Overal op de wereld, van de diepste, donkerste diepzee tot aan giftige meren en de koudste poolstreken, zijn levende organismen te vinden. In het vorige thema heb je geleerd dat planten, dieren, schimmels en bacteriën in een ecosysteem afhankelijk zijn van de omgeving en van elkaar.
In dit thema maak je kennis met de vindingrijkheid van de natuur. Je leert op welke manieren verschillende soorten planten en dieren in de loop van de tijd zijn aangepast aan de omgeving waarin ze leven. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat een waterlelie in een sloot in Amstelveen er anders uitziet dan een cactus in de woestijn. De vorm van (de onderdelen van) een organisme hangt dus samen met het ecosysteem waar een soort leeft. Alles is gericht op overleven. Je hebt hier al een voorbeeld van gezien bij het thema over ecologie. Maar er zijn nog veel meer voorbeelden!
VORM hoort bij FUNCTIE
Om op welke plek dan ook te kunnen overleven moet een orgamisme het volgende met zijn 'lichaam' kunnen doen:
Voor deze functies heeft elke organisme onderdelen met een bepaalde vorm.
Een paar voorbeelden:
De grote hoektanden van een LEEUW helpen het dier om een prooi te doden en te verslepen.
Functie: Voeden
Een BRANDNETEL heeft brandharen waarmee hij zich verdedigt tegen planteneters. Functie: Verdediging tegen vijanden.
Een KAMEEL heeft vetbulten op zijn rug waarin hij water vasthoudt. Zo 'verdedigt' hij zich tegen watertekort in de woestijn. Functie: Verdediging tegen omgeving.
Bij veel PLANTEN zorgen bijen en andere insecten voor de bestuiving. De vorm en kleur van de BLOEMEN zijn er bij die planten op gericht de bijen aan te trekken. Functie: Voortplanting!
Kijken met een ontwerpersbril
Bij élk onderdeel van een organisme kan je de vraag stellen hoe het is aangepast aan de omgeving waarin het organisme leeft. Met een ontwerpersbril stel je de volgende deelvragen:
Als je deze ontwerpersvragen bij het doornemen van deze digitale route steeds in het achterhoofd houdt, helpt dat je de lesstof te begrijpen.
Waarom leer je over aanpassingen bij planten en dieren?
Rond 1850 publiceerde de bekende bioloog Charles Darwin zijn evolutietheorie, waarmee hij kon verklaren hoe het kan dat er zoveel verschillende vormen van leven bestaan op aarde. Deze evolutietheorie is een heel belangrijke basis voor veel van de biologische kennis die in de afgelopen twee eeuwen is ontwikkeld. Over evolutie leer je op een later moment. Een deel van de basiskennis die je nodig hebt om evolutie te kunnen begrijpen, over specifieke aanpassingen van soorten organismen aan hun omgeving, leer je in dit thema.