Aan het eind van deze les ...:
Opdracht 1
Vorig jaar heb je geleerd wat homoniemen en homofonen zijn. Weet jij het nog? Overleg het volgende met je buurman/buurvrouw.
1. Welke betekenissen kennen de volgende woorden?
arm
bank
beeld
2. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de volgende woorden?
hart + hard
gebeurt + gebeurd
steak + steek
Theorie
Homoniemen zijn woorden die je hetzelfde schrijft en die hetzelfde klinken, maar die een verschillende betekenis hebben. Zo is bank een meubel waarop je kan zitten, maar je kunt ook pinnen bij een bank. Hetzelfde woord wordt hier dus gebruikt voor verschillende dingen.
Voorbeelden van homoniemen zijn: bal - blaadje - haar
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar die je niet hetzelfde schrijft. Ook deze woorden hebben verschillende betekenissen.
Voorbeelden van homofonen zijn:
wij - wei ⇒ Wij gaan naar buiten en De koeien staan in de wei
mei - mij ⇒ In mei gaan we op vakantie en Wil je mij helpen?
Homografen zijn woorden die je hetzelfde schrijft. Alleen door de uitspraak kan je horen dat het om verschillende woorden gaat. Vaak leg je de klemtoon anders. Voorbeelden van homografen zijn:
voorkómen (beletten) + vóórkomen (bestaan/ zich voordoen/ voor het gerecht verschijnen en dus ook een homoniem)
dij - kramp (kramp in je dij dijkramp) + dijk - ramp (een ramp met de dijk dijkramp)
miníster (iemand in de regering minister) + mini - ster (een kleine ster minister)
Ook homograaf is een homograaf ⇒ homográáf + hómograaf (een graaf die homo is)
Opdracht 2
Noteer van de volgende woorden waar je mee te maken hebt. Kies uit: homoniem - homofoon - homograaf. Let op! Bij sommige woorden zijn er meer van toepassing.
1. want
2. dolfijn
3. riem
4. steak
5. massagebed
6. bloem
7. verfrommel
8. ijs
Opdracht 3
Maak met elk van de onderstaande homografen twee zinnen waarbij de beide betekenissen duidelijk worden. Weet je maar één betekenis van een woord? Zoek dan de andere betekenis op!
regent
valkuil
kantelen
Opdracht 4
Bedenk zelf nog drie homoniemen, drie homofonen en drie homografen.
De antwoorden vind je hieronder: