Het milieu heeft grote invloed op de verschijningsvorm, het fenotype. De regel is immers: fenotype = genoom + milieu. Om te onderzoeken of en hoe een bepaalde eigenschap bij een mens door het genotype (het DNA dus) dan wel door het milieu bepaald wordt, doet men vaak tweelingonderzoek. Eeneiige tweelingen zijn grotendeels genetisch identiek aan elkaar. Onderlinge verschillen tussen deze tweelingen zijn bijna altijd toe te schrijven aan invloeden van buitenaf (milieufactoren). Een voorbeeld is de lichaamslengte van een eeneiige tweeling. De verschillen zijn onder andere toe te schrijven aan de hoeveelheid voedsel die opgenomen wordt, of ziekten die doorgemaakt zijn. Het feit dat eeneiige tweelingen onderling niet veel verschillen in lengte, geeft aan dat erfelijkheid bij deze eigenschap een grote rol speelt.
Als een bepaalde eigenschap bij eeneiige tweelingen niet van elkaar verschilt, ongeacht de verschillende milieu-invloeden, dan wordt deze eigenschap voor 100% genotypisch bepaald. Een voorbeeld is de bloedgroep. Deze is altijd gelijk bij eeneiige tweelingen. Bij de mens is met behulp van tweelingen uitvoerig onderzoek gedaan naar allerlei kenmerken. De tweelingen die daarvoor gebruikt worden, zijn:
De grootte van het verschil van een kenmerk uit groep 1 met hetzelfde kenmerk uit groep 2 is een maat voor de werking van het milieu bij gelijke erfelijke samenstelling. De vergelijking tussen groep 1 en groep 3 geeft informatie over het gevolg van erfelijkheidsverschillen op de vorming van een kenmerk; de verschillen tussen TT en ET die in hetzelfde milieu zijn opgegroeid, moeten een erfelijke oorsprong hebben. Hoe kleiner de verschillen binnen eeneiige tweelingparen ten opzichte van die binnen twee-eiige tweelingparen, des te groter de rol van erfelijkheid.
Conclusies over het al dan niet erfelijk zijn van kenmerken kunnen, zo blijkt uit recente onderzoeken, niet altijd direct getrokken worden. Er kunnen veranderingen optreden in de genen, na de bevruchting en na de splitsing van de bevruchte eicel. Ook kan de activiteit van genen veranderen, lang voor de geboorte, al dan niet door milieu-invloeden.
Onderzochte lichaamskenmerken van de mens zijn onder andere: schedellengte, suikerstofwisseling (hoe reageert het lichaam op schommelingen van het suikergehalte in het bloed?), vatbaarheid voor allerlei besmettelijke ziekten, elektro-encefalogram (EEG), intelligentie (IQ), lichaamsgewicht, lichaamslengte en borstomvang.
bron: 10voorbiologie.nl