1.2.4 Lijdende en bedrijvende zinnen

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie lijdende en bedrijvende zinnen
Bekijk onderstaande zinnen:

1. De jongen koopt een voetbal. 

2. Een voetbal wordt door de jongen gekocht. 

 

Zin 1 staat in de bedrijvende vorm, ook wel de actieve vorm genoemd. In deze zin is koopt het werkwoordelijk gezegde, de jongen is het onderwerp en een voetbal is het lijdend voorwerp. 
Bij een bedrijvende zin handelt het onderwerp. Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling.  

Zin 2 staat in de lijdende vorm, ook wel de passieve vorm genoemd. Bij een lijdende zin ondergaat het onderwerp de handeling en er is überhaupt geen lijdend voorwerp


Om van zin 1 zin 2 te maken moeten er een aantal veranderingen plaatsvinden:

 

Nog enkele voorbeelden zijn:

1. De buurman eet een stuk taart. (bedrijvende vorm)

2. Het stuk taart wordt door de buurman gegeten. (lijdende vorm) 


1. Het meisje maakt een hele lange slinger. (bedrijvende vorm)

2. De hele lange slinger wordt door het meisje gemaakt. (lijdende vorm) 

 

Opdracht 1
Maak onderstaande oefening over lijdende en bedrijvende zinnen. 

 

Opdracht 2
Klik op onderstaande link. Lees nog even de uitleg door en maak de drie oefeningen!

https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/overige/lijdende-of-bedrijvende-vorm/