3.1.3 Hoe zijn je botten gebouwd?

Pijnbeenderen en platte beenderen

In je skelet heb je twee typen botten: Pijpbeenderen en platte beenderen.

Pijpbeenderen zijn langwerpige botten, die vooral in je ledenmaten voorkomen. Het langste pijpbeen is het dijbeen. Elk bot is omgeven door het beenvlies. In het beenvlies liggen bloedvaten en zenuwen. De bloedvaten gaan via het beenvlies het bot in. Vanuit het beenvlies groeit het bot, er ontstaan nieuwe botcellen.

Onder het beenvlies zit een harde laag: het beenweefsel. In het uiteinden (knobbels) van de boten zitten kleine holten in het beenweefsel. Dat noem je het sponsachtig been. In die holten zit rood beenmerg. In het rode beenmerg worden je bloedcellen gevormd.

Het middenstuk van het bot is hol. Dat is de mergholte. In de mergholte zit geel beenmerg. Hierin zit vet opgeslagen. Op de knobbels van het bot zit kraakbeen. Dat kraakbeen zorgt dat de botten soepel langs elkaar kunnen bewegen.

Platte beenderen zijn bijvoorbeeld je ribben, borstbeen en schedelbeenderen. Overal in de platte beenderen zit (hard) sponsachtig been met rood beenmerg. In platte beenderen zit geen mergholte en dus geen geel beenmerg met vet.