Producent: een organisme dat in staat is om zijn eigen voedsel te produceren, een voorbeeld hiervan is een appelboom. Hij gebruikt anorganische stoffen en zet hij ze om naar organische stoffen en heeft hier geen andere organismen voor nodig.
consument: een organisme dat afhankelijk is van een ander organisme voor voedsel, een voorbeeld hiervan is een paard. Het paard heeft gras nodig om niet overleven want hij kan niet zijn eigen voedsel produceren.
reducent: een organisme dat afhankelijk is van consumenten voor voedsel en hij zet die om tot anorganische stoffen voor de producenten. Een voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld een rottingsbacterie. Deze bacterie 'eet' dode consumenten en producenten en hij zet de organische stoffen weer om naar anorganische stoffen.
kringloop: een doorlopende gelinkte keten van organismen die elkaar nodig hebben voor voedsel, de keten is zelfonderhoudend en blijft doorlopen als alle organismen aanwezig zijn.
voedselketen: een gelinkte keten van organismen die elkaar nodig hebben voor voedsel, deze keten is niet zelfonderhoudend.
voedselweb: meerdere voedselketens aanwezig die gelinkt zijn aan elkaar.
autotroof: zelfvoorzienend
organismen: levend object, dit kunnen dieren, planten of schimmels zijn
anorganisch: niet-levend
organisch: levend (of heeft ooit geleefd)
reducenten: schimmels en bacteriƫn die organische stoffen omzetten in anorganische stoffen.