Stap1 WATER en LAND, een wereld van verschil

Lees de informatie hieronder goed door, doe ideeën op over je eigen ontwerp en maak de oefening.

Organismen die in het water leven, hebben een totaal andere omgeving dan organismen op het land. Een aantal verschillen tussen land en water merk je zelf als je gaat zwemmen:

  1. Op het land trekt de zwaartekracht je naar de grond. In het water is er een druk omhoog, die ervoor zorgt dat je in het water kunt drijven.
  2. In het water is er altijd voldoende vocht aanwezig. Op het land kan water een beperkende factor zijn.
  3. In het water  kan je minder makkelijk bewegen: de weerstand van water is groter dan de weerstand van lucht.


VORM VAN HET LICHAAM
Bij dieren die in het water leven, is hun lichaam zo aangepast dat ze zich snel en soepel kunnen voortbewegen. Zij hebben een gestroomlijnd lichaam.

Zo kan een olifant best zwemmen, maar hij komt toch niet zo snel vooruit als een zeekoe, die een vergelijkbaar gewicht heeft.


ADEMHALING

Bijna alle organismen hebben zuurstof nodig om te kunnen overleven. Zuurstof zorgt ervoor dat glucose uit het voedsel in de cellen kan verbranden, waardoor energie vrijkomt.

Zij halen die zuurstof uit de lucht óf uit het water. Zowel in lucht als in water komt zuurstof voor. Ongeveer 21% van de lucht bestaat uit zuurstof, in water is dat percentage veel kleiner. Bij dieren zie je verschillende 'oplossingen' om zuurstof op te nemen in de vorm van verschillende typen ademhalingsorganen.

Insecten

Insecten ademen door hele kleine gaatjes in hun lichaam. Deze gaatjes zijn verbonden met een netwerk van buisjes die tracheeën heten.
Al deze tracheeën samen vormen het tracheeënstelsel van een insect. Rond de tracheeën bevindt zich de lichaamsvloeistof van een insect.
Deze lichaamsvloeistof neemt de zuurstof op uit de tracheeën. De lichaamsvloeistof wordt in beweging gehouden door meerdere harten. Daardoor komt de zuurstof met de lichaamsvloeistof bij alle cellen van het insect.

Trachee:
buisjes die zuurstof door het lichaam vervoeren.

Stigma:
gaatjes in het lichaam waardoor lucht naar binnen kan.

Lichaamvloeistof:
neemt zuurstof op uit de tracheeën en transporteert het naar alle cellen in het lichaam.

Voorbeelden:

 

 

 

 

 


Een deel van de insecten die in het water leven, halen hun zuurstof uit de lucht. Een ruggenzemmer bijvoorbeeld zwemt steeds naar boven om een 'hap' lucht te halen, maar dan wel met zijn achterlijf ...

 

 

 

 

 

 



Een rattenstaartlarve is de larve van een zweefvlieg. De larve heeft een adembuis die hij boven het water steekt om zuurstof op te halen.

 

 

 

 


 

Een haftenlarve heeft (trachee)kieuwen aan de zijkant van zijn achterlijf. Deze larven halen hun zuurstof dus uit het water. Ze zijn daarom afhankelijk van een goede waterkwaliteit.


Vissen

Vissen halen zuurstof uit het water met behulp van kieuwen.
De meeste vissen laten het water langs hun kieuwen stromen door hun kieuwdeksels te bewegen. Dit zorgt voor een voortdurende waterstroom door de kieuwen. De kieuwen halen de zuurstof uit het water en geven het door aan het bloed. Bekijk het onderstaande filmpje:

 

 

 

 

 

 

 



Amfibieën

Kikkers en salamanders hebben drie manieren om aan zuurstof te komen. Dit verandert bij sommige dieren zelfs tijdens één levenscyclus.

Ademhaling bij amfibieën kan:

Jonge amfibieën, zoals kikkervisjes, ademen vooral met de huid van hun grote staart. Door de heel dunne huid kan zuurstof rechtstreeks naar het bloed.
Behalve huidademhaling hebben kikkervisjes ook kieuwen.

Bij jonge kikkervisjes bevinden de kieuwen zich buiten het lichaam.
Als ze groeien, worden de kieuwen bedekt.

 

Volwassen kikkers hebben geen kieuwen meer. Zij hebben longen en ademen ook door hun huid. Zij leven in en om het water, waardoor ze die dunne huid vochtig kunnen houden. Zo drogen ze niet uit.

Volwassen kikkers hebben geen kieuwen meer.
Bij salamanders (ook amfibieën) bevinden de kieuwen zich bij de larven én bij volwassen dieren buiten het lichaam. Veel salamandersoorten nemen zuurstof op via zowel de huid als de kieuwen.




De olm is een soort salamander die behalve kieuwen ook longen heeft.
Deze salamandersoort neemt dus op drie manieren zuurstof op: met de huid, met kieuwen en met longen!


 

Reptielen

Reptielen hebben een dikke huid. Daardoor kunnen ze niet via de huid ademhalen. Omdat reptielen meestal op het land leven, hebben ze ook niet veel aan kieuwen. Reptielen nemen zuurstof op met hun longen.

Vogels

Vogels verbruiken veel energie en dus ook zuurstof bij het vliegen. Vogels hebben longen die in verbinding staan met luchtzakken. De luchtzakken staan weer in verbinding met de holtes in de botten. Sommige vogelsoorten hebben wel negen luchtzakken. Door de ademhaling met luchtzakken stroomt er voortdurend lucht door de longen.

Zoogdieren

Ook de meeste zoogdieren zijn landdieren. Zij hebben longen waarmee ze ademhalen.

 

 

 

 

 

 

Als je alles hierboven goed bestudeerd hebt, kan je de oefening maken: