Als een overheid maatregelen neemt om eigen bedrijven te beschermen tegen internationale concurrentie spreek je van protectionisme.
Er zijn verschillende argumenten voor protectionisme:
Het vermijden van een te grote afhankelijkheid van het buitenland als het gaat om levensnoodzakelijke producten.
Handhaving van de binnenlandse werkgelegenheid (bescherming tegen landen met lage lonen).
Bescherming van jonge binnenlandse industrieën, die de concurrentie met grote gevestigde bedrijven uit het buitenland nog niet aankunnen.
Het tegengaan van een blijvend tekort op de betalingsbalans.
Voorbeelden van protectionistische maatregelen zijn:
Invoerrechten: een buitenlands bedrijf dat een product in Nederland wil verkopen, betaalt een invoerheffing aan de Nederlandse regering.
Exportsubsidies: de Nederlandse regering subsidieert bedrijven die producten in het buitenland verkopen.
Contingentering: van een buitenlands product mag maximaal een vastgesteld aantal geïmporteerd worden in Nederland.
Kwaliteitseisen: een buitenlands product mag alleen in Nederland verkocht worden als het voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.