Soortvorming door isolatie

Pas als de verschillende vormen van een soort van elkaar geïsoleerd (gescheiden) raken, kunnen op den duur verschillende soorten ontstaan. Doordat de twee vormen steeds meer van elkaar gaan verschillen, zijn individuen van de verschillende vormen niet meer in staat zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen voort te brengen. De twee vormen zijn dan twee soorten geworden. Hetzelfde kan gebeuren als individuen. van één soort geïsoleerd raken. In de loop van de tijd kan dan aanpassing plaatsvinden-aan verschillende milieus.

Een bekend voorbeeld hiervan zijn de darwinvinken. Darwin ontdekte op de Galapagoseilanden voor de westkust van Zuid-Amerika 14 vinkensoorten. De vinken lijken sterk op elkaar. Alleen de bouw van de snavel is verschillend. De bouw van de snavel is aangepast aan het beschikbare voedsel en dit is op de diverse eilandjes verschillend. Doordat de vinken op verschillende eilandjes leven en zich daardoor niet meer onderling voortplanten, zijn verschillende soorten ontstaan. Darwin veronderstelde dat al deze soorten waren ontstaan uit één soort voorouders, die van het Zuid-Amerikaanse vasteland waren overgevlogen.

Als een kleine groep individuen van een soort geïsoleerd raakt, kan een gemuteerd gen snel in frequentie toenemen. Dat wil zeggen dat steeds meer individuen het gemuteerde gen bezitten. Meestal is een gemuteerd gen recessief. In een kleine populatie is de kans groot dat individuen die een gemeenschappelijke voorouder hebben, met elkaar paren. Als de parende individuen beide een recessief gemuteerd gen van de voorouders hebben gekregen, kan dit gen in de nakomelingschap tot uiting komen (Aa x Aa = aa).

Individuen raken vaak door geografische oorzaken geïsoleerd. Het ontstaan van gebergten, eilanden, rivieren, meren e.d. kan isolatie veroorzaken. Zo veronderstelt men dat de continenten miljoenen jaren geleden met elkaar verbonden zijn geweest. Door bewegingen in de aardkorst zijn de continenten langzaam uit elkaar gedreven. Voorouders van organismen uit Afrika zouden zo gescheiden zijn van voorouders van organismen uit Australië en Zuid-Amerika. Dit verklaart misschien waardoor in Australië en Zuid-Amerika buideldieren voorkomen, die op de andere continenten niet (meer) voorkomen.