de concept-context benadering (Boersma et al. 20109 ) en een verantwoorde keuze maken tussen leefwereld, beroepswereld of wetenschappelijke context waarbij hij ook een keuze kan maken tussen een illustrerende, verbindende, centrale of ‘op afstand’ benadering (Bruning & Michels, 201310).

7.4.5. Onderzoeken en bepalen welke onderwijsleeractiviteiten voor een bepaald begrip aansluiten bij hun leerlingen gebaseerd op vakdidactische literatuur en ervaren collega’s.

7.4.6. Door wetenschappelijk onderzoek onderbouwde (vak)didactische benaderingen toepassen zoals yo-yo’en tussen organisatieniveaus (Knippels, 200211), de conceptcontext benadering en systeemdenken.

7.4.7. In de tekst van een lesmethode of andere bron bepalen welke vaktaal de leerlingen voor moeilijkheden kan stellen en met strategieën zoals ‘taalsteun, context en interactie’ (Hajer & Meestringa, 201512) om problemen doelmatig aanpakken.