Je begint met het schrijven van een leesautobiografie waarin je jouw eigen ontwikkeling als lezer, luisteraar en kijker weergeeft. Met andere woorden: geef weer in een terugblik wat indruk op jou heeft gemaakt als fictie-consument (fictie = fantasie).
Het kan daarbij gaan om voorleesherinneringen thuis en op school, de rol die familieverhalen hebben gespeeld, boeken die indruk hebben gemaakt, de cultuur onder vrienden en vriendinnen, favoriete tv-programma's, films en video's enz.
Ook kun je je afvragen of je belangstelling voor lezen en fantasie in de loop der jaren is veranderd, versterkt of verminderd en waardoor dat komt.
Voorbereidingsfase
De volgende vragen kun je gebruiken om informatie te verzamelen:
Kortom: probeer eens te brainstormen over je lees-/kijk-/luisterervaringen uit het verleden waardoor je ideeën opdoet voor je leesautobiografie.
Verwerkingsfase
Beschrijf jezelf als "lezer" vanaf je vroegste jeugd tot nu. Beperk je daarbij tot hoogte- of dieptepunten, maar zorg er wel voor dat je een bepaalde ontwikkeling bij jezelf zichtbaar maakt. Maak gebruik van de bij de voorbereidingsfase aangegeven aanwijzingen en vragen.
De volgende onderdelen komen in je leesautobiografie voor:
Noem ook titels (én daarbij de auteur) in je verhaal en vertel bij enkele titels (boeken, films of tv-serie) kort (twee, drie zinnen) waar het verhaal over gaat.
In het slot kijk je terug op het werken aan je leesautobiografie. Je kunt jezelf de volgende vragen stellen:
Na elk boek maak je een leesverslag waarin je de onderdelen van de literaire analyse verwerkt. Ook werk je leeslogboek bij waar je beschrijft hoe het nieuw gelezen boek past bij je leeservaring en wat het bijdraagt.