Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie: Hoe zat het ook al weer?
Er worden regelmatig fouten in de werkwoordspelling gemaakt, zelfs in reclames gaat het soms nog mis. Daarom gaan wij er ook dit jaar weer mee oefenen!
Het is belangrijk dat je je de regels eigen maakt, zodat je het op een gegeven automatisch goed doet.
Nog even de regels in het kort
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Wanneer er ik bij of je/jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de stam.
Voorbeelden: ik vind - word ik - meld jij - brand je
Wanneer het om iets of iemand anders gaat, schrijf je stam + t.
Voorbeelden: Pietje vindt - wordt hij - jij meldt - brandt de school
*Tip: Weet je het even niet? Vul dan lopen in. Dan hoor je of er wel of geen -t achter de persoonsvorm komt.
Persoonsvorm in de verleden tijd
Bij de verleden tijd kijk je eerst of je te maken hebt met een sterk of een zwak werkwoord. Sterke werkwoorden zijn weetwoord. Deze woorden veranderen sterk van klank: loop → liep, spring → sprong, zwem → zwom etc.
Je schrijft sterke werkwoorden, zoals je ze uitspreekt. Je voegt absoluut geen extra letter toe!
Bij zwakke werkwoorden noteer je eerst de stam van het werkwoord en dan kijk je naar de laatste letter. Staat deze laatste letter wel in 't exkofschip dan plak je achter de stam -te(n). Staat de laatste letter van de stam niet in 't exkofschip dan plak je achter de stam -de(n).
Voorbeelden:
stam: dans → de s staat wel in 't exkofschip, dus doe je +te(n) → danste(n)
stam: praat → de t staat wel in 't exkofschip, dus doe je +te(n) → praatte(n)
stam: teken → de n staat niet in 't exkofschip, dus doe je +de(n) → tekende(n)
stam: brand → de d staat niet in 't exkofschip, dus doe je +de(n) → brandde(n)
Je ziet dat sommige woorden dubbel -t of -d krijgen. Dit kan alleen als er al een -t of een -d in de stam staat.
Let op! Lees de zin altijd goed om te kijken of je met enkelvoud (+te / +de) of met meervoud (+ten / +den) te maken hebt!
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord staat altijd in combinatie met een hulpwerkwoord.
heeft gekregen - is geweest - wordt gemaakt
Maak het woord langer om de laatste letter te horen. Kom je er op die manier niet uit? Gebruik dan 't exkofschip. Een voltooid deelwoord kan nooit -dt hebben.
Hieronder vind je een schema dat je eventueel kan doorlopen.
Opdracht 1
Nu jij! Vul de ontbrekende woorden in, kies uit:
tegenwoordige, sterk, verleden, persoonsvorm, klinkers, werkwoorden, 't exkofschip, stam, voltooid deelwoord, zwak, langer, spelling, werkwoord
Schrijf de nummers in je schrift en zet de juiste woorden erachter. Let op! Sommige woorden moet je meerdere keren gebruiken.
De regels van werkwoordspelling
Werkwoordspelling heeft alles te maken met de (1) van (2) . Er zijn aparte
regels gemaakt voor het schrijven van de (3) . In de (4) tijd schrijf je bij de ik-vorm
alleen de (5) . Ook wanneer er jij of je achterstaat, schrijf je alleen de (6) .
Wanneer het om iets of iemand anders gaat, schrijf je de (7) + t.
Om te horen of het alleen de stam is of stam + t kan je een ander (8) invullen,
bijvoorbeeld lopen.
In de (9) tijd kijk je eerst of het (10) sterk of (11) is. Heb je te
maken met een (12) werkwoord, dan zijn daar verder geen regels aan verbonden.
Voorbeelden hiervan zijn: loop wordt liep en zwem wordt zwom. Dit zijn weetwoorden.
Heb je te maken met een (13) werkwoord, dan schrijf je eerst de (14) op en
dan kijk je naar de laatste letter. Als deze letter in (15) staat, komt er te(n) achter.
Bijvoorbeeld bij het werkwoord wachten. De stam is: wacht de t staat in 't exkofschip, dus komt er -
te(n) achter (wachtte(n).
Staat de laatste letter van de (16) nietin (17) , dan komt er de(n) achter.
Bijvoorbeeld bij het werkwoord branden. De stam is: brand de d staat niet in 't exkofschip, dus komt
er -de(n) achter (brandde(n). De (18) e, o en i en tellen niet mee in (19) .
Bij een (20) is iets al voltooid. Je hebt het al gedaan. Het (21) staat altijd in
combinatie met een ander werkwoord. Je maakt het voltooid deelwoord (22) om te horen
wat de laatste letter is.
Opdracht 2
Hieronder zie je verschillende plaatjes. Schrijf bij elk plaatje de volgende dingen op:
- Het woord dat verkeerd is geschreven;
- Waarom is het woord op het plaatje fout geschreven? Welke regel hoort erbij?;
- Verbeter de fout, dus schrijf het woord op de juiste manier op.
Opdracht 3
Klik op onderstaande linkjes en maak de opdrachten. Voor de eerste link is het handig dat je even opzoekt wat onregelmatige werkwoorden zijn.
1. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zwakke-sterke-of-onregelmatige-werkwoorden/
2. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-werkwoordspelling/
3. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-werkwoordspelling-2/
4. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-persoonsvorm-tt-en-vt-en-voltooide-deelwoorden/
Opdracht 4
Klik op onderstaande link en maak de quiz over werkwoordspelling.
https://www.taalvoutjes.nl/quiz-werkwoordspelling-2
Hieronder vind je de antwoorden van opdracht 1 en 2: