Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?

Heel moeilijk is het niet. Het enige wat je moet weten is: wat is een werkwoord?

Moeten, rennen, vliegen, springen, vallen, opstaan, doorgaan, kunnen, blijven, staan, draaien, dippen, likken, schrijven, eten, doen, typen, dragen, gooien, boeien, dollen, lachen, huilen, fietsen, rijden, steppen, kruipen en zo kunnen we nog dagen door blijven gaan.

Alles doe-woorden zijn werkwoorden, alle vervoegingen van deze werkwoorden zijn nog steeds werkwoorden; blijven, blijft, bleef, gebleven. Allemaal werkwoorden.

 

In elke zin staan werkwoorden, alle werkwoorden zijn samen het werkwoordelijk gezegde.

Helaas zijn er ook een paar uitzonderingen, maar daar maken we ons zometeen pas druk om, onder het kopje "naamwoordelijke gezegde."  

 

Let op! De persoonsvorm hoort ook bij het werkwoordelijke gezegde, maar die benoemen we in de zinsontleding gewoon als persoonsvorm.