Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
Vorig jaar heb je, als het goed is, al kennisgemaakt met een aantal stijlfiguren. Stijlfiguren zijn woordgroepen of zinnen die op een ongebruikelijke manier worden geformuleerd, waardoor ze opvallen en afwijken van normaal taalgebruik.
Even opfrissen
Stijlfiguren die we vorig jaar hebben besproken zijn: pleonasme, tautologie, hyperbool en eufemisme. Weet jij nog hoe het zat? Bespreek dit klassikaal of met je buurman / buurvrouw.
Mocht je het even niet meer weten, kan hier klikken voor de uitleg.
Je kan eventueel ook onderstaande filmpjes waarin deze begrippen kort worden uitgelegd.
Nieuwe stijlfiguren
Tijdens deze les leer je over vier nieuwe stijlfiguren. Deze stijlfiguren komen regelmatig voor in het dagelijks leven. De stijlfiguren die we gaan behandelen zijn: understatement, ironie, paradox en oxymoron.
Understatement
Je hebt misschien weleens iemand horen zeggen: 'Thats the understatement of the year'.
Een understatement lijkt wel een beetje op een eufemisme. Net als bij een eufemisme druk je met een understatement iets minder sterk / zwak uit. Alleen werkt het versterkend en dat is bij een eufemisme niet het geval. Een eufemisme werkt verzachtend en verbloemend. In een understatement zit iets wat op ironie lijkt. Het komt vaak grappig / spottend over. Voorbeelden van een understatements zijn:
Zingen is niet mijn grootste talent oftewel Ik kan voor geen meter zingen.
Het paleis waarin hij woont, is een aardig optrekje oftewel Het paleis waarin hij woont, is prachtig en groot!
Ironie
Er zijn drie stijlfiguren die met 'spot' te maken hebben. Dat zijn sarcasme, cynisme en ironie. Ironie is een uiting van bedekte of milde spot. Wanneer je een ironische opmerking maakt, zeg je iets waarvan je eigenlijk het tegenovergestelde bedoelt of je overdrijft heel erg. Dit bedoel je overigens niet serieus en voor de omstanders is het vaak dus ook duidelijk dat het om een grapje gaat. Het is dus niet kwetsend voor anderen, terwijl dat bij sarcasme en zeker bij cynisme wel het geval kan zijn.
Voorbeelden van een ironische opmerkingen zijn:
Wanneer een leerling veel te laat in de les komt en de docent dan zegt: 'Goede avond'.
Of als een docent tegen een verlegen leerling zegt: 'Je kletst me de oren van het hoofd'.
Paradox
Paradox bestaat uit twee Griekse woorden, namelijk 'para' en 'doxa'. Het eerste gedeelte 'para' betekent 'tegen' en 'doxa' betekent 'verwachting' oftewel paradox betekent tegen de verwachting. Een paradox is dus een uitspraak die zichzelf tegenspreekt en daarmee wordt de uitspraak onmogelijk gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn:
Zeg nooit nooit ⇒ de spreker zegt hier zelf 'nooit'
Ik lieg altijd ⇒ als dit zou kloppen, zou de spreker dit keer de waarheid spreken en dus niet altijd liegen.
Een paradox is een uitspraak die op het eerste gezicht niet klopt. Je moet er meestal even over nadenken. Het is een schijnbare tegenstelling.
Oxymoron
Een oxymoron is een vorm van een paradox. Bij een oxymoron worden tegenstrijdige woorden met elkaar gecombineerd tot een uitdrukking. Het woord oxymoron bestaat zelf uit twee tegenstrijdige woorden, namelijk 'oxys' en 'moros'. Het eerste gedeelte 'oxys' betekent scherp en 'moros' betekent stomp. Een oxymoron betekent dus: scherp-stomp. Deze woorden spreken elkaar tegen. Een oxymoron is een echte tegenstelling, terwijl een paradox een schijnbare tegenstelling is.
Voorbeelden van een oxymoron zijn:
een oorverdovende stilte
een levend lijk
een grote dwerg
oud nieuws
Opdracht 1
Maak onderstaande opdracht.
Opdracht 2
Klik op onderstaande link en lees, bekijk de uitleg over de stijlfiguren. Kies in elk geval de stijlfiguren die in deze les zijn behandeld. Verder mag je ook andere stijlfiguren bestuderen.
Lees dus de uitleg, bekijk de filmpjes en probeer eventuele opdrachten te maken.
https://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/stijlfiguren/