Alle planten, dieren en andere organismen die nu op aarde leven, hebben niet altijd bestaan. De meeste biologen zijn ervan overtuigd dat de levensvormen op aarde in de loop van zeer lange tijd zijn ontstaan en veranderd. In de loop van miljarden jaren zijn uit eenvoudig gebouwde organismen steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan. Deze ontwikkeling wordt evolutie genoemd.
De theorie van de evolutie gaat uit van het ontstaan, veranderen en verdwijnen van soorten. Deze theorie is pas in de negentiende eeuw ontwikkeld. Tot die tijd waren veel biologen ervan overtuigd dat de soorten organismen die op aarde leefden alijd zo hadden bestaan.
Een andere verklaring voor het ontstaan van het leven op aarde is de theorie van de schepping. De aanhangers van deze theorie (creationisten) baseren zich op de letterlijke uitleg van de bijbel en het eerste boek (Genesis). Hierin staat beschreven hoe de aarde en de basisvormen van organismen zijn geschapen. Creationisten stellen tegenwoordig dat deze basisvormen in de loop van de tijd door mutatie, recombinatie, isolatie en selectie kleine veranderingen hebben ondergaan. Door verandering van het klimaat zijn soorten uitgestorven. We gaan op deze theorie niet verder in.
De theorie van de evolutie is vooral ontwikkeld door de Engelse onderzoeker Charles Darwin. Zijn ideeën zijn naderhand door andere onderzoekers verder uitgewerkt, waarbij vooral ontdekkingen in de erfelijkheidsleer van belang zijn geweest. De grondgedachten van Darwin zijn in de huidige evolutietheorie terug te vinden. We spreken dan ook van de neodarwinistische evolutietheorie of van het neodarwinisme. Deze evolutietheorie gaat uit van verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en soortvorming door isolatie.