Gedurende de tweede helft van de Middeleeuwen kwamen Europese steden tot bloei. Voor velen was dat een eerste kennismaking met het stadse leven. De middeleeuwse stad was echter bij lange na niet zo groot en dichtbevolkt als steden in andere landen en tijden. Vandaar dat men zich extra kan afvragen aan welke voorwaarden een plaats moest voldoen om als stad te tellen. Daarbij blijken handel en nijverheid en de uitgifte van stadsrechten door de heer een belangrijke rol te spelen.
De volgende kenmerken bepalen of er in de middeleeuwse tijd sprake was van een stad:
In principe zijn de bovengenoemde kenmerken ook op middeleeuwse steden van toepassing. Toch is daarmee het hele verhaal nog niet verteld. De doorsnee middeleeuwse stad was relatief gezien namelijk maar klein, waardoor het moeilijk blijft om te bepalen welke plaats zich nu een stad mag noemen.
Milaan en Venetië waren tijdens de late Middeleeuwen de enige plaatsen in Europa met meer dan 100.000 inwoners. Een stad als Parijs had er waarschijnlijk zo'n 80.000.
Andere steden hadden er minder nog. Gent zou later uitgroeien tot de grootste stad van Europa, maar toen waren de Middeleeuwen eigenlijk al voorbij.
De gemiddelde middeleeuwse stad had zo'n 5.000 inwoners. In onze tijd is dat het inwoneraantal horende bij een gemiddeld dorp.
Toch waren zo een kleine plaatsten wel degelijk een stad te noemen. We leggen nu de kenmerken van een stad verder uit.
Een stad was in principe altijd een centrum van handel voor de omgeving, meestal in de vorm van één of meerdere markten. De stad bezat hierdoor ook veel economische macht in de omgeving.
Een dergelijke handelsnederzetting kon om verschillende redenen zijn ontstaan. Meestal ging het natuurlijk om het ruilen en doorverkopen van landbouwproducten.
Hetzelfde gold voor jaarmarkten. Een jaarmarkt was een grote, jaarlijks terugkerende, markt. Deze werden sinds de 12de eeuw meestal in een stad georganiseerd, maar dat hoefde niet.
De mate van economische bedrijvigheid op het gebied van handel en nijverheid telt als een belangrijk onderscheid tussen stad en platteland. Het gaat daarbij niet om de aan- of afwezigheid van bedrijvigheid, maar meer om de hoeveelheid waarop beiden plaatsvinden.
Bij middeleeuwse plaatsen is het extra zaak hier op te letten. Dat komt omdat er in de middeleeuwse stad nog behoorlijk wat landbouw voorkwam, terwijl er op het platteland ook redelijk
wat bedrijvigheid plaatsvond. Stadsbewoners verbouwden
vaak nog gewassen, zij het meestal op kleine schaal voor persoonlijk gebruik. Boeren klusten er op hun beurt in de avonduren en de winter bij met bepaalde vormen van nijverheid.
Waar het om gaat is te bepalen welke vorm van bedrijvigheid er het belangrijkst was. In een stad zijn handel en nijverheid duidelijk op grote schaal aanwezig.
Ondanks het feit dat een middeleeuwse stad meestal van bescheiden omvang was, had deze nog altijd flink meer inwoners dan een dorp. De vraag zou dan zijn vanaf hoeveel inwoners er sprake is van een stad. Helaas blijkt het moeilijk om hiervoor een grens te trekken.
Hoe kun je dan wel bepalen of een plaats genoeg inwoners heeft? De beste mogelijkheid hiertoe hangt nauw samen met het bestaan van een stadswal. Een stadsmuur of andere versterking heeft namelijk weinig zin als er niet genoeg mensen zijn om te verdedigen. Dus als er een stadsmuur is, wil dat vaak zeggen dat de stad een groter inwoneraantal heeft.
De stadswallen laten het onderscheid tussen stad en platteland zien.
Ze vormden een tastbare scheiding. Meestal bestond de wal uit een muur, maar bij kleine plaatsen kon er ook sprake zijn van een houten balken.
Bij de poorten in de muur vond bovendien een toegangscontrole tot de stad plaats.
Er zijn niet veel tijden en plaatsen in de geschiedenis te vinden waarbij de omwalling van steden zo'n belangrijke rol speelde als in de Middeleeuwen.
Het maakte de steden doorgaans tot strak afgeschermde eilandjes.
Het verdedigen van de stad met behulp van een stadsmuur was niet alleen een kwestie van inwoneraantal, maar ook van juridische toestemming. Het was een recht dat door stadsrechten aan de bewoners was verleend door de plaatselijke heer. Daarom is een ommuurde plaats eigenlijk altijd een stad.
Stadsrechten waren privileges die de leenheer van de streek verleende aan de inwoners van een nederzetting, waardoor die een aantal zaken zelf konden regelen zonder daarvoor direct afhankelijk te zijn van de heer. De stadsrechten werden vastgelegd in een speciale oorkonde.
Stadsrechten werden in principe nooit verleend aan een dorp. Een plaats moest groot genoeg zijn om de zelfstandigheid ook waar te kunnen maken.
In dit kader hebben historici vaak geopperd dat iedere plaats met stadsrechten dus zonder meer als een middeleeuwse stad mag tellen. Dat blijkt in de praktijk echter toch niet te kloppen, zeker niet in de Lage Landen.
De eerste steden - Ontwikkeling van een middeleeuwse stad https://schooltv.nl/index.php?id=6&tx_ntrmedia_pi1%5BmediaObject%5D=4343&cHash=a53b7d01d165c93451d5a132d21a6b40