Fysiologie

We weten al dat bloed uit verschillende bloedcellen bestaat. Elke bloedcel heeft dan ook zijn eigen functie.

Rode bloedcellen (Erytrocyten)

Rode bloedcellen vervoeren zuurstof en kooldioxide door je lichaam. Ze bevatten een stofje genaamd hemaglobine wat rode bloedcellen hun rode kleur geeft. Hemaglobine kan heel veel zuurstof vasthouden.

Wanneer er in cellen te weinig zuurstof aanwezig is racen de bloedcellen door het lichaam om dat plekje te voorzien van zuurstof.

Een plek in het lichaam kan dan ook te veel kooldioxide bevatten. Als dit opbouwd kan het schadelijk zijn. De rode bloedcellen vervoeren schadelijke kooldioxide en zorgen dat je het weer uitademt.

 

Witte bloedcellen (Leukocyten)

Deze cellen kunnen schadelijke stoffen en ziekteverwekkers herkennen en onschadelijk maken.

Ze bevinden zich niet alleen in de bloedvaten maar ook in de lymfe en lymfeklieren.

Een wittebloedcel zal een bacterie of virus uitschakelen door middel van een stof wat in hun celmembraan zit.
Witte bloedcellen kunnen ook antistoffen aanmaken waarmee ze een ziekteverwekker kunnen uitschakelen.

Een macrofaag is een witte bloedcel die door middel van fagocytose ziekte verwekkers letterlijk opeet. Een macrofaag betekend dan ook 'grote vreter'.

Bloed plaatjes (Trombocyten) 

Dit zijn eigenlijk geen cellen maar stukjes cel die afkomstig zijn van grotere cellen genaamd Megakaryocyten. 

Ze spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling. Wanneer de huid wordt doorbroken en er een wondje ontstaat vormen de bloed plaatjes en beschadigde cellen een spinnenweb achtige structuur en hechten zich aan de beschadigde wand van het bloedvat. In het bloedplasma zit ook een oplosbaar eiwit genaamd fibrinogeen deze worden omgezet in onoplosbare fibrinedraden waardoor de bloeding stopt en er een korstje ontstaat. 

Plasma wordt hierboven al benoemd. Het bloed plasma is de vloeistof waar alle soorten bloedcellen in rond drijven. De voornaamste functie van plasma is dan ook het vervoeren van de cellen en opgeloste stoffen.