Boek: De tolk van Java
Auteur: Alfred Birney
Leesniveau: 3
Standaardverslag
Het standaardverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
- samenvatting van het boek
- overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
- informatie over de schrijver
- je eigen mening over het gelezen boek
Bij deze opdracht geldt dat je alle informatie (met uitzondering van je eigen mening) letterlijk van internet mag overnemen. Vermeld in dat geval bij elk onderdeel de gebruikte bron. Wees kritisch in de bronnen die je gebruikt. Jij bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verwerkingsopdracht.
Samenvatting:
Gitarist Alan Noland wordt in Den Haag geboren als zoon van de eerste generatie indo's die na de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederlands-Indië naar Nederland kwamen. Zijn vader Arto verwerkt zijn oorlogservaringen door zijn vrouw en zoons zo buitensporig zwaar te mishandelen dat de kinderen uit huis worden geplaatst. Zijn oudste zoon Alan gaat jaren later op zoek naar de achtergrond van zijn vaders gedrag en legt dat vast in een boek.
Arend (Arto) Sie wordt in 1925 op Soerabaja geboren als vijfde onwettige zoon van advocaat Willem Nolan en de Chinese Sie Swan Nio. Het nakomertje wordt zowel door zijn ouders als zijn broers en zussen met zware lijfstraffen opgevoed. Door leeftijdsgenootjes wordt hij gepest omdat hij een kaalgeschoren bastaard is. Om sterk te worden, leren zijn broers hem vechten en met wapens om te gaan. Op zijn veertiende overlijdt zijn vader. Oom Soen en tante Kiep worden zijn tweede huis.
Arto is veertien als de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) plaatsvindt. Hij kiest de kant van Nederland en hangt een portret van koningin Wilhelmina boven zijn bed. Hij sluit zich aan bij een verzetsgroep, wordt spion en saboteur en vermoordt een informant. Hij overleeft twee martelingen en wapent zich met een gevechtsdolk. Intussen zitten de blanke Nederlanders in Jappenkampen en vinden er wreedheden plaats zoals onthoofdingen en krijgsgevangenen die aan de haaien worden gevoerd.
In augustus 1945 geeft Japan zich over. Er breekt een gezagsvacuüm aan tot begin 1946. Tijdens deze Bersiapperiode zijn de vrijgekomen blanken hun leven niet veilig. Jonge Indonesische vrijheidstrijders (pemoeda's of pelopors) lopen moordend rond. Arto blijft Nederland trouw. Hij biedt zich aan als gids voor de Engelsen die het Nederlandse gezag komen herstellen en wordt agent bij de geallieerde politie. Met de naam Nolan komt hij als tolk in dienst bij de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade, waar hij na een promotie als tolk hardhandig optreedt als hoofd van de afdeling Verhoor van Gevangenen. Wanneer hij ingezet wordt om pemoeda's te verdrijven, verandert hij in een moordmachine. Hij deinst er niet voor terug om een vrouw met een baby te doorzeven om een verscholen vrijheidsstrijder te doden.
In 1947 komen Nederlandse militairen naar Nederlands-Indië om de onafhankelijkheid van Indonesië te voorkomen. Arto doet mee aan de Eerste Politionele Actie. De begeleiding van een trein met krijgsgevangenen kost onnodig veel doden. Arto wordt daarvoor berecht, maar vrijgesproken. Na de Tweede Politieke Actie moeten de militairen hun wapens inleveren en neemt Arto de kans waar om zijn achternaam te veranderen in Noland. Wanneer Nederland in 1949 de macht over moet laten aan Indonesië, hoort Arto dat hij op een zwarte lijst van Soekarno staat. Gedesillusioneerd laat hij zich door zijn oude schoolkameraden overhalen om overvallen te plegen. Deze misstap wordt hem vergeven en hij grijpt de kans aan om in 1950 als Noland naar Nederland te vertrekken.
Arto trouwt met zijn Brabantse correspondentievriendin. Ze gaan in Den Haag wonen en krijgen vijf kinderen: de tweeling Phil en Alan, Arti en de meisjes Mil en Nana. Ze geven hun vader (Pa) de bijnaam 'De Arend' of 'de kaalkop' en hun moeder (Ma) 'het kamerolifantje'. Het gezinsleven verandert al snel in een hel: Arto mishandelt zijn vrouw en brengt haar en de jongens ernstig letsel toe. De meisjes spaart hij. Hij kampt met een oorlogstrauma en overstelpt de jongens met oorlogsboeken en bloederige oorlogsverhalen. Hij heeft nachtmerries, lijdt aan achtervolgingswaanzin en slaapt met een dolk onder zijn kussen. Door het nachtelijk geschreeuw moet het gezin voortdurend verhuizen. De uren die Arto 's avonds in de slaapkamer doorbrengt om zijn memoires op te schrijven, zorgen voor een adempauze.
Nadat Alan weer door 'De Arend' bont en blauw geslagen is, worden de kinderen door de kinderbescherming uit huis geplaatst en in een internaat in Voorschoten ondergebracht. Arto wordt door de recherche uit huis gehaald en verhuist naar Delft. Via een contactadvertentie krijgt hij een relatie met de Duitse Eva. De kinderen worden beurtelings door hun ouders bezocht. Arto komt trouw, hun moeder komt afwisselend nadat ze een latrelatie met Willem heeft gekregen. Bij binnenkomst begroet ze haar kinderen door ze een hand te geven. Na een tegenbezoek aan Den Haag voelt Alan zich zo afgewezen, dat hij besluit niet meer naar haar toe te gaan.
Hoewel Arto de instanties voortdurend lastigvalt met het verzoek om de kinderen naar huis te laten gaan, blijven Alan en Phil liever in het internaat. Arto verhuist zonder Eva naar Voorschoten om dichter bij zijn kinderen te zijn. Hij geeft een gitaar cadeau aan Alan, die met anderen een band begint. Na hun eindexamen worden Phil en Alan naar een Indisch kosthuis in Den Haag gestuurd, Arti, Mil en Nana worden over het land verspreid.
Alan houdt het niet uit bij het kostgezin en belt bij zijn vader aan. Als hij ontdekt dat Arto een dolk onder zijn matras heeft, is hij niet meer welkom. Hij vertrekt naar Willem, die de hutkoffer van Arto in bewaring heeft gekregen. Alan vindt in de kist de memoires van zijn vader en laat zijn moeder enkele passages lezen. In haar herinneringen klopt niet alles wat er staat. Na zijn pensioen gaat Arto in Spanje wonen en Ma komt na de dood van Willem de deur niet meer uit. Alan zet vraagtekens bij het oorlogsverleden van zijn vader. Omdat hij twijfelt aan het waarheidsgehalte van de memoires, stuurt hij deze naar Phil. De vraag is of Arto een moordenaar is of een held. Uit een rapport over het noodlottige gevangenentransport blijkt dat Arto er alles aan gedaan heeft om slachtoffers te voorkomen. Phil stuit op geheime documenten waarin staat dat burgertolken tot de speciale eenheid Employés Speciale Diensten bevorderd werden en een militaire status kregen. Er valt Arto volgens Phil dus niets te verwijten.
Arto sterft in 2005 en wordt hij in Spanje begraven. Alan ziet steeds meer overeenkomsten tussen zichzelf en zijn vader en vraagt zich af of nachtmerries ook erfelijk zijn. Omdat hij niet dichter bij zijn vader is gekomen, besluit hij de waanzin van zijn vader niet langer te bevechten.
Verhaalanalyse:
Familie, geweld, historische Gebeurtenissen, jaren '40Nederlands-Indië, oorlogservaringen, psychische aandoeningen, vader-zoonrelatie, WO 2 en goed en kwaad.
Het verhaal kent twee hoofdpersonen: Arto en Alan. Aan de hand van hun persoonlijke verhalen wordt een beeld geschetst van hoe het verleden doorwerkt in het heden.
Arto Sie/Nolan/Noland, voelt zich zijn hele leven een buitenstaander. Als donkerste kind valt hij buiten het gezin: 'Je hebt in je prille jeugd nooit liefde gehad van je ouders, broers en zusters' (p. 296). Zijn omgeving veracht hem als onwettig kind: 'Al sinds mijn prille jeugd had ik vaak het gevoel dat ik niet thuishoorde in Indië' (p. 288). Als ESD'er krijgt hij een andere behandeling dan de KNIL-soldaten (p. 468). Hij verandert zijn naam en noemt zichzelf 'een Oranjegezinde Indische Nederlander' (p. 437). Hij voelt zich niet geaccepteerd en vertrekt naar Spanje.
Arto is wel uit Indië weggegaan, maar Indië heeft Arto niet verlaten. De oorlog blijft hem achtervolgen. Hij draagt altijd een dolk omdat hij aan paranoia lijdt (p. 208).
Moeder Nolan wordt met 'Ma' aangesproken. Ze is een dikke, dommige schoenmakersdochter met vulkanische opruimwoedes. Ze heeft een afstandelijke band met haar kinderen: 'Ma schopte ons altijd de straat op, ze hield niet van kinderen, ze houdt niet van kinderen en ze zal nooit van kinderen houden, dat kindvrouwtje met haar eeuwige non-communicatieve mededelingen' (p. 64). Ze grijpt pas na dertien jaar in om de mishandelingen te stoppen. Ze ruimt alle spullen van haar kinderen op na de uithuisplaatsing en Nolan ziet in haar ogen een hartgrondige afkeer van haar eigen Indische kinderen (p. 241).
Alan krijgt als eerstgeborene de volle lading en draagt tot zijn zestigste de oorlog van zijn vader met zich mee (p. 198, 506). Hij haat hij zijn vader om zijn te strenge tucht en zware mishandelingen. In gedachten neemt hij wraak op hem (p. 18, 508), maar hij ziet ook overeenkomsten tussen zichzelf en zijn vader: 'Je moet er toch niet aan denken dat we allemaal zo neurotisch, getroebleerd of getraumatiseerd zijn als hij en ik?' (p. 508). Vergeven doet Alan niet. Wel verdwijnen de haat en de nachtmerries na Arto's dood en denkt hij 'met zoiets als liefde' aan hem terug (p. 530).
Phil en Arti zijn medeslachtoffers van de mishandeling. Ze haten hun vader en Arti slaapt zelfs met een dolk onder zijn matras om zich te kunnen verdedigen(p. 179, 210). Phil gaat al vroeg de deur uit en Arti wordt een heroïneverslaafde. Mil is de enige die Arto nog bezoekt. Met Nana komt ze nog bij Ma. Uiteindelijk ligt het gezin uit elkaar (p. 479-480).
Oom Soen en tante Kiep geven Arto wel aandacht en liefde.
In het verhaal worden bevolkingsgroepen genoemd die tegenover elkaar staan. Indonesiërs versus blanke Nederlanders (belanda's), militairen versus vrijheidstrijders, geallieerden tegenover Japanners, Hollanders tegenover indo's.
De delen "Spekkoek"worden eigenlijk verteld door de ik-verteller Alan Nolan, de zoon van de man om wie het draait. Hij heeft de memoires van zijn vader gekregen en gelezen: die worden in deel II en deel IV verteld in de ik-vorm door Arto Nolan of de Arend, zoals de kinderen hun vader noemen. Die laatste twee delen gaan over de toestand in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting en de Bersiapperiode na de Tweede Wereldoorlog. Vader Arto heeft die perioden na de oorlog in Nederland op zijn Remington geramd en dat is dus eigenlijk gedaan in een achterafperspectief. De zoon Alan vertelt in de delen Spekkoek over zijn jeugd, over de plaatsing in een internaat en de periode dat zijn vader naar Spanje is geëmigreerd en hij met zijn broer bakkelei over de waarheid van de memoires.
Opvallend is wel dat in deel I ook de memoires van de moeder (herinneringen van het het kamerolifantje) en van de vader (memoires van de kaalkop) worden ingelast. Een goede reden voor die structuuropzet heb ik niet kunnen vinden.
Het speelt zich vooral in en rondom Den Haag. Veel mensen die uit Indië kwamen, kregen bij terugkeer naar Nederland een woning in Den Haag. Daar is de zoon dus opgegroeid met een moeder die uit Helmond kwam. Omdat zijn vader de kinderen mishandelde is een deel van deel II Spekkoek gesitueerd in een internaat dat ook in de buurt van Den Haag is gevestigd.
In de twee delen die met de vader als verteller over het Indische verleden gaan, is het vooral het eiland Java en in het bijzonder de omgeving van Soerabaja. Daar vocht Arto Nolan tegen de Japanners en de Indonesiërs.
In deel drie Spekkoek vertelt Alan Nolan dat zijn vader naar Malaga is geëmigreerd, maar daar gaat hij zelf niet heen, zodat dit alleen op de achtergrond een rol speelt.
De tijd van de Indische hoofdstukken zijn de perioden van de Japanse bezetting (1940-1945) en de Politionele acties (1945-1950). De zoon wordt in 1951 geboren en hij vertelt in de Spekkoekdelen vooral over zijn jeugd, maar hij vertelt ook over de emigratie van zijn vader naar Nederland en de verkering met zijn moeder uit Helmond.
Grofweg gezegd dus eigenlijk vanaf de komst naar Nederland van Arto Nolan tot aan zijn dood. (dus van 1950 tot aan 2005 wanneer hij sterft in Spanje). Vader Arto is gestorven op de dag van zijn verjaardag (zelfmoord? ) precies 80 jaar na zijn geboorte. De zoonj vertelt in het laatste deel wat hij met de as van zijn vader wil doen.
Informatie schrijver:
Alfred Birney is geboren uit een Nederlands-Indische (Indo) vader en een Nederlandse moeder. De Nederlandse voorouders van zijn vader waren uit het achttiende-eeuwse Schotland afkomstig, vandaar de Engelse achternaam. Alfred Birney groeide op in Den Haag tot zijn dertiende bij zijn ouders, daarna tot zijn achttiende in internaten in Voorschoten, Arnhem en Scheveningen. Hij leidde een bohemien bestaan tot zijn vijfentwintigste, zette zijn eerste verhalen op papier maar gooide ze weg. Hij werd gitaarleraar en introduceerde in tijdschriftpublicaties het gecombineerde noten- en tabulatuurschrift voor gitaristen, dat later grote navolging kreeg.
Toen hij rond zijn dertigste zijn loopbaan als musicus moest opgeven door een onherstelbare beschadiging aan zijn linkerhand, ging hij serieus verder met schrijven. Hij debuteerde in 1987 met de roman Tamara’s lunapark. In 1991 kreeg hij voor zijn oeuvre (1987-1991) de literaire G.W.J. Paagman-prijs uitgereikt onder een commissie voorgezeten door Aad Nuis. Zijn bloemlezing Oost-Indische inkt. 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (1998) veroorzaakte veel beroering en polemiek binnen kringen van de Indische literatuur. Twee van zijn belangrijkste romans, Vogels rond een vrouw (1991) en De onschuld van een vis (1995), werden respectievelijk in 2000 en 2002 in vertaling in Indonesië uitgebracht. Van 2002 tot 2005 was Alfred Birney verbonden als columnist bij de Haagsche Courant, een baan die hij moeilijk kon combineren met zijn literaire werk. Zijn niet-aflatende verdediging van de multiculturele samenleving werd hem niet altijd in dank afgenomen.
Eigen mening:
Er waren stukjes die ik echt interessant vond en stukjes die ik wat minder vond. Ik was vooral benieuwd naar de psychische kanten. Die blijven toch wel interessant. Verder echt wel een goed boek.
Bron:
https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/553203/de-tolk-van-java
https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst/niveau-3/de-tolk-van-java.html
https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/de-tolk-van-java-alfred-birney