Diepte zien en Gezichtsveld
De ogen van de mens staan zes en een halve centimeter uit elkaar. Beide ogen staan voor in het gezicht en niet aan de zijkant zoals bij vele andere dieren. Doordat de ogen voorin het gezicht zitten, is er een grote overlap in het gezichtsveld dat beide ogen zien.
Echter, doordat de beide ogen ongeveer zes en een halve centimeter uit elkaar staan bekijken beide ogen de wereld net vanuit een iets ander perspectief. Dit kan je makkelijk controleren door je vinger voor je neus te houden en dan afwisselend je linker- en rechteroog dicht te doen. Je ziet dan als het ware je vinger voor de "achtergrond " van links naar rechts springen. Het linkeroog ziet de wereld dus net iets anders dan het rechteroog.
Dit verschil heet de binoculaire parallax. De beelden van beide ogen gaan naar het gezichtscentrum in de hersenen. De hersenen ontvangen door de eerdergenoemde parallax echter twee beelden. De hersenen - meesters in het creëren van een virtuele wereld - vormen deze twee beelden om tot één beeld met diepte.
Deze opdracht doe je met 4 leerlingen.
Waar hij/zijn/hem staat, wordt ook zij/haar bedoeld.
De eerste leerling (lln 1) gaat het gezichtsveld straks tekenen. Lln 1 houdt zijn linkeroog dicht en blijft recht vooruitkijken. Je laat je ogen dus nergens anders naartoe draaien. Dit is lastig, dus let op! Leerling 1 houd het witte touwtje in het midden vast bij de rode markering. Lln 2 pakt het eerste uiteinde vast.
Lln 2 gaat voor lln 1 staan en schuift steeds iets meer naar links, ten opzichte van lln 1 die tekent (tegen de klok in). Lln 2 blijft net zo lang verder schuiven totdat lln 1 hem niet scherp meer ziet.
Lln 2 blijft daar nu staan en houdt het touwtje nog steeds vast.
Lln 3 pakt het andere uiteinde vast van het witte touwtje en draait om lln 1 heen naar rechts (met de klok mee), totdat lln 1 hem niet meer scherp kan zien. Er ontstaat nu een V-vorm in het touwtje met lln 1, 2 en 3.
Lln 3 blijft daar nu staan en houdt het touwtje ook nog steeds vast.
Lln 4 neemt het bruine touwtje. Het ene uiteinde houdt lln 1 ook vast en het andere uiteinde houdt lln 4 vast en gaat nu voorbij lln 3 en schuift nog verder naar rechts, met de klok mee. Lln 4 blijft net zo lang verder schuiven totdat lln 1 hem helemaal niet meer kan zien. Lln 4 blijft daar staan.
Lln 1 tekent nu op zijn papier het gezichtsveld wat hij scherp kan zien met zijn rechteroog. Meet de hoek van je gezichtsveld en geef dit aan in de tekening. Herhaal nu alles stappen ook voor het linkeroog. Lln 1 tekent beide tekeningen van het gezichtsveld, links en rechts, in één tekening, zoals in figuur 1.
Iedereen maakt een eigen tekening
Herhaal de bovenstaande stappen met lln 2 die nu tekent.
Herhaal alles ook voor lln 3 en lln 4. Maak een duidelijke tekening van jouw gezichtsveld.
Extra voor HAVO
Leerlingen die op HAVO-niveau werken gaan hun eigen tekening vergelijken met de andere leerlingen uit het groepje. Je beschrijft zorgvuldig de verschillen en de overeenkomsten die je ziet. Zijn er duidelijke verschillen? Bedenk hiervoor een verklaring en noteer deze.
Extra voor VWO
Leerlingen die op VWO-niveau werken voeren de vorige twee opdrachten uit en gaan hierna ook de gezichtsvelden van verschillende soorten dieren vergelijken met die van zichzelf. Schrijf de overeenkomsten en de verschillen op die je hieruit kan opmaken. Verklaar de gevonden verschillen aan de hand van de functie van de ogen voor de mens en de verschillende dieren.
Voorbeelden: