6.1.3 Vertelperspectieven en tijd

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Een verhaal kan vanuit verschillende perspectieven worden verteld. Dit noem je vertelperspectieven. Tijdens deze les leer je over de meest voorkomende vertelperspectieven. Daarnaast gaan we dieper in op tijd in verhalen. In welke tijd wordt een verhaal verteld? En worden er tijdsprongen gemaakt?

 

Vertelperspectief 
Verhalen worden op verschillende manieren geschreven. De meest voorkomende manieren staan hieronder beschreven:

Ik-verteller / ik- perspectief
Wanneer je te maken hebt met een ik-verteller, weet je alleen van deze figuur wat hij/zij ziet, denkt en voelt. Je kruipt als het ware in de huid van deze persoon. Bij een ik-verteller weet je dus niet hoe andere (bij)figuren zich voelen en wat zij denken. Je beleeft het verhaal dus vanuit één persoon en je weet dus net zoveel als hij/zij. Dit wordt ook wel het ik-perspectief genoemd.

Dan heb je ook nog een vertellend ik en een belevend ik. Bij een vertellend ik vertelt de persoon over dingen die al gebeurd zijn, terwijl een belevend ik de gebeurtenissen ter plekke meemaakt en deze beschrijft.

Wanneer de hoofdpersoon geen ik-figuur is, maar een hij/zij-figuur is die bij naam wordt genoemd, dan heb je te maken met een personaal of een auctoriaal perspectief. Beide perspectieven worden hieronder uitgelegd.

Personaal perspectief
Je hebt bij een personale-verteller dus niet te maken met een ik-figuur, maar wel met één hoofdpersoon van wie je weet wat hij/zij ziet, voelt en denkt. Van de bijfiguren weet je dat niet. Het verschil met een ik-verteller is dat bij een personale vertelsituatie de hoofdpersoon bij naam wordt genoemd. Bij een ik-vertelsituatie wordt er vanuit de ik geschreven, dat is bij een personale-verteller niet het geval.

Auctoriaal perspectief
De auctoriale-verteller is een veel voorkomende vertelsituatie. Je hebt hier te maken met een alwetende verteller. Deze verteller heeft inzicht in alle personages, omdat hij als het ware 'boven' het verhaal staat. Als lezer krijg je zo een compleet overzicht van alle gebeurtenissen en het hoe en waarom daarvan. Je weet dus via deze verteller van alle personages wat zij zien, denken en voelen.


Tijd
Verhalen spelen zich af in een bepaalde tijd. Dit wordt ook wel de historische tijd genoemd. Voorbeelden hiervan zijn: Tweede Wereldoorlog, Gouden Eeuw, eenentwintigste eeuw et cetera.

Daarnaast heb je de vertelde tijd en de verteltijd van een verhaal. Bij beide begrippen gaat het over de hoeveelheid aan tijd die nodig is in het verhaal. Bij de vertelde tijd van een verhaal wordt er gesproken over de totale tijd die alle beschreven gebeurtenissen in beslag nemen. Een boek van Harry Potter gaat bijvoorbeeld altijd over een schooljaar.

Bij de verteltijd wordt er niet gekeken naar de gebeurtenissen in het verhaal, maar naar bijvoorbeeld het aantal bladzijden dat een boek heeft. Hoe lang doet men erover om een verhaal te vertellen.

In verhalen kan een schrijver ook gebruik maken van tijdversnelling en tijdvertraging. Bij tijdversnelling wordt een, vaak onbelangrijke, zaak versneld door een schrijver. Dit kan hij doen door in een paar regels te vertellen dat er een tijdsprong wordt gemaakt van bijvoorbeeld een (aantal) jaar. Ondanks het feit dat een bepaalde handeling of gebeurtenis veel tijd kost, wordt er niet veel tijd aan besteed.

Bij tijdvertraging daarentegen wordt juist veel aandacht besteed aan iets dat heel weinig tijd kost. Dit zijn vaak de belangrijke onderdelen in een verhaal die gedetailleerd worden verteld. Bijvoorbeeld de gedachten van een persoon kunnen uitvoerig worden beschreven, terwijl gedachten in het echt heel snel voorbij flitsen. Je bent dus meer tijd kwijt aan het lezen van die gedachten, dan hoe lang die gedachten daadwerkelijk hebben geduurd.

Een auteur kan ervoor kiezen om een verhaal in chronologische volgorde of niet-chronologische volgorde te schrijven. Eenvoudige verhalen kennen een chronologische volgorde, dat wil zeggen dat de gebeurtenissen zich na elkaar afspelen (in de juiste tijdsvolgorde).

Een auteur kan er ook voor kiezen om vanuit het heden, gebeurtenissen uit het verleden te beschrijven. Deze terugblikken worden ook flashbacks genoemd. Je hebt ook flashforwards, dat zijn juist vooruitwijzingen. Dit soort elementen zorgen ervoor dat een schrijver binnen zijn/haar verhaal tijdsprongen maakt van vroeger, naar het heden en soms zelfs naar de toekomst. Wanneer deze door elkaar worden gebruikt, heb je te maken met een niet-chronologisch verhaal.

 

Opdracht 1
Maak onderstaande oefening. 

 

Opdracht 2
Maak onderstaande oefening.