Isotoon
Wanneer je een rode bloedcel van een mens in een vloeistof legt met dezelfde osmotische waarde, dan zal er niet veranderen aan de rode bloedcel. Het volume van de cel blijft gelijk. In dit geval gaan er erven watermoleculen door het celmembraan als dat ze eruit gaan.
Hypotoon
Wanneer de rode bloedcel in een vloeistof wordt gelegd waarvan de osmotische waarde lager is dan het cytoplasma in de cel, dan zal water door osmose de cel binnentreden. Het gevolg is dat het volume van de cel toeneemt, de cel zwelt op. Dit kan zo ver gaan dat de cel kapot kan barsten.
Hypertoon
Wanneer de rode bloedcel in een vloeistof wordt gelegd waarvan de osmotische waarde hoger is dan het cytoplasma in de cel, dan za lhet water door osmose uit de cel weggaan. Het gevolg is dat het volume van de cel afneemt, de cel krimpt in elkaar. De cel kan sterven door het waterverlies.
Dieren passen zich aan aan hun omgeving. Hierdoor zal een zoetwatervis nooit kunnen overleven in zoutwater en andersom. Wanneer je een zoetwatervis in de zee zou zetten is er een groot verschil van osmotische waarde in de cellen van de vis en het zoute water. Gevolg is dat de cellen van de water af zouden staan aan de zee om maar tot een osmotisch evenwicht te komen. Het gevolg is dat de cellen van de vis zo ver in elkaar krimpen, dat de vis dood gaat.
Bron: biologie voor jou opdrachtenleerboek havo 4a (6e druk)