- Tijdsduur
Verhalen spelen zich af in een bepaalde tijd (historische tijd) en zij bestrijken een hoeveelheid tijd (tijdsduur). Soms wordt de tijd waarin een verhaal zich afspeelt duidelijk aangegeven. De handelingen die de personages in het verhaal verrichten spelen zich af in een ruimte en een historische tijd. De totale hoeveelheid tijd die alle beschreven gebeurtenissen in beslag nemen is de vertelde tijd. Deze staat tegenover de verteltijd, de tijd die het in beslag zou nemen om het hele verhaal hardop te vertellen. Het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd kan groot of klein zijn. Bij onbelangrijke zaken in het verhaal past de schrijver tijdversnelling toe, d.w.z. in een paar regels zijn we bijvoorbeeld 10 jaar verder in het verhaal. Het omgekeerde is tijdvertraging, d.w.z. dat een belangrijk onderdeel van het verhaal uitvoerig beschreven wordt. Vaak zijn dat gedachten van een persoon.
- Tijdsvolgorde
Daarnaast kan de auteur de gebeurtenissen op twee manieren beschrijven: chronologisch en niet-chronologisch. Eenvoudige verhalen en romans kennen een chronologisch verloop, dat wil zeggen dat de gebeurtenissen zich na elkaar afspelen. Maar als de auteur een of enkele gebeurtenissen uit het verleden wil beschrijven, onderbreekt hij de chronologie. Deze terugblikken in het verleden worden flashbacks genoemd. Het omgekeerde van de flashback, de vooruitwijzing, deelt mee wat later uitvoerig aan de orde komt.
- Structuur of opbouw
Het kan van belang zijn hoe het verhaal begint of eindigt. Wanneer je in het midden van een verhaal begint, weet je nog niets van de personen, wat er vooraf is gegaan, enz. Zo’n begin wordt een in medias res genoemd. Je kunt ook beginnen bij het einde en van daaruit terugblikken. Wanneer aan het einde van het verhaal er een duidelijke afloop is en er voor de lezer niets meer te raden overblijft, heeft het verhaal een gesloten einde. Maar als de afloop nog veel te raden geeft, bijvoorbeeld hoe het verder gaat met de hoofdpersoon, dan spreek je van een open einde. De lezer zal het verhaal zelf af moeten maken. Het slot kan ook vaak een verrassende ontknoping zijn.
- Ruimte
Bij het begrip ruimte onderscheid je de topografische plaats, dat wil zeggen waar speelt het verhaal zich af (bijvoorbeeld binnenshuis of buitenshuis, in welk land, stad of dorp, op school of in een kasteel) en de klimatologische omstandigheden, dat zijn elementen als jaargetijden en weersomstandigheden die nauw aansluiten bij de inhoud van het verhaal. Plaats en omstandigheden bepalen sterk de sfeer in een verhaal. De ruimte kan een psychologische of symbolische functie hebben in een verhaal.