Stappenplannen

Hier kan je de stappenplannen vinden voor het beantwoorden van veel voorkomende vragen op toetsen. De signaalwoorden die je uit je hoofd moet leren kan je vinden bij het kopje stampen!

Hieronder is een lijst van de meest voorkomende soorten leesvragen, en een stappenplan hoe je de antwoorden het beste kunt vinden in de tekst. (Let op! dit zijn ze dus niet allemaal..)

 

Scanvragen

Bij scanvragen wordt er gericht gevraag naar bepaalde concrete informatie, denk hierbij aan jaartijden, w-vragen, auteursnaam, etc.. Je hoeft hiervoor niet de hele tekst te lezen, maar scant de tekst op bepaalde woorden totdat je de alinea gevonden hebt waarin je denkt het antwoord te kunnen vinden.

     Stappenplan Scanvragen

  1. Lees de vraag.
  2. Bedenk waar je het antwoord zou kunnen vinden.
  3. Scan de tekst op deze informatie.
  4. Lees de uitgekozen alinea nauwkeurig.
  5. Beantwoord de vraag.

 

Gatentekst

In een gatentekst is een woord weggelaten. Het ontbrekende woord moet je invullen.

     Stappenplan gatentekst

  1. Lees de tekst vóór en na het gat nauwkeurig.
  2. Lees de antwoorden nog niet.
  3. Bepaal de functie van het woord.
  4. Bepaal de woordsoort die ingevuld moet worden (zelfstandig naamwoord, bijvoegelijk naamwoord, etc.).
  5. Bepaal wat het verband is tussen het deel vóór en na het gat.
  6. Verzin zelf een invulling.
  7. Kies het juiste antwoord en vul dat op de plek van het gat in de zin in om te kijken of het qua betekenis en woordvolgorde past.

 

 

Meerkeuzevragen

Om meerkeuzevragen goed te kunnen beantwoorden, zoek je naar aanwijzingen in de tekst waarop de vraag betrekking heeft. Soms leiden aanwijzingen niet direct naar het juiste antwoord. Vaak lijken meerdere antwoorden juist. In dat geval moet je de afstreepmethode gebruiken.

     Stappenplan meerkeuzevragen

  1. Bekijk de tekst (globaal lezen) om een idee te krijgen waar de tekst over gaat.
  2. Ga na wat je al weet over het onderwerp.
  3. Lees de meerkeuze vraag (alleen de vraag, dus niet de antwoorden!).
  4. Bepaal in welk tekstdeel je het antwoord moet zoeken.
  5. Lees dat stuk door en probeer zelf in gedachten een antwoord te formuleren.
  6. Lees nu pas de meerkeuzeantwoorden door. Stel van elk antwoord vast of het goed zou kunnen zijn of onzin is. Streep foute antwoorden weg.
  7. Zoek in de tekst naar aanwijzingen die belangrijk kunnen zijn voor je keuze en onderstreep deze woorden.
  8. Meestal kun je nu het antwoord al kiezen. Lukt dat niet, streep dan de minst waarschijnlijke antwoorden weg.