Een hart van steen - Renate Dorrestein

Boek: Een hart van steen

Auteur: Renate Dorrestein

Leesniveau: 3

Standaardverslag

Het standaardverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
- samenvatting van het boek
- overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
- informatie over de schrijver
- je eigen mening over het gelezen boek
Bij deze opdracht geldt dat je alle informatie (met uitzondering van je eigen mening) letterlijk van internet mag overnemen. Vermeld in dat geval bij elk onderdeel de gebruikte bron. Wees kritisch in de bronnen die je gebruikt. Jij bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verwerkingsopdracht.

 

 

Samenvatting:

Hoofdpersoon en vertelster van het verhaal is de 37-jarige Ellen van Bemmel, een werkloze patholoog-anatoom. 25 jaar na het drama in haar familie gaat zij weer wonen op de plaats des onheils: de villa Kakelbont aan de Lijsterlaan in een buitenwijk van Haarlem, waar ze als derde kind ooit gelukkig was. Zij is zwanger, bewust alleenstaand, en algauw na de verhuizing veroordeeld tot bedrust. Zo heeft ze tijd genoeg om te bladeren in het oude fotoalbum, het verleden te reconstrueren, te praten met de schimmen van haar dode familieleden en antwoord te krijgen op de vraag die haar pijnigt sinds haar twaalfde: waarom ontsnapte zij aan het gruwelijke lot dat haar moeder, lijdend aan kraamvrouwenpsychose, voltrok over haar zusjes, broer en man?

Deel I

Studietijd Frits, najaar 1956 of 1957 (p. 11-43)

Ellen van Bemmel is het derde kind in het gezin van Frits en Margje van Bemmel. De oudste is de vijftienjarige Billie (Sybille). Daarna volgen Kes (Kester), de bijna twaalfjarige Ellen, de bijna driejarige Carlos (Michiel) en Ida, die als het verhaal begint, geboren wordt 'in een ongewoon koude zomernacht.'

Ellens ouders woonden in een fraaie, ouderwetse villa, waarin twee etages ingeruimd waren voor hun knipselbureau. Als enige waren zij gespecialiseerd in 'americana'. Frits ordende de knipsels op onderwerp, Margje zorgde ervoor dat geïnteresseerden snel over de gevraagde informatie konden beschikken.

Op de dag dat Ellen twaalf werd, kreeg Carlos een ongeluk: hij kreeg kokend water over zijn hals en borst. Hij werd direct onder de koude douche gezet en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar verbleef hij wekenlang. Ellen weet dit ongeluk aan de komst van de nieuwe baby, van wie ze alleen maar onheil verwachtte. Ze vond dat dit kind Ida moest heten, 'want een lelijker naam kon ik niet verzinnen. Ida rijmde op malaria, en als je er een paar letters bij gooide, kreeg je diarree' (p. 16). Ellen kreeg als verjaardagscadeau een hond. Omdat ze geen naam voor hem wist te verzinnen, noemde ze hem Hond. Toen ze later in het kantoor van haar ouders een knipselmap van Orson Welles zag en getroffen werd door diens brede, vlezige gezicht, wist ze een naam voor de hond: Orson.

Margje de Groot leerde Frits van Bemmel toevallig kennen, toen ze op weg naar haar werk op een advocatenkantoor een lekke band kreeg. Frits had een baantje als fietsenmaker, had haar aangesproken, de band geplakt en een afspraakje gemaakt voor een fietstochtje naar Spaarndam op zondag. Ze waren getrouwd toen Margje al zes maanden in verwachting was.

Sybilles eerste dagje op het strand, augustus 1959 (p. 44-78)

Ellen had stomtoevallig in de krant de advertentie gelezen, waarin de ouderlijke villa te koop stond. Met het geld van de ouderlijke erfenis had ze het huis in een impuls gekocht. Omdat er een grafisch kantoor in had gezeten, was de inrichting nogal veranderd. Ellen had haar intrek genomen in het souterrain. Ze had zich voorgenomen het huis vertrek voor vertrek te 'heroveren'. 'Op eenhoog het Billie-boudoir (...). Ernaast de Kester-kamer (...). Voor Ida-Sophie de zonnige kamer met het balkon op het zuiden en voor Carlos (...) een logeerkamer (...). Zelf blijf ik in het hok van Bas' (p. 159).

Alleen haar huisarts kent haar telefoonnummer: zij moet hem bellen als de weeën beginnen. Tot haar verrassing wordt ze gebeld door Thijs Kamerling, met wie ze dertien jaar van haar leven gedeeld heeft en die ze ruim een jaar geleden voor het laatst gesproken heeft. Hij zegt dat er al weken een oproep voor een uitstrijkje voor haar ligt en dat hij stad en land heeft afgebeld om achter haar telefoonnummer te komen. Ellen denkt terug aan hun relatie. Ze was hem vaak ontrouw geweest en had hem 'compleet vermalen, een uitgemergelde zenuwpees van hem gemaakt' (p. 49).

In een tuincentrum in de buurt koopt ze wat planten en bloemen voor in de tuin. Achter de balie ziet ze Bas Veerman, een ex-werknemer van het knipselbureau. Als hij over het drama van 25 jaar geleden wil beginnen, voelt ze de tranen in haar ogen schieten en maakt ze dat ze wegkomt.

Diezelfde avond komt Bas om zijn excuus aan te bieden: het was die ochtend absoluut niet zijn bedoeling geweest om haar van streek te maken. Als hij haar daarop een hand geeft en het tuinpad afloopt, komt hij Thijs tegen. Ellen vindt dat haar ex-man er goed uitziet en nodigt hem uit voor een borrel. Hij wijst het verzoek af, geeft haar schutterig de oproep en een bos rozen en vertrekt.

Het verhaalheden wordt enkele keren onderbroken door flashbacks.

Carlos en Ellen hadden de kindermoord overleefd. Ze waren kort daarna naar het weeshuis De Eenhoorn gebracht, waar kinderen van alle leeftijden waren en alternatieve groepsleiders met baarden en sjaaltjes om hun hoofd geknoopt.

Ida was een 'spuugbaby' geweest, die onophoudelijk had gehuild. Ze werd na enkele weken met spoed geopereerd aan wat een maagvernauwing bleek te zijn. De artsen hadden gezegd dat het kantje-boord was geweest en dat de sterke levenswil de baby had gered. Weer had Ellen eraan gedacht dat Ida een ongeluksnaam was.

Margje was niet zo vlot als anders van het kraambed opgestaan; Frits hield intussen het knipselbureau gaande. Op de dag dat Ida naar het ziekenhuis was gebracht, was Margje plotseling uit bed gekomen om haar baby te zoeken. Ze was hysterisch geworden omdat ze dacht dat haar kinderen haar verdoofd hadden, zodat ze niet zou merken dat Ida weg was. Met een mesje had ze Billie bedreigd. Ze was pas tot bezinning gekomen toen Billie zachtjes had gezegd dat ze Carlos bang maakte.

Ida's doopplechtigheid, 4 september 1972 (p. 79-112)

Ellen bezocht in september haar nieuwe school: de eerste klas van het gymnasium. Na enkele weken kwam Ida terug uit het ziekenhuis, twaalf pond zwaar. Algauw bleek dat Margje overbezorgd was, zo leek haar de vorm van Ida's hoofdje niet goed.

Een week na thuiskomst werd Ida gedoopt in de kerk. Ellen had tevergeefs geprobeerd haar ouders van de naam Ida af te houden ('Nieuwe kwelgeesten zullen haar telkens opnieuw weten te vinden. Als ze doodgaat, is het mijn schuld,' p. 85).

Tijdens de plechtigheid raakte Margje in paniek, toen de baby wat pruttelgeluiden maakte. Ze graaide de baby uit Kesters armen en liep haastig de kerk uit. Na een halfuur kwam ze doorweekt van de regen met Ida thuis. Ze dacht dat ze door een taxichauffeur achtervolgd werd en wilde Ida in het hangmappensysteem wegbergen. Ellen bracht haar weer enigszins tot bezinning.

De begeleiders van Ellen hadden het beter gevonden dat ze naar een andere school ging. Ze gedroeg zich vreemd; zo rende ze met gespreide armen door de lange gangen en deed een bommenwerper na. Haar kerstrapport was het slechtste van de klas. Ze had een vertrouwelijk gesprek met de rector gevoerd, die begrip toonde voor haar moeilijke situatie. Ze trok op met twee meisjes uit De Eenhoorn, Gerda en Marlies, met wie ze stiekem hasj rookte en bier dronk.

Tot haar verdriet meldden zich adoptieouders voor haar broertje Carlos. Haar begeleiders zeiden dat Carlos deze kans niet mocht laten lopen, mede gezien de vele plastische operaties die hij voor de boeg had, telkens als hij weer wat gegroeid zou zijn. Onder invloed van de hasj hoorde zij de stemmen van Billie en Kester.

Toen Carlos met zijn toekomstige adoptieouders van een dagje Artis was teruggekeerd, was Ellen met hem weggevlucht. Urenlang hadden ze door de sneeuw gelopen, totdat ze merkte dat ze niet bij station Haarlem maar bij station Overveen was aangekomen. Ze waren teruggelopen naar Haarlem. Ze had zich het adres van de rector herinnerd, had daar aangebeld en hem gevraagd of haar broertje hier een tijdje mocht onderduiken. Ze mochten één nacht blijven. De rector belde het internaat en de volgende dag waren ze er weer terug. Tien dagen later vertrok haar broertje naar zijn nieuwe ouders, de familie Kamphuis. 'Het was maar op proef', hadden ze gezegd, maar Carlos was nooit meer teruggekomen.

Ellen werkt vaak tot 's avonds laat in de tuin van de villa. Soms komt Bas helpen. Hij vertelt haar dat Prozac zijn leven heeft gered. Als hij over haar zwangerschap begint en naar de vader informeert, wordt ze woedend: ze heeft niemands hulp nodig. Ze denkt aan haar nieuwe kind, dat ze 'Ida-Sophie' noemt. Plotseling voelt ze een hevige pijn in haar onderlichaam, bloed loopt langs de binnenkant van haar benen.

Deel II

Kester, Ellen en Bas, Thanksgiving, 28 november 1972 (p. 115-154)

Ellen heeft bijna een miskraam gehad. Ze moet wekenlang het bed houden. Ze wordt thuis verzorgd door Lucia, een vrouw met drie kinderen, die is weggelopen bij haar echtgenoot die haar geregeld mishandelde. Dokter Bramaan had er in overleg met Ellen voor gezorgd dat Lucia met haar kinderen haar intrek nam in de villa. Ellen had voor de veiligheid van Lucia moeten beloven elk contact met de buitenwereld te vermijden. Als Bas een keer belt, zegt ze dat hij een verkeerd nummer heeft gedraaid.

Denkend aan haar baby wordt ze bang: zal ze een levend kind ter wereld brengen, 'Heeft Ida-Sophie allang haar bekomst van het leven?' (p. 137).

Er arriveert een kaart van Bas, waarop hij schrijft dat hij haar dringend wil spreken. Volgens afspraak mag ze er niet op reageren. Ze reageert haar frustraties af op Lucia.

In het fotoalbum bekijkt ze de foto's die haar moeder volgens een vast ritueel elke nieuwjaarsdag inplakte en de onderschriften die haar vader er dan bij schreef.

Met Sjaak en Marti, twee begeleiders van De Eenhoorn, bezocht Ellen het familiegraf op het kerkhof. Op de zerk had ze de vijf namen gelezen; tot haar verbijstering had ze gezien dat eronder plaats was opengelaten voor haar en Carlos. Ze had het boeket rozen laten vallen en was in paniek weggerend. Hadden haar ouders het beter geoordeeld dat ze dood was? Hadden ze nu verdriet om hun koppige dochter, die nog leefde? Liggend op haar bed had ze een dure eed gezworen: haar ouders laten zien dat zij haar leven wel degelijk waard was.

Elke zondag eiste Frits dat er gewandeld werd, het liefst in het duingebied vlakbij hun huis. Vanwege Ida ging Margje niet meer mee. Tijdens de zoveelste pittige wandeling had Billie er zo genoeg van dat ze rechtsomkeert maakte en naar huis terugliep, zonder dat hij het merkte. Ellen had toen een van haar weinige vertrouwelijke gesprekken met hem gevoerd (Frits was een zwijgzame man).

Na Ida's geboorte had Margje zich niet meer op kantoor vertoond, waardoor Frits steeds langer moest werken en hopeloos achteropraakte met de mappen. Margje bleef overbezorgd voor Ida. De huisarts kwam allang niet meer bij elk telefoontje van haar opdraven. Hij had de laatste keer tot haar verontwaardiging niet voor Ida maar voor haarzelf twee recepten uitgeschreven: valiumtabletten en slaappillen.

Toen Margje Ellen een keer verweet dat ze niet aardig voor Ida was, had Ellen gevraagd of ze haar geen andere naam wilde geven, bijvoorbeeld Sophie. 'Sophie was een echte zusjesnaam. Voor een Sophie hoefde je niet bang te zijn' (p. 136).

Margje gedroeg zich steeds vreemder. Zo had ze Ida wel zes keer gedoopt, een keer in veel te warm water. Ze had zich ingebeeld dat haar kind zondig was en gereinigd moest worden. Tevergeefs zei Frits dat de baby kerngezond was. Margje moest ook niets meer hebben van zijn aanhalingen. Hij vroeg zich af of haar vreemde gedrag te verklaren viel uit het feit dat ze een minnaar had en het kind niet het zijne was. Op een keer had hij het niet meer uitgehouden. Uit jaloezie ('verraad, schending van vertrouwen, vernedering') had hij haar gegrepen en beestachtig verkracht. De volgende ochtend was hij door het huilen van Ida wakker geworden. Onthutst had hij gezien dat de onderbuik van de baby opgezet was en bezaaid met grote, dieppaarse bloeduitstortingen. In paniek had hij de dokter gebeld en hem gevraagd of Ida ooit was nagekeken op leukemie.

Ida (door Kesters telelens!), winter 1972-1973 (p. 155-193)

Ellen werd steeds kwader op haar vader, omdat hij uitsluitend werkte en zich niet meer met de kinderen bemoeide. Hij at zelfs niet meer mee aan tafel en sliep op kantoor. Op een keer deed hij een poging om aan zijn kinderen zijn afstandelijke gedrag te verklaren: hij maakte zich zorgen om Margje. Hij had geopperd dat hij er misschien goed aan deed een paar weken met haar op vakantie te gaan. Ellen was woedend uitgevallen, was naar boven gerend en had razendsnel alles in haar dagboek geschreven ('dat je gewoon geen moer aan mijn vader hebt', p. 193).

Ellen probeerde op school over de huiselijke problemen te praten met haar lerares Grieks, maar die zei eenvoudig dat alles vanzelf weer in orde zou komen en dat ze de vuile was niet buiten mocht hangen. De laatste opmerking had ze goed in haar oren geknoopt.

Tijdens de maaltijden liet Margje de kinderen een voor een bidden voor het herstel van Ida. Ellen had gedacht dat de problemen met Margje over zouden zijn, als ze de baby nooit meer Ida zou noemen. Ellen had voortdurend migraine.

Tijdens een college gynaecologie had de docent de postnatale depressie behandeld, in haar ergste vorm ook bekend als kraamvrouwenpsychose. Ellen had een schok van herkenning gevoeld: alle symptomen waren op haar moeder van toepassing geweest. De docent had gezegd dat de patiënte ten prooi was aan een endocrinologische ontregeling en haar eigen gedrag op geen enkele manier kon beïnvloeden of beteugelen. Het enige wat hielp, snel en gegarandeerd, was een progesteronbehandeling. Ellen had verbijsterd geluisterd. Al die jaren na het drama hadden haar psychiaters verklaard dat Margje ontoerekeningsvatbaar was geweest en in een psychiatrisch ziekenhuis had moeten worden opgenomen. Maar ze had alleen progesteron nodig gehad. Ellen was naar haar psychiater gegaan en had hem haar ontdekking verteld. Deze had gesteld dat ze iets moest doen met deze kennis, zodat haar klachten (migraine, het horen van de stemmen van Billie en Kes) over zouden gaan.

De migraine was verdwenen toen Ellen wist waaraan haar moeder had geleden; ze voelde zich verlost van alle verwijten die ze zichzelf had gemaakt. Ze was tot het inzicht gekomen dat haar moeder niets 'fout' had gedaan, zodat ze haar haar gruweldaad kon vergeven. Maar haar vader? Die had toch niet aan een postnatale depressie geleden? Hij had het voor hen moeten opnemen, maar hij had geen vinger uitgestoken. Op het briefje dat de politie bij de ontzielde lichamen had gevonden, stond alleen: 'We zullen ervoor zorgen dat zij niet lijden'. Had haar vader in koelen bloede gehandeld?

Terwijl ze daarover nadacht, had ze Thijs ontmoet. Ze had met hem bij McDonald's gegeten en wat gepraat. 'En de rest is, zoals dat heet, geschiedenis' (p. 182).

Na de bloeduitstortingen waren er bij Ida onverklaarbare botbreuken, inwendige kneuzingen, vurige huiduitslag en diarree geconstateerd. Op haar laatste foto stond Ida afgebeeld met een graatmager gezichtje, lusteloze ogen, een ingevallen neusje en wat plukjes haar.

Michiel en zijn Lego-kasteel, 31 maart 1973 (p. 194-235)

Toen Carlos vijf werd, kreeg Ellen een uitnodiging om op bezoek te komen. Ze had hem toen al bijna een jaar niet gezien. Met de telefoongesprekken was ze gestopt, omdat ze het niet kon opbrengen aardig voor hem te zijn. Het bezoek was op een complete mislukking uitgelopen: ze had geen woord met haar broer gewisseld. Huilend had ze stilletjes het huis verlaten.

Op de allerlaatste foto uit het album stond Carlos, die trots naar zijn moeder keek, naast zijn Lego-kasteel. Margje leek er weer de oude, opgeruimde moeder. Vlak voor Pasen leek er een wonder met haar gebeurd te zijn. Ze was bezig paaskuikentjes te maken en had alle tijd voor de kinderen. Ellen dacht dat haar gebed was verhoord. Margje deed zelfs weer aanhalig tegen haar man.

Een paar weken na Pasen sloeg het weer om en werd het winters koud en guur.

Op een middag had Margje tegen Ellen gezegd: 'Het is zover'. Ze had verduidelijkt: 'Dat het tijd is voor jullie vitamines'. Ellen had op haar gezicht naast berusting een intense treurigheid gezien. Daarna had ze gezegd: 'We zullen ervoor zorgen dat jullie niet lijden' (p. 204). Voor de zielenrust van haar moeder had Ellen meegeholpen om voor iedereen een schoteltje met 'vitamines' klaar te zetten (in werkelijkheid waren dit de door de huisarts voorgeschreven valiumtabletten en slaappillen).

Op die noodlottige avond was Ellen tijdens het toetje van tafel opgestaan, omdat Orson in zijn hok aan het blaffen was geslagen. Omdat hij als een dolle bleef blaffen, ging ze een heel eind met hem wandelen. Pas na een uur was ze terug. Ze had allen schuin hangend in hun stoelen aangetroffen; de kinderen met een plastic zak om hun hoofd gebonden. Onder de tafel, waarop nog één onaangeroerd schoteltje pillen stond, had ze Carlos horen hoesten in zijn plastic zak.

Lucia staat met haar kinderen klaar om afscheid te nemen van Ellen. Haar gesprekken met Ellen hebben haar tot een besluit gebracht: ze heeft haar trouwring afgedaan; ze heeft echtscheiding aangevraagd. Direct na hun vertrek belt Ellen Bas op. Die is blij haar weer te horen. Hij spreekt af na zessen met wat zaaigoed langs te komen.

Als hij is gearriveerd, durft hij haar pas na lang aarzelen te zeggen wat hem al zo lang op het hart lag. Hij geeft haar een velletje papier, een memo van Frits, gedateerd 6 april 1973, één dag voor de kindermoord. Via dit briefje had Frits verzocht een vakantiereis voor twee personen naar Florida te boeken. Het moest een verrassing voor Margje blijven, had hij erbij geschreven; het was bedoeld als tweede huwelijksreis. Bas had dit memo aan de politie laten lezen, maar die wist er geen raad mee, 'ze hadden óók die verklaring van je ouders'. Ellen beseft dat Frits op het cruciale moment voor zijn vrouw en niet voor de kinderen had gekozen. Terwijl zijn kinderen stierven, lag hij verliefd met zijn hoofd op haar schoot. 'Daarvoor is geen vergiffenis mogelijk, nooit. Daartegen moet je hart zich wel verharden, voor altijd' (p. 214). Ellen is onthutst en schreeuwt tegen Bas dat hij weg moet gaan en nooit meer terug moet komen.

Als ze enigszins tot rust is gekomen, pakt ze het fotoalbum, dat ze tijdens haar verblijf in De Eenhoorn 'cadeau' had gekregen. Gejaagd zoekt ze naar de weinige foto's waar Frits op staat om antwoord te krijgen op de kwellende vraag waarom hij zijn vrouw niet heeft tegengehouden. Margje, die Ida kwelde omdat ze dacht dat God het wilde, die haar verwondingen schoonmaakte en haar nieuwe toebracht en die uiteindelijk tot de conclusie was gekomen dat Frits en al haar kinderen zouden moeten sterven: pas dan 'zouden ze gevrijwaard zijn van het hellevuur' (p. 226).

Ellen slaat het fotoalbum dicht. Langzaam staat ze op en loopt naar de kelder, de enige plek in huis die ze tot nu toe doelbewust heeft vermeden. Ze daalt af en ziet dat 'Billies oude toevluchtsoord' jarenlang niet is gebruikt. Ze denkt aan haar vader, die niet moet hebben beseft dat er iets niet pluis was met de pillen die zijn vrouw had gegeven en die niet meer in staat was geweest om zijn kinderen te waarschuwen.

Ellen praat voor de laatste keer met Billie en Kester, ze wil het verleden voorgoed de rug toekeren. Ze zoekt de donkerste hoek van de kelder op: de plek waar ze met Carlos die avond was weggekropen. Ze had zich toen, tijdens het lange wachten, afgevraagd waarom haar ouders niet naar haar op zoek waren geweest. Ineens begrijpt ze het; 'Ze was me gewoon vergeten (...). Ze had te veel aan haar hoofd.' Koortsachtig moet ze heen en weer zijn gerend tussen de serre en de keuken, bezig met zakken en elastiek; Billie en Kester eerst, Carlos en Sophie daarna, ten slotte Frits en zijzelf nog. Door haar afwezigheid was zij die avond domweg over het hoofd gezien.

Epiloog (p. 237-238)

Het is half oktober, een onvergetelijk mooi najaar. Ellen heeft het huis te koop laten zetten en de zaak is snel beklonken: over drie maanden wordt het opgeleverd. Ze is zo opgetogen dat ze Bas op zijn werk belt en vraagt of hij komt eten. In haar buik is het een leven van jewelste. 'Die heeft er zin in. Ze kan haast niet meer wachten.' Bas vraagt of ze een besluit heeft genomen, of ze een naam voor haar kind weet. Ellen heeft een lange lijst met namen, die ze aan Bas geeft: 'Zeg jij maar hoe we haar zullen noemen.'

 

 

Verhaalanalyse:

  1. Thema

Dood, gezin, moeder-dochter relatie, ouderschap, psychische aandoeningen, vrouwenleven, zwangerschap, schuld en trauma.

In de jaren na de kindermoord verdringt Ellen deze afschuwelijke gebeurtenis. Ze wordt cynisch ('een hart van steen') en voelt zich niet in staat blijvende relaties aan te gaan. Zo worden door dit onvermogen haar relaties met Carlos en Thijs verbroken. Ellen voelt zich hier schuldig aan, maar is niet in staat de situatie te keren.

Pas als zij in het ouderlijk huis gaat wonen, gaat zij op zoek naar de waarheid. Als ze alle feiten op een rijtje heeft gezet, kan zij de doden met rust laten en haar eigen leven beginnen. Haar 'versteende hart' is ontdooid.

Het motto van de roman (ontleend aan het gedicht 'Mijn moeder is mijn naam vergeten', uit de bundel Voor wie ik liefheb wil ik heten (1966) van Neeltje Maria Min), verwijst naar het belang van een naam:

'noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.'

Deze woorden verwijzen naar de passage waarin de moeder druk in de weer is om de vraag 'hoe breng je een heel gezin gelijktijdig om het leven?' te beantwoorden. Ellen ziet voor zich hoe Margje druk reddert, 'buiten zichzelf van opwinding,' met zakken en elastiek. In alle opwinding vergeet ze Ellen, het onopvallende derde kind, het 'cement': 'Ze was me gewoon vergeten' (p. 233).

 

  1. Personages

De belangrijkste persoon in het boek is Ellen (de ik-figuur). Als het verhaal start is ze twaalf jaar en woont met haar ouders en twee broertjes en twee zusjes in een villa aan de rand van een provinciestad. Ellen zit op het Stedelijk Gymnasium.

Haar twee broertjes heten Carlos (ook wel Charlie of Michiel genoemd) en Kester, die meestal als Kes wordt aangesproken. Carlos is aan het begin van de roman 3 jaar, Kes is ongeveer 14 jaar. Haar zussen zijn de 15-jarige Sybille (of Billie) en de net geboren Ida.

De ouders van Ellen, Margje en Frits van Bemmel hebben een knipselbureau, ze verzamelen en rubriceren artikelen over Amerika uit kranten en tijdschriften en verkopen deze informatie aan derden.

In de villa werkt een conciërge/ klusjesman Bas (Veerman), later in het verhaal werkt hij bij een tuincentrum en helpt hij Ellen met het opknappen van de tuin. Ellen is getrouwd geweest met de architect Thijs (Kamerling). Als Ellen verblijft in het opvanginternaat 'De Eenhoorn' heeft ze veel te maken met de therapeuten Marti en Sjaak. In de laatste fase van haar zwangerschap stelt ze zich onder behandeling van de plaatselijke huisarts Jan Bramaan. Omdat Ellen moet rusten heeft ze hulp van een voor haar partner ondergedoken vrouw Lucia, die met haar drie dochters (Samantha, Vanessa en Rochelle) in de villa haar intrek heeft genomen.

 

  1. Perspectief

Het verhaal is geschreven in de ik-vorm. De gebeurtenissen worden verteld vanuit het perspectief van de hoofdpersoon. Situaties die ze heeft van horen- zeggen of waarbij ze zich voorstelt hoe ze gegaan zouden kunnen zijn, zijn in de derde persoon.

De plaats van handeling is steeds vanuit de villa, aan de Lijsterlaan 11, afwisselend in de jeugdjaren van Ellen en in het heden waar zij wacht op de geboorte van haar eerste kind.

 

  1. Ruimte

Het grootste gedeelte van het verhaal speelt zich af in een groot huis aan de rand van Haarlem. De afstand tot het centrum van de stad wordt omschreven als een half uur fietsen.

 

  1. Tijd

Vanuit het heden beschrijft de 37-jarige hoofdpersoon haar persoonlijke omstandigheden en ontwikkeling. Haar kindertijd, in het begin van de zeventiger jaren, als haar huidige situatie komen uitvoerig aan de orde.

 

 

Informatie schrijver:

Bij het schrijven van deze roman liet Dorrestein zich inspireren door de actualiteit: de gezinsdrama's die zich in 1997 afspeelden in Krimpen aan den IJssel, Assen en Hoofddorp, waarbij ouders hun kinderen om het leven brachten.

In een interview met Renee de Borst (Haarlems Dagblad, 30 januari 1998) vertelt Renate Dorrestein dat ze niet wilde dat het actuele onderwerp op een documentaire-achtige manier in het boek terechtkwam. 'Ik heb die zaken niet bestudeerd, er is geen research aan te pas gekomen. Alles is volkomen fictief. Het gaat mij niet om het actuele van het thema, het verhaal wilde verteld worden via mij. (...) Ik heb het vrij moeiteloos geschreven en heel snel. Ik heb er zeven maanden over gedaan, terwijl ik meestal zo'n twaalf tot veertien maanden zoet ben. Het was werkelijk of dit verhaal voor mij in de kosmos hing.'

 

 

Eigen mening:

Ik vond het verhaal best heftig.  Er gebeuren echt wel wat traumatische ervaringen en al vind ik het wel erg interessant het is geen licht onderwerp. Al helemaal als je het meemaakt als een jong kind.

 

Bron:

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/295807/een-hart-van-steen

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/294926/een-hart-van-steen

https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst/niveau-3/een-hart-van-steen.html