Paragraaf 3: Het schijventarief

Paragraaf 3: Het schijventarief

Hoe werkt ons belastingstelsel? Hieronder wordt dit uitgelegd.
In Nederland is de belastingheffing progressief. Progressief betekent hier letterlijk oplopend of opklimmend en komt op het volgende neer: Hoe hoger het verdiende inkomen des te hoger het te betalen belastingpercentage. Mensen met een hogere draagkracht moeten dus in een percentage meer belasting betalen. Dit heet het draagkrachtbeginsel. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.

Andere woorden (synoniemen) voor in een percentage zijn:

 

Belastbaar inkomen

Percentages 

Eerste schijf
Tweede schijf
Derde schijf
Vierde schijf

€ 0 tot en met € 17.046
€ 17.047 tot en met € 30.631
€ 30.632 tot en met € 52.228
meer dan € 52.229

34,15%
41,45%
42%
52%

Kortingen

Heffingskorting:              € 1.900,-

Arbeidskorting:                € 1.357

Het woord inkomstenbelasting houdt in, dat je belasting moet betalen over alle inkomsten.

Voorbeelden van inkomsten zijn: loon, rente, huur, pacht, winst.

 

15. Welke vormen van inkomsten (hierboven) horen bij de volgende 4 begrippen.Kapitaal, Arbeid, Ondernemerschap en Natuur.

 

16. Hoe meer ik verdien hoe meer belasting ik moet betalen. Waarom hoort deze zin NIET bij het begrip “progressieve belastingstelsel”.

 

 

Bij de belastingheffing houdt de overheid rekening met je persoonlijke omstandigheden. Op die manier zijn er bedragen die je van de belastingdienst van je bruto inkomen mag afhalen.

Voorbeelden hiervan zijn: Hypotheekrente en beroepskosten.

Door deze zogenaamde aftrekposten wordt je inkomen (kunstmatig) lager, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen. Dit heeft verder niets te maken met je netto inkomen of te wel het inkomen, dat een werkgever overmaakt naar je bankrekening.


Dit valt als volgt samen te vatten:

Totale bruto inkomsten

 

Aftrekposten                 −

 

Brutoloon en overige inkomsten

 

Hypotheekrente, ziektekosten,  e.d.

 

Belastbaar inkomen     =

 

Inkomen van iemand zoals het geldt voor de belastingdienst en waarover uiteindelijk via het schijventarief het belastingbedrag wordt berekend

 

Vervolgens moet over het belastbaar inkomen belasting worden betaald via het schijventarief. Die belasting trek je van het bruto inkomen af en dat is het inkomen wat de werkgever overmaakt naar je bankrekening.

Voor de berekening van het verschuldigde belastingbedrag wordt het inkomen in stukken geknipt. Elk stuk heeft zijn eigen schijf en eigen belastingpercentage.
Het is dus absoluut niet zo, dat wanneer je inkomen in de derde schijf zit, je over het hele inkomen 42% belasting moet betalen. Alleen dát deel dat in de derde schijf valt, wordt met 42% belast. Het eerste deel wordt belast met 34,15% en het tweede deel met 41,15% (zie Tabel 1 Schijventarief in 2012)).

Hoe hoger het inkomen des te meer schijven kom je tegen. Wanneer je dus een hoger belastbaar inkomen hebt dan €52.228,- (zie vierde schijf van Tabel 1) dan moet je over elke euro €0,52 inkomstenbelasting betalen.

Bij de berekening van de inkomstenbelasting moet er ook nog rekening worden gehouden met zogenaamde heffingskortingen! Op die manier kan het te betalen bedrag aan inkomensheffing lager worden.

 

 

 

 

Voorbeeld

 

Een docent economie uit Bussum verdiende in 2012 een jaarinkomen van € 47.000,-.

Hij heeft €4.500.- aan hypotheekrente betaald. Er zijn geen kinderen.

Bereken voor deze docent de te betalen inkomensheffing in 2012.

 

Berekening: € 47.000 − € 4.500 = € 42.500 (belastbaar inkomen)

Vervolgens bij elke schijf nagaan of het inkomen erin valt en altijd beginnen bij de 1e schijf.

 

1e schijf: 34,15% van € 17.046   =                       € 5.821,21

2e schijf: 41,45% van € 13.585   =                       € 5.630,98                          

3e schijf: 42,00% van  €11.869* =                       € 4.984,98  +    

Te betalen inkomensheffing zonder kortingen         €16.437,17      

 

* Dit bedrag is als volgt te berekenen: € 17.046 +  € 13.585 = € 30.631

                                                 € 42.500 −  € 30.631 = € 11.869

                                                                       

 

De docent economie heeft recht op de arbeidskorting van €1.357,- want hij heeft werk.

Tevens heeft hij recht op algemene heffingskorting van €1.990,- want die geldt voor iedereen. Zijn totale heffingskorting is dan €3.347,00. Dit bedrag mag in mindering gebracht worden op het te betalen bedrag van € 16.437,17 en komt dan op een bedrag van €13.090,17 uit.

De belastingdienst haalt vervolgens het bedrag achter de komma weg en dan blijft er dus over aan te betalen inkomstenheffing € 13.090,-.

Let op: De bedragen van de schijven, de percentages en de kortingen hoef je niet te kennen, maar je moet ze wel begrijpen en ze kunnen toepassen!

 

 

 

Het kan gebeuren dat je werkgever teveel loonheffing heeft ingehouden doordat je bijvoorbeeld veel aftrekposten  hebt in een bepaald jaar. Je kan dan via het indienen van een Teruggavenformulier of tewel T-biljet een en ander terugkrijgen van de belastingdienst.

Gewoonlijk worden personen met aftrekposten echter zelf al door de belastingdienst voorzien van een aanslagbiljet inkomstenbelasting (I.B); dit moet zorgvuldig en naar waarheid ingevuld worden. Op die manier krijgen ze eventueel geld terug of moet er bijbetaald worden.

Stel dat de werkgever in het bovenstaande voorbeeld €13.800,- had ingehouden op het loon van deze docent dan krijgt de docent dus nog terug: €13.800,- − € 13.090,- = € 710,-

De belasting wordt ook wel uitgedrukt als percentage van het totale inkomen; dit heet de gemiddelde belastingdruk. Hoe meer aftrekposten en kortingen des te lager de gemiddelde belastingdruk.

In het bovenstaande voorbeeld is de belastingdruk: € 13.090,-/ € 47.000 x 100 = 27,85%
Dit percentage is zelfs nog lager dan het percentage van de 1e schijf.

Over de top van zijn inkomen betaalt deze docent economie een belastingpercentage van 42%. Dit heet het marginaal tarief of marginale belastingdruk. Stel dat deze docent overstapt naar een baan in het bedrijfsleven en veel meer gaat verdienen. De top van zijn nieuwe inkomen valt dan in de 4e schijf en heeft belastingpercentage van 52%. Het marginale tarief is door de toename van het inkomen dus 52% geworden.

Door toepassing van het systeem van progressieve belastingheffing houden hogere inkomens relatief minder netto inkomen over dan lagere inkomens. Het netto inkomensverschil tussen een hoog en een laag inkomen wordt  kleiner; dit heet inkomensnivellering. Uit oogpunt van rechtvaardigheid heeft de politiek dit ingevoerd in Nederland. De sterkste schouders dragen zodoende de zwaarste lasten. Als het netto inkomensverschil tussen hoog en laag inkomen groter wordt, noemen we dit inkomensdenivellering.

 

17. Een docent economie uit Dronten verdiende in 2018 een bruto jaarinkomen van € 45.000,-.

Daar moeten dus nog belastingen en sociale premies over betaald worden.

Bereken de te betalen belasting in 2018, uitgaande van een totale

waarde van de heffingskortingen van € 2.320,- en aftrekposten ter hoogte van € 4.000,-. (gebruik het schijventarief bovenaan de paragraaf)

 

18. Een alleenverdiener heeft een hypotheek afgesloten van EUR 200.000. Hierover moet hij 4% rentebetalen. De algemene heffingskorting bedraagt € 1.600,-; Bereken hoeveel de alleenverdiener op basis van de hypotheekrenteaftrek in mindering mag brengen op het inkomen.

 

19. Een alleenstaande ouder verdient € 38.500,- bruto. Zijn aftrekposten bedragen € 6.000,-. Bereken de gemiddelde en marginale belastingdruk.