Zinsdeelstukken

Naast zinsdelen onderscheiden we ook zinsdeelstukken. Zoals de naam al zegt zijn dit 'stukken' van zinsdelen. Elk zinsdeel dat uit meer dan één woord bestaat, heeft een kernwoord. De overige woorden in dat zinsdeel kunnen iets zeggen over dat kernwoord.

 

De bijstelling (bijst.)

Het zinsdeel waarin een bijstelling staat, bestaat uit twee delen. Met de twee delen wordt hetzelfde bedoeld en ze kunnen meestal van plaats wisselen. De bijstelling staat meestal tussen twee komma’s of een komma en een ander leesteken.

Vb. Katwijk, een vissersplaats in Zuid-Holland, heeft het mooiste strand van Nederland.
      Bijst. = een visserplaats in Zuid-Holland   [bijstelling bij Katwijk]
Een visserplaats in Zuid-Holland, Katwijk, heeft het mooiste strand van Nederland.
      Bijst.= Katwijk [bijstelling bij vissersplaats]

Vb. Gisteren heeft Pieter, die leuke jongen uit 2vA, de wedstrijd gewonnen.
      Bijst.= die leuke jongen uit 2vA

 

Oefening 1

 

Bijvoeglijke bepaling (BVB)

Het kernwoord van een bijvoeglijke bepaling is altijd een zelfstandig naamwoord. De BVB geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bijvoeglijke bepalingen zijn meestal bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden of aanwijzende voornaamwoorden. Ook woordgroepen met van kunnen een bijvoeglijke bepaling zijn.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel.

Om een BVB te vinden kijk je eerst of er een ZN in het zinsdeel staat. Vervolgens vraag je je af:

welke + ZN ?

Het antwoord daarop is de BVB.

 

Vb. De nieuwe bakker | bakt | iedere dag | rozijnenbrood.
PV = bakt
OW = De nieuwe bakker
WG = bakt
LV = rozijnenbrood
BWB = iedere dag

In het OW staat het ZN bakker; welke bakker? De nieuwe bakker, dus: nieuw is een BVB.
In de BWB staat het ZN dag; welke dag? Iedere dag, dus: iedere is een BVB.

 

De bijvoeglijke bepaling noteren we als volgt:            BVB > kernwoord

Vb. De nieuwe bakker | bakt | iedere dag | rozijnenbrood.
BVB = nieuwe > bakker; iedere > dag


Vb. Dit interessante artikel in de krant | moet | je | beslist | lezen.
PV = moet
OW = je
WG = moet lezen
LV = dit interessante artikel in de krant
BWB = beslist
BVB = dit > artikel; interessante > artikel; in de krant > artikel

 

Oefening 2