auteur :Harry Mulisch
titel:De aanslag
samenvatting
Proloog:
De Steenwijks wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In de meest links gelegen huis “Welgelegen” woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt “Buitenrust”, waar Anton woont, daarnaast in “Nooitgedacht” wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin,
die verpleegster is. En in "Rustenburg” woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft.
De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen.
Eerste episode: 1945
Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer die nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil.
In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten: er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas.
Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur. Dat de Steenwijks schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter.
Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dan barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister.
Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat.
Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap.
Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroriste’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet.
De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder.
Feldwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden.
In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft.
Tweede episode: 1952
Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook Peter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’.
Pas in 1952 gaat hij weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar flauwe studenten kwetsende opmerkingen maken. Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt.
Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen.
Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen.
Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januariavond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden.
Derde episode: 1956
Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum van Amsterdam. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn co-assistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose.
Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige relletjes zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg; hij herkent Anton. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig. Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten... die hem hebben vermoord’. Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst hij in snikken uit.
‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg.
Daarbij ontploft de kachel ook nog eens. (Dit lijkt op de verschrikkelijke nacht in 1945 toen de Duitsers de ruiten kapot sloegen en het huis van Anton zijn ouders in brand staken.)
Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak.
Vierde episode: 1966
In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton.
Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anticommunisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbij fietste.’
De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: ‘kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof.
Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was.
Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt.
De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade.
Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald. Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak.
Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen’. Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis.
Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hij Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes.
De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard.
Laatste episode: 1981
Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd, maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries.
Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg.
Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de ander huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boven: ‘iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘... hij denkt dat ik niet van hem houd...’ Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerste zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt en roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf.
Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV.
Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten...
Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang.
Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loopt op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent.
Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na een lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en Karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hun niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over het gebeurde gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten doodgetrapt. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter.
Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder.
schrijfstijl
De stijl is helder, sober en eenvoudig. Het boek leest makkelijk en er worden weinig moeilijke woorden gebruikt. De o.t.t. en de o.v.t. wisselen elkaar af. Er zijn veel gesprekken, beschrijvingen en commentaren. Het begin doet sprookjesachtig aan ('ver, ver weg......)
plaats en ruimte
De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis uit de roman, wordt gepleegd in Haarlem. De kade in Haarlem, waaraan Anton woonde, wordt in de proloog uitvoerig beschreven. In 1952 gaat Anton voor het eerst na de aanslag terug naar Haarlem. Anton voelt overeenkomst tussen hemzelf en de stad. Anton wil nooit meer terug naar Haarlem, niet meer herinnerd worden aan de aanslag. Later gaat hij er echter nog een keer met Sandra naar toe. Na de aanslag woonde Anton bij zijn oom en tante aan de Apollolaan in Amsterdam. Apollo is de god van het licht.
Dit staat in tegenstelling tot de duistere gebeurtenis in Haarlem. Toen Anton in 1953 op kamers ging wonen, "verdween dat Haarlem van januari 1945 nog ver achter de horizon". In 1969 kocht Anton een huis in Toscane, waar hij de vakanties doorbracht. Hij kwam er erg graag, wilde zich er later zelfs permanent vestigen. Hij genoot vaak van het uitzicht op het landschap dat in ieder geval ver verwijderd was van Haarlem, 1945. Toch maakt Anton juist in Toscane een crisis door. Daarna hadden het huis en het uitzicht hun volmaaktheid verloren. De donkere cel, waar Anton praatte met het meisje, was heel belangrijk voor hem. Het symboliseert de duisternis en het isolement waarin Anton na de aanslag verkeerde.
In die donkere cel was één lichtpuntje, de vingertoppen van het meisje over Antons gezicht. Naar dat licht is Anton zijn hele leven op zoek. Verder verdient het huis van Takes vermelding. Het souterrain leek op een ondergronds hoofdkwartier. Voor Takes was het nog steeds oorlog.
tijd
De roman begint in januari 1945 en eindigt in november 1981. In de eerste episode volgt de lezer de 12-jarige Anton op de avond van de aanslag en de ochtend erna. Ten tijde van de oorlog in Korea bezoekt hij de straat waar hij vroeger heeft gewoond. De derde episode speelt zich af op de dag dat de Russen Hongarije binnenvallen (1956) en in de vierde episode staat voor iedereen behalve Anton de oorlog in Vietnam centraal; Anton ontmoet in 1966 de man die de NSB’er heeft doodgeschoten. In de laatste episode treft hij tijdens een demonstratie tegen kernwapens (1981) hun vroegere buurmeisje.
Omdat er tussen de episoden flinke sprongen in de tijd worden gemaakt, wordt elk eerste hoofdstuk gebruikt om kort te beschrijven wat er in de tussentijd is gebeurd. Het geheel is dus chronologisch, maar ook behoorlijk fragmentarisch. De vertelde tijd is bijna 37 jaar
verhaalfiguren
De hoofdpersoon van het boek is Anton Steenwijk. In het begin van het boek is hij 12 jaar, aan het einde 48 of 49 jaar. Blijkens de opmerkingen van anderen verandert hij in de loop van de jaren nauwelijks. Hij was een lange, slanke man met sluik, donker haar, donkere wenkbrauwen en een gave huid in de tint van noten. Hij hief meestal zijn hoofd een beetje schuin en gooide vaak zijn haar met een korte beweging naar achteren, wat iets sympathieks had. Hij liep een beetje sloffend. Anton leek op zijn vader die griffier was bij de arrondissementsbank. Tijdens de oorlog gaf hij zijn zoon Peter Griekse les, in naam van de humanitas. Tijdens de aanslag bleef hij gebogen, als een schim aan tafel zitten zonder iets te kunnen doen. In tegenstelling tot Anton en zijn vader waren moeder en broer Peter blond en hadden blauwe ogen. Er valt niet veel over hen te zeggen; evenmin over de oom en tante die Anton in huis nemen.
Anton wilde de aanslag vergeten. Al tijdens de ramp had hij af en toe het gevoel er niet echt bij te zijn. Hij was ook te jong om het allemaal te bevatten. Dat hij voor het eerst in een auto zat, leek hij belangrijker te vinden dan dat hij zijn ouders niet meer zag. Na de bevrijding, toen het bericht kwam dat zijn ouders en broer doodgeschoten waren, wilde Anton de gebeurtenissen diep in zichzelf sluiten.
Maar ook al wil Anton de aanslag vergeten, deze gebeurtenis blijft de hele tijd in hem doorwerken. En hoe sterk, blijkt als hij beseft dat hij met Saskia is getrouwd omdat zij lijkt op de voorstelling die hij heeft gemaakt van Truus Coster. Saskia was stewardess, haar vader, De Graaff, was ambassadeur in Athene. In de oorlog had hij een vooraanstaande positie binnen het verzet bekleed. Hij sprak niet vaak over de oorlog. Mevrouw de Graaff werd vergeleken met koningin Wilhelmina en met een generaal.
Anton hertrouwde met Liesbeth, wiens vader in Indonesië in Japanse gevangenschap had gezeten en daar ook nooit over sprak.
Van Saskia kreeg Anton een dochter, Sandra en van Liesbeth een zoon, Peter. De meeste personen krijgen weinig diepgang in het boek. Dit is niet het geval met Cor Takes, de man die samen met Truus Coster de aanslag op Ploeg had gepleegd. Takes had sombere donkerbruine ogen, waarvan het linker anders was dan het rechter. Daardoor bezat hij een doordringende blik waartegen Anton geen verweer had. Toch vond Anton Takes sympathiek, hij had zich nog nooit zo met een ander verbonden gevoeld. Voor Takes was het nog steeds oorlog, hij kon er niet los van komen. Takes sprak met Anton over de oorlog, niet om zijn daad goed te praten (hij zou nu weer een fascist kunnen doden), maar omdat hij aan niks anders meer kon denken. Hij was verliefd op Truus, al had hij een vrouw en kinderen. Hij wilde van Anton weten wat Truus in de cel gezegd had, maar die kon het zich niet meer herinneren. Wij als lezer weten dat Truus ook van Takes hield.
Truus Coster was een 'filosofe met een pistool'. Als het over de moraal ging, zat ze op haar praatstoel. Ze had dik, weerbarstig, rossig haar. Ze is niet ouder dan 24 jaar geworden: in april 1945 is ze in de duinen geëxecuteerd. Haar geboorte- en sterftedatum zijn precies gelijk aan die van de communistische verzetsstrijdster Hannie Schaft ('het meisje met het rode haar'). Er komen meer figuren voor in de roman die in verband kunnen worden gebracht met reële personen.
Fake Ploeg was de zoon van de NSB'er Ploeg. In 1956 blijkt hij een felle anticommunist te zijn. Hij verdedigt zijn vader hartstochtelijk.
Meneer Korteweg was zeeman geweest. Hij had veel reptielen, die voor hem heel belangrijk waren. Daarom had hij het lichaam van Ploeg verlegd. Later trapte hij ze dood, omdat Antons ouders en broer vermoord waren. Uit angst dat Anton wraak zou nemen, emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland. Daar pleegde hij in 1948 zelfmoord. Karin was verpleegster. Zij is nooit getrouwd.
vertelwijze
Er is een auctoriale vertelinstantie, die het verhaal over Anton vertelt. Vooral in de proloog en op de laatste bladzijde van de roman zien we hem duidelijk aan het woord. Hij maakt algemene opmerkingen, bijvoorbeeld op blz. 20 over de namen Anton en Adolf. Hij geeft af en toe uitleg, zoals over het liedje dat Anton zong (blz. 21). De vertelinstantie weet wat er later gebeurde, o.a. op blz. 60, als Anton van de Duitsers brood met beleg krijgt. Hij maakt af en toe opmerkingen tussen haakjes, bijvoorbeeld op blz. 70. De auctoriale vertelinstantie weet meer dan Anton zelf. Vooral bij de eerste episode is dat belangrijk omdat de 12-jarige Anton nog te jong is om alles te begrijpen. We zien later, vooral bij de gesprekken tussen Anton en Takes, dat Anton veel uit 1945 vergeten is, voornamelijk het gesprek met het meisje in de cel. Een vertellers truc zien we op blz. 43, als Truus een heel verhaal aan Anton aan het vertellen is, waarvan hij haast niets begrijpt. Maar het is de bedoeling dat de woorden wel door iemand begrepen worden, namelijk door de lezer: "Opeens begon zij te vertellen, alsof er nog een derde in de cel was tegen wie zij sprak
Later in het verhaal herinnert Anton hier niets meer van, maar de lezer wel. Dit verschil in herinnering verhoogt de spanning.
thema
De schuldvraag staat centraal in deze roman. Uiteindelijk zijn alleen de Duitsers die de trekker overhaalden schuldig aan de dood van Antons ouders, maar de verantwoordelijkheid wordt al snel verschoven naar de aanstichter van het geweld, de man of de organisatie die de NSB’er voor hun huis neerschoot. Iemand is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en niet voor de reactie van anderen daarop. De bepaling van de grens tussen goed en kwaad is zeker in een oorlog een hachelijke onderneming. Ook in het heden van het verhaal discussieert men over deze schuldvraag en grens.
titelverklaring
In januari 1945 vindt er voor het huis van de familie Steenwijk een aanslag plaats op een NSB’er. Uit wraak fusilleren de Duitsers de ouders van Anton Steenwijk en steken ze het huis in brand; zijn broer Peter is gewapend het huis van de buren ingevlucht, maar heeft deze vluchtpoging ook met de dood moeten bekopen. Tegen zijn wil in bepaalt de aanslag uit de titel het leven van Anton Steenwijk.
informatie over de auteur
Harry Kurt Viktor Mulisch wordt op 29 juli 1927 geboren in Haarlem. Zijn vader komt uit Oostenrijk-Hongarije (nu Tsjechië) en zijn moeder komt uit Antwerpen. Zijn grootvader van moederszijde was bankdirecteur geworden en zijn vader kon daar een betrekking krijgen. Thuis wordt Duits gesproken maar Harry krijgt een Nederlandse opvoeding. Zijn ouders scheiden in 1939, Harry blijft bij zijn vader en de huishoudster Frieda wonen. Dankzij de nieuwe betrekking van zijn vader blijven Harry en zijn moeder tijdens de oorlog uit de handen van de Duitsers. Zijn moeder emigreert naar Amerika en zijn vader wordt na de oorlog gearresteerd, waarna hij drie jaar in een kamp verblijft. Hij overlijdt in 1957. Mulisch gaat in 1958 in Amsterdam wonen. Hij trouwt in 1971 en krijgt twee dochters, Anna en Frieda.
Op de middelbare school raakte hij in de ban van de wetenschap. In 1944 ging hij van school en legde zich voornamelijk toe op lezen en schrijven. Drie jaar later werd zijn eerste verhaal gepubliceerd in een tijdschrift.
In 1951 won hij de Reina Prinsen Geerlingprijs met zijn debuutroman Archibald strohalm, die een jaar later werd gepubliceerd. Met de roman Het stenen bruidsbed (1959) wisselde hij de verbeelding in voor realiteit en engagement. Hij schreef in de jaren ’60 voornamelijk non-fictie, zoals zijn verslag van het Eichmann-proces, De zaak 40/61 (1962).
Na 1970 keerde de mythe weer terug in het werk van Mulisch, maar hij zorgde er nu wel voor dat zijn personages van vlees en bloed zijn. Met de romans Twee vrouwen (1975), De aanslag (1982) en Hoogste tijd (1985) bereikte hij een groot lezerspubliek. Deze boeken werden met wisselend succes verfilmd; Fons Rademakers won met De aanslag een Oscar voor de beste niet-Engelstalige film.
In 1978 nam Mulisch de prestigieuze P.C. Hooftprijs in ontvangst en in 1995 volgde de Prijs der Nederlandse Letteren. In 1992 verscheen de allesomvattende roman De ontdekking van de hemel, waarin hij verscheidene personages en thema’s liet samenkomen. De roman vormde de kroon op zijn oeuvre, maar hield geen einde van schrijverschap in. In 1998 verscheen de roman De procedure.
beoordeling
Het was een goed boek om te lezen. Het was spannend, aangrijpend, ontroerend. Je kon je helemaal inleven in de hoofdpersoon. Wat mij het meeste aansprak was toch wel de aanslag zelf. Dat Fake Ploeg werd doodgeschoten voor de buren van Anton en dat de fam. Korteweg het lijk snel voor Antons huis neerlegden.
Ik heb geen negatieve dingen gevonden aan dit boek. Alles hangt heel erg in verband met elkaar. Het is helemaal op elkaar afgestemd. Ieder dingetje heeft wel een diepere betekenis. Ik denk dat dit boek een verhaal apart is. Er zijn natuurlijk wel veel boeken over de oorlog, maar dit boek besteed meer aandacht aan het leven daarna. Wat de oorlog met zich mee heeft gebracht in het leven van de mensen die het bewust hebben meegemaakt.
Er is natuurlijk altijd de vraag wie is er schuldig…Ik denk dat je voor je zelf moet weten wie dat is in het boek. Of het zijn de Duitsers of het zijn Truus en Cor. Als Ploeg niet was doodgeschoten waren en misschien wel meer Joden vermoord..
Ik zou een ander zeker aanraden om dit boek te lezen. Het is zo’n mooi boek. Hij weet het ook precies goed te brengen. Ik weet niet precies of het echt is gebeurd, maar dat zou natuurlijk heel goed kunnen.
eigen mening: ik vind dit niet zon leuk boek omdat het langdradig is en het is niet mijn smaak. Ook vind ik het soms lastig te volgen.
bron: https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-aanslag-door-harry-mulisch-44744