Theorie

Hoe ga je ordenen?

Stel je voor dat je jouw boeken moet ordenen in je boekenkast. Op de bovenste plank leg je de schoolboeken, op de middelste plank komen je hobbyboeken en op de onderste plank doe je je stripboeken. Per boekenplank maak je ook een ordening. Je zet de schoolboeken per vak bij elkaar: exacte vakken, taalvakken, geschiedenis, aardrijkskunde.

Je ordent de boeken op de middelste plank per hobby.
De stripboeken verdeel je in Suske en Wiskes, Kuifjes en Donald Ducks.
Bij dit ordenen heb je gelet op de gemeenschappelijke kenmerken van de boeken.

Organismen zijn ook op basis van gemeenschappelijke kenmerken op een dergelijke manier geordend.
Bekijk dit filmpje over biodiversiteit: schooltv.nl/video/biodiversiteit-heel-veel-verschillende-dieren/.

3.1.1 Ordenen vroeger en nu

De tak van de biologie die zich bezighoudt met het ordenen van organismen wordt taxonomie (taxis = rangorde; nomos = wetmatigheid) of systematiek genoemd. Al vele eeuwen houden mensen zich hiermee bezig. Zo verdeelde de Griekse wetenschapper Aristoteles (384 - 322 v. Chr.) alles wat leefde in twee groepen: planten en dieren. Hij keek hierbij naar de mogelijkheid om te kunnen bewegen, de manier van eten en drinken en naar de manier van groeien van organismen.

Figuur 1. Aristoteles

Door organismen te ordenen, krijg je overzicht van alles wat er is en kun je de naam van het organisme makkelijker opzoeken. Het onderzoeken van een organisme op kenmerken en het opzoeken van zijn naam, noem je determineren.

Schattingen van het aantal verschillende soorten organismen op aarde variëren van ongeveer 10 miljoen tot 200 miljoen! Er bestaan zeker nog veel soorten organismen die nog niet ontdekt zijn. Je kunt je voorstellen dat in diepe oceanen en in ondoordringbare regenwouden organismen leven die nog nooit door wetenschappers zijn beschreven.

Figuur 2. Er zijn rond de 350.000 soorten kevers op aarde bekend. Hier zie je er een klein deel van.

De soorten en groepen organismen die nu op deze aarde leven, hebben niet altijd bestaan. In de loop van de tijd zijn er veel ontstaan, en ook weer verdwenen. Wetenschappers verklaren dit proces van ontstaan, ontwikkelen en weer verdwijnen in de loop van vele generaties aan de hand van de evolutietheorie (zie het hoofdstuk Evolutie).

Figuur 3. Er zijn rond de 4.600 soorten zoogdieren op aarde bekend. Hier zie je er 'maar' 20 van.


Aristoteles ordende alle organismen nog in twee groepen (planten en dieren), tegenwoordig onderscheiden we vier groepen. Deze groepen noem je Rijken. De vier Rijken zijn: Bacteriën, Schimmels, Planten en Dieren. Elk organisme op aarde behoort tot één van de Rijken. De kenmerken die we gebruiken voor deze ordening hebben betrekking op de bouw van de cellen en de voedingswijze.

3.1.2 Celbouw en voedingswijze

Ordening van organismen in één van de vier Rijken gebeurt allereerst op basis van de bouw van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd. Bij de bouw wordt gelet op de volgende celkenmerken:

Figuur 4. Schematische cel met de celkenmerken


In figuur 5 zie je welke celkenmerken er bij elk Rijk horen:

       
Figuur 5a. Bacteriecel:
alleen een celwand
Figuur 5b. Schimmelcel:
celwand, vacuole, celkern
Figuur 5c. Plantencel:
celwand, vacuole,
celkern, bladgroenkorrels
Figuur 5d. Dierlijke cel:
alleen een celkern


Bij de voedingswijze zijn er twee mogelijkheden: zelfvoorzienend of afhankelijk.

Zelfvoorzienende organismen hebben eigenschappen om hun eigen voedsel te maken uit anorganische stoffen (stoffen uit de niet-levende natuur). Planten zijn zelfvoorzienend, want ze hebben fotosynthese: ze maken suiker in hun bladgroenkorrels met behulp van zonlicht, water uit de bodem en koolstofdioxide uit de lucht. Ze gebruiken de suiker voor de groei van hun organen en als energiebron. Ze halen anorganische stoffen (mineralen) uit de bodem die ze gebruiken bij het maken van eiwitten en vetten.

Afhankelijke organismen moeten andere organismen of delen daarvan opeten; zij kunnen alleen organische stoffen (stoffen uit organismen) als voedsel gebruiken (zie figuur 6).

In tabel 1 zie je bij elk Rijk de bijbehorende celkenmerken en levenswijze:

KENMERKEN
RIJK
 
Bacteriën
Schimmels
Planten
Dieren
voedingswijze
afhankelijk (soms zelfvoorzienend)
afhankelijk
zelfvoorzienend
afhankelijk
celgrootte
1 - 10 µm
10 - 100 µm
10 - 100 µm
10 - 100 µm
celwand
ja
ja
ja
nee
celkern
nee
ja
ja
ja
bladgroenkorrels
nee
nee
ja
nee
vacuole
nee
ja
ja
nee

Tabel 1.

Figuur 6. Voedselkringloop
Je ziet dat planten zelfvoorzienend zijn. Bacteriën, schimmels en dieren zijn afhankelijk: ze eten andere organismen of delen daarvan.