Bij de tweede opdracht ga jij je aan de slag met het meten van je hartslag na een rustige looppas.
Eén persoon van het tweetal gaat 2 minuten een rustige looppas aanhouden en de ander zorgt weer voor de tijd. Na 2 minuten leg je weer twee vingers op de binnenkant van je pols en tel je het aantal hartslagen weer voor 30 seconden.
Hoeveel hartslagen heb je nu? Doe dit getal weer keer 2 en je weet weer hoeveel hartslagen je per minuut hebt.
Noteer al je uitkomsten op je werkblad.
Blijf je hartslag per minuut tellen voor de komende 5 minuten en noteer elke keer hoeveel slagen je telt.
Wissel weer van rol.