Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
Congruentie betekent dat zowel de persoonsvorm als het onderwerp beide in het meervoud of beide in het enkelvoud staan. Het gaat erom dat ze in elk geval gelijk aan elkaar zijn. Dus of allebei in meervoud of allebei in enkelvoud. Als dit verschillend is, noem je dat incongruentie (oftewel een congruentiefout).
Een voorbeeld van zo'n congruentiefout is:
De docenten kijkt snel de toetsen na.
In dit geval staat de persoonsvorm (kijkt) in het enkelvoud en het onderwerp (de docenten) staat in het meervoud. Dit is dus onjuist. De volgende zinnen zouden wel goed zijn:
De docenten kijken snel de toetsen na.
De docent kijkt snel de toetsen na.
In dit geval is het vrij duidelijk dat hier een fout wordt gemaakt, maar in sommige gevallen is het lastig om te bepalen of je met meervoud of enkelvoud te maken hebt.
Enkelvoud gebruik je als:
Een aantal jongens uit de klas gaat naar die wedstrijd.
en niet: Een aantal jongens uit de klas gaan naar die wedstrijd.
Een groot gedeelte van de klas is te laat in de les.
en niet: Een groot gedeelte van de klas zijn te laat in de les.
De H&M heeft de nieuwe collectie al binnen.
en niet: De H&M hebben de nieuwe collectie al binnen.
Meervoud gebruik je als:
De Verenigde Staten hebben besloten om verkiezingen te houden.
en niet: De Verenigde Staten heeft besloten om verkiezingen te houden.
De media laten haar niet met rust.
en niet: De media laat haar niet met rust.
De politie en de overheid zullen (beiden) hierop toezien.
en niet: De politie en de overheid zal hierop toezien.
Bekijk het filmpje dat hieronder staat.
Opdracht 1
Kies telkens de goede zin en noteer daarvan de letter.
1.
A. 40 procent van de jongeren heeft een slaaptekort.
B. 40 procent van de jongeren hebben een slaaptekort.
2.
A. De groep meiden gaat naar het concert van Beyoncé.
B. De groep meiden gaan naar het concert van Beyoncé.
3.
A. De jongeren gaat tegenwoordig niet meer zo vaak buiten spelen.
B. De jongeren gaan tegenwoordig niet meer zo vaak buiten spelen.
4.
A. Een groot deel van de oliebollen is al op.
B. Een groot deel van de oliebollen zijn al op.
5.
A. De Verenigde Arabische Emiraten trekt veel toeristen.
B. De Verenigde Arabische Emiraten trekken veel toeristen.
6.
A. Een klein deel van de wedstrijden zijn afgelast.
B. Een klein deel van de wedstrijden is afgelast.
7.
A. RTL en SBS 6 zenden voetbalwedstrijden uit.
B. RTL en SBS 6 zendt voetbalwedstrijden uit.
8.
A. De Provinciale Staten van Friesland verzet zich tegen de aanleg van de hogesnelheidslijn.
B. De Provinciale Staten van Friesland verzetten zich tegen de aanleg van de hogesnelheidslijn.
9.
A. Een aantal leerlingen uit de klas blijven zitten in klas 2.
B. Een aantal leerlingen uit de klas blijft zitten in klas 2.
Opdracht 2
Geef van onderstaande zinnen aan of deze juist of onjuist zijn. Verbeter de onjuiste zinnen.
1. 35 procent van de bevolking willen een nieuwe minister-president.
2. Een groot gedeelte van de klas gaat morgen naar Naturalis.
3. De Verenigde Staten heeft het gebruik van verdovende middelen verboden.
4. Een aantal kleuters wil in de pauze binnen blijven.
5. Die softdrugs wordt in Nederland gedoogd.
6. De helft van de kinderen gaan morgen naar dat partijtje.
7. Het merendeel van de ouderen gaat niet meer op vakantie naar het buitenland.
8. De zwerm bijen volgen de jongen een heel eind.
Opdracht 3
Klik op onderstaande link. Let op! De persoonsvormen moeten in verschillende tijden worden genoteerd (tt + vt). Lees de opdracht en zinnen dus goed door!
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-congruentie/
De antwoorden van opdracht 1 en 2 vind je hier: