Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers, maar wanneer doe je wat? Dat ga je vandaag leren!
Je gebruikt letters voor:
Aanvullingen:
* De woorden miljoen, miljard en biljoen schrijf je altijd los → twee miljoen, acht miljard, drie biljoen;
* Breuken schrijf je ook los van elkaar, tenzij je te maken hebt met een samenstelling: driekwartsmaat, vijfenhalf.
Je gebruikt cijfers voor:
Aanvullingen:
* Indien er in een zin een rare mix ontstaat van woorden en getallen die hetzelfde onderwerp hebben, mag je in beide gevallen cijfers gebruiken. Bijvoorbeeld in de zin:
Op de vergadering stemden 16 mensen voor de sluiting van de coffeeshop en 21 tegen.
Eigenlijk hoor je 16 in letters te schrijven, omdat het een getal onder de twintig is. In dit geval mag je 16 wel in cijfers schrijven, omdat je 21 óók in cijfers schrijft. Anders krijg je een rare mix waarbij het ene getal in letters staat geschreven en het andere getal in cijfers, terwijl het om dezelfde mensen gaat.
* Voor grote ronde getallen in een tekst, mag je letters en cijfers combineren → 23 duizend mensen, 456 miljoen euro, 67 duizend kilo;
* Bij een klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema, ondanks dat dit samenstellingen zijn → tweeënhalf, drieënhalf.
Opdracht 1
Geef van onderstaande getallen aan of deze juist of onjuist staan genoteerd. Verbeter vervolgens de getallen die niet juist genoteerd zijn.
1. 50
2. vijf meter
3. 345
4. achtmiljoen
5. 12 augustus 2020
6. drie-enhalf
7. elf procent
8. vier tiende
9. zeven duizend
10. 15 miljoen
Opdracht 2
Kies telkens de juiste notatie van het getal. Let op: in sommige zinnen moet je meerdere keuzes maken.
1. We wisten op het laatste moment nog net 8 / acht champagneglazen te regelen voor 1 / één januari.
2. Wij wonen sinds 2 / twee jaar op de Kerkstraat nummer 10 / tien.
3. Morgenmiddag zal om 2 / twee / 14.00 uur de operatie gaan plaatsvinden.
4. De wasmiddel is nu in de aanbieding; 5 / vijf flessen voor maar 12 / twaalf euro.
5. Die wandeling van 40 / veertig kilometer duurde maar liefst 6 / zes uur.
6. Het gemiddelde aantal leerlingen in de klas is van 19 / negentien naar 23 / drieëntwintig leerlingen gegaan.
7. Inmiddels heeft Nederland 17 / zeventien miljoen inwoners.
8. Toen wij aankwamen was 2/3 / twee derde van de taart al op.
De antwoorden van opdracht 1 en 2 vind je hier: