Opgaven

1H02.V.2 Opgaven ................................................................................................................

  Plaats op de kaart

 

  1. Geef op de aardbol op het werkblad de drie plaatsen met de volgende coördinaten aan: 20 WL, 50 NB; 50 OL, 20 ZB; 50 WL, 20 ZB.
  2. Kleur op het werkblad het gebied waar de plaatsen liggen tussen 20 OL en 40 OL en tussen 0 NB en 60 NB.
  3. Geef ook de noordpool aan op de aardbol.

Om de noordpool aan te geven is maar één coördinaat nodig.

  1. Wat is die coördinaat?

 

  Werken op de kaart

 

Op kaarten staan vaak breedte- en lengtecirkels. Daarmee kan dan de ligging van een plaats worden bepaald.

St. Petersburg ligt op 30 OL, 60 NB.

  1. Geef St. Petersburg met een stip op de kaart op het werkblad aan.
  2. Kleur op de kaart het gebied dat ligt tussen 120 OL en 180 OL en tussen 40 ZB en 10 ZB.

Op de kaart is Amsterdam aangegeven.

  1. Lees af wat de coördinaten zijn van Amsterdam.

Santiago de Chile ligt op 70 WL, 33 ZB.

  1. Geef Santiago met een stip aan.

 

 

  Antipoden

 

Twee punten op aarde heten elkaars antipoden (tegenvoeters) als ze precies tegenover elkaar liggen. Hun verbindingslijn gaat dus door het midden van de aarde.

  1. Wat is de antipode van de noordpool?
  2. En wat is de antipode van het punt 0 OL, 0 NB?

Op de wereldbol ligt een punt op 50 WL.

  1. Wat weet je van de antipode van dit punt?

Een punt ligt op 40 NB.

  1. Wat weet je van de antipode van dit punt?