Om het voorzetselvoorwerp te kunnen vinden is het handig om van te voren wat vaste combinaties te kennen.
Natuurlijk is verliefd zijn op niet de enige vaste combinatie.
Wachten doe je altijd op iets of iemand.
Verlangen doen we altijd naar iets of iemand.
Tevreden ben ik altijd met iets of iemand.
Twijfelen doe je altijd aan iets of iemand.
*let op*
In sommige zinnen komt er wel een vast voorzetsel voor, maar is het niet de vaste combinatie.
In de zin: Jan wacht op het station op Linda.
Op Linda is in deze zin het voorzetselvoorwerp want je wacht altijd op iets of iemand.
Op het station is in deze zin een bijwoordelijke bepaling**, het is hier niet het antwoord op de vraag: op wie of wat wacht Jan?
Het is het antwoord op de vraag: waar wacht Jan?
Het heeft dus niets te maken met een vaste combinatie.
Wat moet je dus doen?
Heb je een zin met een zinsdeel dat begint met een voorzetsel? Kijk dan of het een vaste combinatie vormt met een ander (werk)woord in de zin.
Ja? Het is een voorzetselvoorwerp.
Nee? Het is waarschijnlijk een bijwoordelijke bepaling.
**Kijk voor de uitleg van de bijwoordelijke bepaling onder het kopje bijwoordelijke bepaling.