Bij de derde opdracht ga jij je aan de slag met het meten van je hartslag na touwtje te hebben gesprongen.
Eén persoon van het tweetal gaat touwtje springen voor 2 minuten en de ander zorgt voor de tijd.
Na het touwtje springen meet jij weer je hartslag door weer twee vingers op de binnenkant van je pols te leggen en weer voor 30 seconden je hartslag te tellen.
Hoeveel hartslagen heb je nu? Doe dit getal weer keer 2 en je weet weer hoeveel hartslagen je per minuut hebt.
Noteer je uitkomsten op je werkblad.
Blijf je hartslag per minuut tellen voor de komende 5 minuten en noteer elke keer hoeveel slagen je telt.
Wissel weer van rol.