Je gaat je resultaten nu in een assenstelsel neerzetten.
Neem op de horizontale as: tijd in minuten (1 hokje = 1 minuut)
Neem op de verticale as: aantal hartslagen per minuut (1 hokje = 20 hartslagen per minuut).
Gebruik verschillende kleuren voor de drie lijnen en noteer duidelijk welke lijn welke kleur heeft.
Voorbeeld:
‘Stel je hartslag is in rust 80 slagen per minuut. Dan begin je bij tijd = 0 minuten en daar hoort dan 80 slagen per minuut bij. Daar zet jij een stip neer. Dan trek je een rechte lijn van de starttijd (0 minuten) naar de eindtijd 5 minuten. Je hartslag verandert in rust niet tijdens de meting.
Als je je hartslag meet direct na de oefening.
Begin je met bij tijd = 0 minuten met de meting die je direct na je oefening meet. Als dit na je inspanning 110 slagen per minuut is, dan zet je een stip bij (0, 110).
Je blijft je hartslag nu de komende 5 minuten bij houden en noteert na elke minuut weer hoeveel hartslagen je hebt geteld.
Verbind de punten met elkaar.
Valt je iets op? Hoe is dit bij jouw klasgenoten?