Parvo-/coronavirus enteritis
Deze regelmatig voorkomende ziekte begint meestal met braken, binnen een dag gevolgd door diarree vaak met bloed erbij. De hond is dan ook sloom en heeft geen eetlust. De symptomen zijn sterk afhankelijk van leeftijd en algemene conditie. De meeste infecties met symptomen zien we bij jonge honden. Daar is het gevaar het grootst. Niet zelden overlijden ze aan de gevolgen van deze ziekte.
De bestrijding van het parvovirus/coronavirus moet vooral gericht zijn op het voorkomen van een besmetting. Het vermijden van directe en indirecte contacten tussen honden en van contact met een besmette omgeving. Dus braaksel of diarree direct opruimen en de bewuste plek goed ontsmetten. Met name het parvovirus is zo sterk, dat gewoon schoonmaken niet voldoende is. Voor ontsmetting van besmette ruimten en voorwerpen zijn aldehyden
effectief: Voor de behandeling van een infectie met het parvovirus zal de eigenaar zo snel mogelijk met zijn hond naar de dierenarts moeten.
De belangrijkste maatregel om te voorkomen dat de hond een parvo infectie krijgt is het regelmatig vaccineren van de hond. Dit is dus iets wat je best mag vragen van je klanten ter bescherming ook van hun dier.
Hondenziektevirus
Hoewel deze virusziekte niet heel veel in Nederland wordt gezien, moet men toch met deze ziekte rekening houden, omdat hierbij ook sterfte kan optreden. Ook bij hondenziekte kunnen we braken en/of diarree aantreffen. Regelmatig zien we ook een ontsteking van de voorste luchtwegen en een oogontsteking (conjunctivitis) gepaard gaande met koorts. Uiteindelijk wordt het centrale zenuwstelsel aangetast, waarbij zenuwverschijnselen ontwikkelen: toevallen en verlammingsverschijnselen. In bepaalde gevallen doet zich een huidaandoening voor: een abnormale verhoorning van de voetzolen en neus (hard pad disease).
Om te voorkomen dat honden deze aandoening krijgen, wordt er gevaccineerd met levende entstoffen. Deze wordt meestal in combinatie met andere entstoffen gegeven zoals bijvoorbeeld Parvo. Het vermijden van directe en indirecte contacten tussen honden en een goede ontsmetting blijven uiteraard ook van belang.
Hepatitis Contagiosa Canis = H.C.C. (besmettelijke leverziekte)
Naast Hondenziekte en Parvo is H.C.C. wellicht de meest voorkomende infectieziekte bij de jonge hond. De meeste infecties verlopen waarschijnlijk subklinisch en worden daarom door de eigenaar niet opgemerkt. Jonge pups kunnen, net zoals bij veel virusinfecties geldt, een peracute infectie doormaken waarbij ze vrijwel symptoom loos sterven.
Het virus wordt uitgescheiden met urine, feces en speeksel.
De eerste symptomen zijn weinig specifiek. De dieren zijn ernstig ziek, ze hebben hoge koorts en conjunctivitis. Soms zien we bloedingen op de slijmvliezen en vaak zijn de tonsillen en lymfeklieren vergroot. Bijna altijd is de lever pijnlijk vergroot. Als de dieren niet aan deze ernstige algemenen infectie met hepatitis dood gaan, dan zien we tijdens de herstelfase nogal eens een nierontsteking optreden. Na herstel kan het virus nog lang met de urine worden uitgescheiden. Tijdens de ziekte of in de herstelfase kunnen de dieren een melkglasoog (witte troebeling van de cornea) krijgen, die doorgaans spontaan verdwijnt.
De bestrijding van H.C.C. gebeurt vooral door vaccinatie. De definitieve enting mag pas in de 13e levensweek plaatsvinden in verband met aanwezigheid van maternale antistoffen. Voor die leeftijd moet contact met soortgenoten zoveel mogelijk vermeden worden .
Kennelhoest (Infectieuze Tracheobronchitis)
Een aantal verschillende virussen (Para-influenzavirus, Adenovirustype 2) en bacteriën (Bordetella bronchiseptica) is tot dusverre in verband gebracht met besmettelijke aandoeningen van de voorste luchtwegen van de hond. Een wisselde combinatie hiervan toont het beeld "Kennelhoest".
Waarschijnlijk geeft een infectie met alleen virussen milde symptomen te zien en baant deze de weg voor mogelijke secundaire bacteriële verwekkers die de oorzaak van meer chronische ontstekingen zijn. Kennelhoest treedt meestal op wanneer honden van verschillende plaatsen bijeen gebracht worden zoals bij tentoonstellingen en kennels. De ziekte dankt dan ook zijn naam aan het feit, dat vooral die honden de ziekte oplopen, die in een 'stresssituatie'. De morbiditeit (het ziek worden) van de ziekte is hoog, tot 100% van de dieren kan ziek worden en de mortaliteit (sterftecijfer) is laag. De besmette dieren herstellen doorgaans binnen enkele dagen tot weken. Het ziektebeeld is niet altijd uniform.
De symptomen variëren van een droge, pijnloze, aanvalsgewijs optredende hoest met of zonder oog- en neusuitvloeiing tot een ernstige bronchopneumonie. Ontsteking van bronchiën en longen. Vaak zien we een tonsillitis en koorts.
De bestrijding van kennelhoest in kennels en asielen berust vooral op een goede bedrijfsvoering en hygiënische maatregelen. Hierbij staan goede ventilatie en desinfectie op de voorgrond. Nieuwe dieren moeten eventueel in quarantaine geplaatst worden; verder dienen de dieren individueel gehuisvest te worden . Wat betreft vaccinatie: jaarlijks kan gevaccineerd worden, alhoewel hiermee niet voorkomen kan worden dat de honden nooit meer verkouden worden. De behandeling van honden met kennelhoest moet vooral gericht zijn op de bestrijding van secundaire bacteriële infecties. Afhankelijk van de klinische symptomen moet tevens een symptomatische therapie ingesteld worden.
Rabiës = Hondsdolheid
Hondsdolheid of rabiës is voor mens en dier een levensgevaarlijke virusziekte, die gelukkig niet meer voor komt in Nederland. Alleen besmette vleermuizen met het rabiës virus worden soms in ons land nog aangetroffen.
De rabiës enting bij huisdieren in Nederland is niet noodzakelijk . Wél wordt dit vereist wanneer het huisdier mee gaat naar het buitenland. De enting dient dan één maand voor het vertrek te zijn gegeven. Gezien het karakter van de ziekte zal duidelijk zijn, dat hiermee geen enkel risico kan worden genomen! Vaak gelden ook nog speciale eisen ten aanzien van een gezondheidsverklaring en dergelijke. De dierenarts kan hierover de precieze informatie verstrekken.
De eerste rabiës vaccinatie wordt gewoonlijk niet eerder dan op een leeftijd van twaalf weken gegeven en, afhankelijk van de wettelijke eisen en de gebruikte entstof, herhaald na één tot drie jaar. Er wordt een 'dode' (geïnactiveerde) entstof gebruikt, die geen risico met zich meebrengt voor het dier.
De besmetting vindt plaats door de beet van een hondsdol dier, waarbij infectieus speeksel in de wond komt. Alle dieren kunnen het krijgen al zij er wel verschillen in gevoeligheid. Katten zijn ongeveer net zo gevoelig als honden.
Het virus verspreidt zich via de zenuwbanen naar het centrale zenuwstelsel, vermenigvuldigt zich daar en verspreidt zich dan in omgekeerde richting over het willekeurige en onwillekeurige zenuwstelsel. De incubatietijd varieert van acht dagen tot ruim een jaar. Hoe verder de beet af is van de hersenen, hoe langer de incubatieperiode.
Het klinisch beeld van rabiës is zeer variabel. Bij de hond kunnen we drie stadia onderscheiden.
Toenemende karakterveranderingen: een levendig dier wordt rustig en treurig terwijl een rustig dier juist druk wordt. Vaak hebben honden jeuk op de plaats waar ze gebeten zijn en verwonden ze zichzelf op die plek. Soms is er wat koorts. Meestal eten de dieren wel nog. De speekselproductie neemt toe.
De onrustverschijnselen worden steeds heftiger en er treden aanvallen van razernij op. Losgebroken dieren gaan zwerven en bijten in alles wat ze tegen komen. Er gaan verlammingsverschijnselen optreden, zich o.a. uitend in hees blaffen en slikproblemen.
De verlammingsverschijnselen worden steeds duidelijker met o.a. verdere verlamming van de onderkaak, tong en oogspieren. Ook de pootspieren raken steeds verder verlamd, zodat het dier tenslotte uitgeput blijft liggen. De meeste honden sterven na circa vijf dagen. In meer
dan de helft van de gevallen wordt stadium b. overgeslagen en spreken we van stille dolheid.
Een mogelijk vaccinatieschema voor honden kan zijn: