Zinsdelen

Op deze pagina herhalen we de zinsdelen uit klas 2. Voor de zinsdelen uit klas 1 volg je de link hieronder:

Redekundig ontleden klas 1

Maak de onderstaande oefening over de zinsdelen uit klas 1. Als je de stof voldoende beheerst, maak je de volgende toets. Als je de stof nog niet voldoende beheerst, volg je de link naar de website van klas 1. Daar leer je de theorie nogmaals en maak je de oefeningen.

Oefening 1

De juiste volgorde van zinsontleding is: PV - zinsdeelstrepen - WG/NG - OW - LV - MV - VZV - BWB - BIJST. - BVB. Hieronder vind je enkel de zinsdelen en zinsdeelstukken die je in klas 2 hebt geleerd. Voor de theorie van de overige zinsdelen ga je naar de website van klas 1.

 

Voorzetselvoorwerp (VZV)

Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel vormt een vaste combinatie met het belangrijkste werkwoord in de zin en kan niet vervangen worden zonder de betekenis te veranderen.

Let op!
Een voorzetselvoorwerp geeft nooit een tijd of een plaats aan.

 

De bijstelling (bijst.)

De bijstelling is een zinsdeelstuk; het is dus een deel van een zinsdeel. Het zinsdeel waarin een bijstelling staat, bestaat uit twee delen. Met de twee delen wordt hetzelfde bedoeld en ze kunnen meestal van plaats wisselen. De bijstelling staat meestal tussen twee komma’s of een komma en een ander leesteken.

 

Bijvoeglijke bepaling (BVB)

Ook de bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk. De bijvoeglijke bepaling geeft meer informatie over het kernwoord in het zinsdeel. Het kernwoord van een bijvoeglijke bepaling is altijd een zelfstandig naamwoord. De BVB geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bijvoeglijke bepalingen zijn meestal bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden of aanwijzende voornaamwoorden. Ook woordgroepen met van kunnen een bijvoeglijke bepaling zijn.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel.

Om een BVB te vinden kijk je eerst of er een ZN in het zinsdeel staat. Vervolgens vraag je je af:

welke + ZN ?

Het antwoord daarop is de BVB.

Toets jezelf

Maak de onderstaande oefeningen om erachter te komen of je de stof voldoende beheerst. Heb je nog veel fouten? Kijk dan terug op de website van klas 2 en maak daar de oefeningen nogmaals.

Oefening 2

Oefen met het volledig ontleden van zinnen. 

Zin: 1,

Zin 2,  

Zin 3,  

Zin 4,

Zin 5

Zin 6,

Zin 7,  

Zin 8,  

Zin 9,  

Zin 10

 

Let op: bij deze oefeningen staat onder de BVB nóg een BWB. Hiermee bedoelt men de ondergeschikte bijwoordelijke bepaling. Dit is een deel van een zinsdeel en het zegt iets over een kernwoord dat géén zelfstandig naamwoord is. 

Vb. het erg mooie huis
BVB = erg mooie > huis
OBWB = erg > mooie

 

Toepassing

Maak zinnen met de volgende zinsdelen: 

  1. BWB - WG - OW - MV -BWB - LV - WG
  2. NG - OW - BWB - NG
  3. MV - WG - OW - LV - BWB
  4. VZV - WG - OW - BWB - BWB
  5. OW - NG - BWB - NG