Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is. Ze kijken ook hoe de bewolking er uitziet en of de bewolking af- of toeneemt.
2. Neerslag
Neerslag is er in soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.
Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt. Wat voor neerslag er valt.
Of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen).
En hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur).
3. Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait. Of de wind aanwakkert dan wel afzwakt.
Uit welke richting de wind waait. En of de windrichting verandert of niet.
4. Temperatuur
De temperatuur wordt meerdere malen per dag gemeten in graden Celsius.
Zo wordt duidelijk wanneer het warmer of kouder wordt.
5. Luchtdruk
Meestal uitgedrukt in millibar.
De luchtdruk wordt meermalen per dag gemeten om stijging of daling vast te stellen.