Stap 1 Aanpassingen in droge gebieden: Bladeren en wortels

Een blad neemt koolstofdioxide op voor de fotosynthese door huidmondjes. Huidmondjes zijn kleine openingen aan de onderkant van de bladeren. Er verdampt ook water via de huidmondjes.

In droge gebieden hebben planten vaak minder en kleinere huidmondjes, waardoor ze minder water verdampen.


Huidmondjes: hierdoor kunnen gassen zoals zuurstof en koolstofdioxide het blad in- en uitgaan.

Sluitcellen: regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.

In een woestijn duurt het soms maanden voor er regen valt.
Vetplanten kunnen zo’n droge periode overleven doordat ze water opslaan in hun bladeren.
Vetplanten hebben ook weinig en kleine huidmondjes.



Cactussen slaan water op in hun stengels. Zij hebben geen bladeren en verdampen dus minder water. Er zitten wel huidmondjes in de stengel om koolstofdioxide op te nemen.

 

Een (vaat)plant heeft wortels om water en mineralen op te nemen uit de bodem. Het water gebruikt de plant voor de fotosynthese.
Via het water worden ook stoffen zoals suikers en mineralen van de wortels naar de bladeren en omgekeerd vervoerd.

Om in droge gebieden te kunnen leven hebben de wortels verschillende aanpassingen. Vaak hebben planten in droge gebieden heel veel wortels die een groot oppervlak innemen. Bij sommige bomen is het wortelstelsel even groot als de boom zelf!

Als het grondwater diep zit, zijn de wortels heel lang.
Deze acacia in Afrika kan een wortel laten groeien van 60 meter!