Boek: De engelenmaker
Auteur: Stefan Brijs
Leesniveau: 4
Standaardverslag
Het standaardverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
- samenvatting van het boek
- overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
- informatie over de schrijver
- je eigen mening over het gelezen boek
Bij deze opdracht geldt dat je alle informatie (met uitzondering van je eigen mening) letterlijk van internet mag overnemen. Vermeld in dat geval bij elk onderdeel de gebruikte bron. Wees kritisch in de bronnen die je gebruikt. Jij bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verwerkingsopdracht.
Samenvatting:
I.
Een verrassend voorval in het Belgische dorp Wolfheim, gelegen vlakbij het Drielandenpunt, op 13 oktober 1984: dokter Victor Hoppe keert na bijna twintig jaar terug in zijn geboortedorp en vestigt zich in het huis waar zijn vader als dorpsarts altijd heeft gewoond. De dokter arriveert niet alleen maar met een grote reiswieg waarin hij een identieke, mismaakte drieling vervoert: drie jongetjes met een waterhoofd, een hazenlip en rood haar. Ze heten Michaël, Gabriël en Rafaël. Tot verbazing van de dorpsbewoners arriveert hij zonder vrouw. Desgevraagd deelt hij mee: 'Ze hebben geen moeder. Nooit gehad' (p. 26).
Aanvankelijk neemt het dorp een afwachtende houding aan jegens de dokter. Maar nadat hij enkele wonderbaarlijke staaltjes van zijn medisch kunnen heeft getoond, stromen de patiënten toe. Aantrekkelijk is ook dat de dokter iedereen gratis helpt. 'Het is mijn plicht om goed te doen' luidt zijn verklaring (p. 29). Charlotte Maenhout, een gepensioneerde onderwijzeres, wordt ingeschakeld om op de drieling te passen. Na verloop van tijd gaat ze hen ook lesgeven. De jongetjes blijken uitzonderlijk intelligent; ze praten al heel jong (zowel Frans als Duits), maar gedragen zich verder heel ontoegankelijk en emotieloos. Mentaal zijn ze enorm voorlijk, fysiek zijn het kasplantjes. Ze mogen dan ook nooit naar buiten.
Als de jongetjes twee zijn worden ze in één nacht plotseling kaal. Ook verder vertonen ze ongewoon vroeg allerlei verouderingsverschijnselen. Tot grote woede van Charlotte neemt de dokter voortdurend foto's van de drieling en voert hij medische experimenten op hen uit. Ze probeert van haar kant het leven van haar pupillen zoveel mogelijk te veraangenamen. Voor hun vierde verjaardag organiseert ze bijvoorbeeld een verjaarspartijtje. Het wordt een fiasco. Ook haar plan om met het drietal naar het Drielandenpunt te gaan als de dokter een dag naar een beurs in Frankfurt is, loopt uit op een grote mislukking.
Tijdens de afwezigheid van de dokter doorzoekt Charlotte zijn spreekkamer. Zij vindt albums met talloze foto's van alle lichaamsdelen van de jongetjes in close-up. Ook stuit ze op vakbladen met foto's van en artikelen over dokter Hoppe. Het gaat over zijn roem (1982), maar ook over fraude en ontslag (1984). Ze is geschokt en zodra de dokter uit Frankfurt terugkomt, gaat ze de confrontatie aan. Op haar beschuldigingen reageert de dokter ontkennend: 'Ik wilde goed doen. Ik heb altijd goed willen doen' (p. 142). Maar hij komt zo dreigend op haar af dat ze terugdeinst. Ze smakt achterover van de trap en blijft dood liggen.
II.
Het tweede deel vertelt over de eerste veertig levensjaren van Victor Hoppe. Bij zijn geboorte (4 juni 1945) wordt Victor door zijn moeder verstoten: hij heeft rood haar en een hazenlip en is dus 'door de duivel gebeten' (p. 155). Met tegenzin brengt zijn vader hem naar een klooster waar men mentaal gehandicapte kinderen verzorgt. Victor heet namelijk debiel te zijn. In die mening wordt de abdis versterkt omdat hij zich volledig in zichzelf opsluit, niet reageert, niet praat en geen enkele emotie toont. De hazenlip wordt geopereerd; verder brengt Victor zijn dagen in ledigheid door. Wel moet hij elke dag naar de kapel; de liederen en gebeden kent hij onmiddellijk van buiten.
Om de duivel te verjagen moeten de zusters hem bij toerbeurt twee uur per dag uit de bijbel voorlezen. Met een van hen, zuster Marthe, ontstaat contact. Ze ontdekt hoe intelligent hij is en leert hem lezen. Hij vordert spectaculair maar weigert aan anderen zijn vaardigheid te tonen. Tijdens een verblijf buiten het klooster raakt zuster Marthe zwanger. Victors vader weigert te voldoen aan het verzoek van de abdis om haar te aborteren. Marthe maakt van de gelegenheid gebruik om Victors vader te verzekeren dat zijn zoon beslist niet debiel is.
Wanneer de dokter hoort dat Marthe vervolgens is vastgebonden en onder dwang door een dorpelinge met een breinaald is geaborteerd, is voor hem de maat vol. Hij haalt zijn zoon weg uit het klooster, houdt hem eerst een poos thuis ' verborgen voor zijn vrouw ' en stuurt hem vervolgens naar het pensionaat van de 'Brüder der Christlichen Schulen' in Eupen. Ook daar is Victor een uitblinker. Op zijn tiende heeft hij de basisschool, op zijn zestiende het gymnasium doorlopen.
Op de universiteit blijkt Victor een superintelligente en gedreven student. Maar hij valt ook op door zijn onvermogen tot communicatie en empathie. Nadat hij cum laude zijn studie medicijnen heeft afgerond specialiseert hij zich als embryoloog. Vanwege zijn baanbrekend onderzoek wordt hij benoemd aan de universiteit van Aken. Zijn aanstaande collega Rex Cremer feliciteert hem en voegt daaraan toe: 'U hebt God het nakijken gegeven' (p. 211). Die schertsende opmerking wordt voor Victor een serieuze levensopdracht.
Victor boekt aanvankelijk groot succes. Hij slaagt erin drie muizen te klonen: voor het eerst in de geschiedenis is het gelukt een zoogdier te klonen. Maar hij weigert te voldoen aan de eis van zijn vakbroeders om het experiment te herhalen. Hij wil namelijk verder: niet herhalen maar mensen klonen, bezig zijn met menselijke embryo's en met lichaamscellen van zichzelf. Hij wil 'levens maken'. 'Levens geven. Zoals God' (p. 307). Dat is de uitdaging.
Zijn eigenzinnige werkwijze leidt tot een conflict met de universiteit. Bovendien mislukken er verschillende experimenten. Dan besluit Victor de eer aan zichzelf te houden en neemt ontslag. Maar bij één vrouw die dolgraag een dochtertje wil, heeft zijn methode van implementatie van gereconstrueerde embryo's succes: zij is zwanger van een drieling. Victor verzwijgt dat voor haar. Als op 29 september 1984 drie jongetjes met een hazenlip en rood haar geboren worden, schreeuwt ze het uit dat ze die drie kinderen absoluut niet wil. Ze wil ze zelfs niet meer zien.
III.
Op een beurs in Frankfurt heeft Victor Hoppe zijn vroegere collega Rex Cremer ontmoet. Ze spreken af dat Rex de drieling zal komen bekijken. Rex ziet meteen dat de jongetjes er slecht aan toe zijn. Victor erkent: 'de telomeren van sommige chromosomen waren veel korter dan normaal' (p. 321). Dat was een fout. Daardoor veroudert de drieling snel. Maar bij volgende experimenten zal hij het beter doen!
Kort na de dood van Charlotte Maenhout treurt het dorp opnieuw om een dodelijk ongeluk. Bij het voetballen op straat wordt Gunther Weber door een bus overreden. Dokter Hoppe gaat meteen condoleren en snijdt even snel als stiekem bij de jongen zijn testikels af: die zou hij nog wel eens kunnen gebruiken. En hij schept de gelegenheid. Hij spoort de ouders, die treuren om het verlies van hun enig kind, aan om vooral niet te berusten in Gods wil, zoals ze op de rouwcirculaire hebben geschreven. Hij wil hen helpen en langs kunstmatige weg voor een nieuwe zoon zorgen. Na lang aarzelen besluiten ze op zijn aanbod in te gaan. De implantatie zal op 21 mei 1989 plaatsvinden.
Intussen staat Victor voor een nieuwe complicatie. De vrouw die de drieling heeft gebaard heeft na jaren toch spijt: ze wil de kinderen graag zien en zo mogelijk verzorgen. Maar Michaël is al gestorven en de andere twee zullen spoedig volgen. Ze treft hen aan in een vreselijk verwaarloosde toestand. Als Gabriël ook overlijdt, merkt ze dat de dokter de jongetjes in grote glazen potten op sterk water bewaart. Ze wordt zo woedend dat ze hem met een scalpel een diepe wond in zijn zij toebrengt. Op zijn beurt steekt Victor de vrouw dood.
Na een gesprek met de pastoor ziet Victor steeds duidelijker een parallel tussen zijn eigen leven en streven en Jezus' leven en werk. Waanvoorstellingen gaan een steeds grotere rol spelen. Wanneer Rex Cremer nog eens bij Victor langsgaat, wordt hij ontvangen als een Judas, Jezus' verrader. Hij concludeert dat Victor gek geworden is en gaat snel weg. Als hij even later terugkomt is Victor verdwenen. In het huis ziet hij de dode vrouw liggen en de glazen potten met drie kinderlijkjes. Hij voelt zich medeverantwoordelijk voor al die rampspoed, giet de potten leeg op de vrouw, verspreidt brandbare vloeistof en steekt de boel in brand. Wanhopig racet hij met zijn auto de Vaalserberg op, ontwijkt ternauwernood een autobus en stort in een diepe bouwput. Dood.
Op 21 mei 1989 verzorgt Victor Hoppe eerst de implantatie bij Vera Weber. Daarna gaat hij snel naar de calvarieberg waar een processie ter ere van de heilige Rita zal plaatsvinden. Hij is nog net op tijd en heeft alles goed voorbereid. Bij de laatste statie, Jezus aan het kruis, ontbreekt het beeld van Jezus omdat het vervangen zal worden door een bronzen beeld. Victor slaagt erin zichzelf te kruisigen. Eerst merken de gelovigen niets. Dan zien ze echt bloed; het hoofd beweegt. Verbijsterd kijken ze toe hoe Victor Hoppe uitroept: 'Het is volbracht!' (p. 422), vooroverbuigt, van het kruis losscheurt en dood op de grond blijft liggen.
Maar Vera Weber baart een gezonde baby. Mét een hazenlip!
Verhaalanalyse:
Familie, geloof, vader-zoonrelatie, wetenschap, religie, goed en kwaad en ernstige ziekte.
Er treden in de roman veel personages op, maar alles draait toch uiteindelijk om het doen en laten van Victor Hoppe. Naar de huidige stand van zaken zou hij gediagnosticeerd zijn als lijdend aan het syndroom van Asperger, een milde vorm van autisme. Algauw blijkt hij niet alleen hoogbegaafd maar ook behept met bepaalde ontwikkelingsstoornissen. Dat verklaart later zijn monomane werkkracht, zijn fanatieke volharding en zijn compromisloze rechtlijnigheid. Maar het is ook de oorzaak van zijn geslotenheid, zijn gevoelsarmoede, zijn onvermogen tot empathie, zijn meedogenloosheid. De drieling bijvoorbeeld is voor hem louter object van wetenschappelijk onderzoek; liefde en begrip ontbreken volledig.
In Victor heeft zich een merkwaardig vervormd christelijk geloof ontwikkeld. Jezus is zijn identificatiemodel: op die manier wil ook hij louter goeddoen. Daartegenover is God voor hem, zoals gezegd, de personificatie van het kwaad. Maar als zijn vader, die zichzelf verhangt, in een afscheidsbrief aan hem schrijft: 'Goed doen alleen is niet genoeg. Het kwaad moet ook bestreden worden' (p. 301), is dat voor hem een schokkend inzicht. Vanaf dat moment moet hij God niet alleen willen overtreffen, hij moet God (het kwaad) ook bestrijden. Uiteindelijk breekt in hem het inzicht door dat het kwaad ook in hemzelf zit, dat hij tal van doden op zijn geweten heeft. Vanaf dat moment identificeert hij zich niet langer met Jezus als wel- en wonderdoener maar met Jezus in diens lijden en sterven. Een boetedoening voor het kwaad dat hij heeft aangericht.
Er is een sprake van een alwetend perspectief (de impliciet auctoriale verteller). De lezer kan daardoor in alle gedachten van personages meeleven: vooral in die van de zonderlinge dokter, de huishoudster, de mensen in het dorp Wolfheim, de vrouwen bij wie hij kloon-experimenten uithaalt, zijn begeleider bij de experimenten Rex Cremer.
Hoewel een alwetend perspectief een traditionele vertelwijze is, blijkt die qua spanning heel geschikt voor deze mooie roman.
Het speelt zich af in een Duitstalig Belgisch dorpje Wolfheim (naam is fictief en symbolisch- de thuisplaats van de wolf - vgl. het klassieke gezegde "homo homini lupus" oftewel: de mens is voor de mens een wolf) in de buurt van het drielandenpunt bij Vaals. Het enigszins ouderwets aandoende, typisch katholieke dorp met zijn bewoners als in een streekroman vormt de bizarre achtergrond tegenover de wetenschappelijke experimenten van dokter Hoppe. In deel II speelt een gedeelte van de experimenten zich ook af aan de universiteit van Aken. De tweede lijn van deel II speelt zich af in de omgeving van het geboortedorp van Victor Hoppe: het gesticht staat immers in La Chapelle.
Victor Hoppe wordt geboren op 4 juni 1945 en hij sterft op zondag 21 mei 1989. Deel I speelt van 14 oktober 1984 tot ruim vier jaar later. Deel II behandelt de geboorte van Victor Hoppe tot aan de tijd van zijn experimenten met zijn drie gekloonde zoons in de zomer van 1984. Deel III behandelt dan weer de periode van 1988 tot 21 mei 1989. Het twaalfde hoofdstuk is een soort epiloog, en deze speelt zich af op zaterdag 19 mei 1990.
Informatie schrijver:
Brijs woonde jarenlang in zijn geboorteplaats en ging daar ook naar school. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school, het Sint-Jozefinstituut te Bokrijk, Genk te werken. Sinds 1997 schrijft Stefan Brijs romans en essays, en artikelen en recensies voor onder meer de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. Begin 2003 verruilde hij Genk voor Koningshooikt, een deelgemeente van Lier. Sinds 1999 schrijft Brijs voluit.
Debuutroman en essays
Stefan Brijs debuteerde in 1997 met De verwording, een magisch-realistische roman. Na zijn debuut zwierf Brijs over Vlaamse begraafplaatsen, op zoek naar de resten van zijn literaire voorgangers, onder wie Gustaaf Vermeersch, Richard Minne, Maurice Gilliams en Karel van de Woestijne. Zijn queesten beschreef hij in Kruistochten, dat in 1998 verscheen. Deze essays kregen een vervolg in De vergeethoek, een serie literaire portretten van vergeten Vlaamse schrijvers.
Verder werk
In 2000 verscheen Arend, een roman over een misvormde jongen die op zoek is naar zichzelf, naar begrip en naar liefde en ervan droomt om ooit te kunnen vliegen. In de zomer van 2001 was er de publicatie van Villa Keetje Tippel, die veel stof deed opwaaien. In deze monografie wordt de geschiedenis verteld van de schrijfster Neel Doff en haar (intussen totaal vervallen) villa in Genk, die zij van 1908 tot 1939 elke zomer betrok en die haar inspireerde tot verscheidene werken. In de winter van 2001 verscheen Twee levens, een kerstnovelle. In oktober 2005 verscheen zijn nieuwe roman De engelenmaker, waarvan de vertaalrechten intussen zijn verkocht aan 15 landen. Dit boek werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, de AKO Literatuurprijs en de vakjuryprijs van de Gouden Uil, en won de lezersjuryprijs van de Gouden Uil. In oktober 2006 verscheen Korrels in Gods grote zandbak, een essaybundel over de schrijvers van Turnhout, onder wie Renier Snieders, Eugeen Edward Stroobant, Jozef Simons en Ward Hermans. Dit boek schreef Stefan Brijs in opdracht van de stad Turnhout en het Cultuurcentum De Warande.
In 2011 verscheen de oorlogsroman Post voor mevrouw Bromley. De roman Maan en Zon die zich afspeelt op het eiland Curaçao, volgde in 2015.
In 2017 publiceerde hij Andalusisch logboek, een anekdotische neerslag van de tochten die hij in 2016 ondernam door Andalusië waar hij sinds 2014 woont.
Eigen mening:
Ik vond het een goed boek om te lezen. Het was erg interessant en ook eens iets anders. Ik zag hier dan toch ook een andere vorm van autisme al herkende ik een paar dingen. ik vond het ook wel leerzaam en soms beetje apart.
Bron:
https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/295034/de-engelenmaker
https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst/niveau-4/de-engelenmaker.html
https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/de-engelenmaker-stefan-brijs