Sommige zelfstandig naamwoorden vormen een vaste combinatie met een werkwoord. Denk aan combinaties als: een gebaar maken of een afstand afleggen. Dit noemen we collocaties. We onderscheiden collocaties die letterlijk worden bedoeld en collocaties die figuurlijk worden bedoeld. De combinaties in deze laatste groep heten uitdrukkingen. Als we het hebben over een uitdrukking, bedoelen we dus een figuurlijk bedoelde vaste combinatie van woorden.
Een collocatie herken je doordat het ene deel automatisch het andere deel van de vaste combinatie oproept.