Het bestand.
Schrijver: Arnon Grunberg
Naam: Stan v Balveren
Klas: H4F
Datum 13-06-2019
Opdracht: standaardverslag.
Inleiding.
Het bestand is een psychologische roman en is fictief. Het boek speelt zich af in de 21e eeuw omdat Lilian veel werkt met computers en internet programma’s. In het boek is er geen duidelijke chronologie en is het niet zeker hoeveel tijd er verstreken gaat. Het bestand wordt verteld uit de ogen van Lilian. Er wordt een constante “zij-vorm” gebruikt. Het boek speelt zich voornamelijk af in de kamer van Lilian. Ze zit de meeste tijd in haar kamer achter de computer. Als dat niet zo is, is ze op haar werk. Ze werkt bij een bedrijf genaamd BClever.
De hoofd- en bij personen in “het bestand” zijn:
· Lillian (hoofdpersoon): Lillian is een vierentwintigjarige computerexpert. Ze is erg op zichzelf en komt amper buiten. Ze valt te omschrijven als een sociaal buitenbeentje, wiskundig genie en ‘allergisch voor menselijk contact’. Ze besluit te solliciteren als receptioniste bij het computerbedrijf BClever, waarna ze iets socialer wordt. Lilian lijkt niet echt een doel te hebben, behalve wellicht socialer worden en zich voegen bij de samenleving in plaats van voor altijd een buitenbeentje blijven. Lillian heeft een nogal negatief wereldbeeld. Ze beweert allergisch te zijn voor mensen en komt liever haar kamer niet af. Ze stoot vrienden af en is ook erg onaardig tegen haar moeder.
· Seb: Seb is een medewerker bij het bedrijf BClever. Hij raakt in contact met Lilian doordat ze samen wel eens lunchen. Hij is nogal in zichzelf en woont samen met zijn 5 katten die hij beschouwt als familie. Hij is een heel vreemd type en deelt ook liever niets over zichzelf. Hij lijkt wel een soort interesse te tonen in Lillian door haar dingen te vertellen over zijn persoonlijke leven (zijn katten, zijn huis.. etc.). Hij is erg geïnteresseerd in kunstmatige intelligentie en praat ook veel over de mens die door technologie over genomen wordt. Hij is een echte nerd. Hij filosofeert heel veel over de mens en zijn ideale vorm.
· Axel: Axel is de persoon waarmee Lillian het sollicitatiegesprek heeft en tevens ook haar baas. Hij is een overtuigde veganist en laat dat ook heel vaak weten. Als hij Lillian uitnodigt om bij hem te komen eten, kookt hij ook veganistisch en praat hij onder andere over het feit dat hij geen kinderen wil puur om het feit dat hij niet nóg meer carnivoren op te wereld wil zetten. Hij is een nette man en ook een beetje vreemd. Hij heeft ook een knipperlichtrelatie nog met zijn (ex)vriendin. Hij wordt niet echt goed beschreven; hij blijft nogal oppervlakkig. Wat we wél van hem weten is dat hij de overheid niet vertrouwd.
· De moeder van Lillian: de moeder van Lillian is een zorgzame vrouw die eigenlijk alleen maar goeds wil voor Lillian. Ze vraagt regelmatig of alles wel goed gaat met Lillian, of ze hulp nodig heeft, etc. (ook al wijst ze dat steeds af). Lillian is erg onaardig tegen haar, ook al heeft ze recentelijk haar man verloren.
· Banri Watanuki: Banri is Lillians internet vriend. Ze weet vrijwel niets over hem. Hij is alleen prettig om mee te praten over de ‘ideale mens’. “Hij zei dat de mens die nog vastzat aan zijn lichaam feitelijk een niet bevrijde slaaf was”.
Samenvatting:
Lillian is een vierentwintigjarig computerexpert. Samen met enkele virtuele vrienden
(Pssdoff, CyberChe en Almond) hackt ze de facebookpagina van een pedofiel die eerder zijn zogenaamde ‘stier’ aan haar heeft getoond. Even hacken ze de facebookpagina van de pedofiel en plaatsen ze de naaktfoto van de pedofiel overal op zijn pagina. Enkele dagen later verschijnt in de krant dat de man zelfmoord heeft gepleegd, maar dat doet Lillian weinig. Het was zijn verdiende loon. Sindsdien noemt ze zichzelf de wraakengel.
Lillian spendeert haar leven online, want het leven in levende lijve is niet aan haar besteed. Ze voert ellenlange gesprekken met haat online vriend, Bari Wataniki. Lichamelijkheid vinden ze allebei slechts een noodzakelijk kwaad dat men beter kwijt dan rijk is. Leven zonder lichaam is het doel.
Op een dag raadt Banri Watanuki haar aan te solliciteren voor een job als receptioniste bij BClever, een software bedrijf dat in computersystemen infiltreert. Ze wordt aangenomen en plots moet zij – sociaal buitenbeentje, wiskundig genie en allergisch voor menselijk contact – haar real live leven toch uitbouwen. Ze ontmoet Axel en Seb, de twee belangrijkste bijfiguren. Axel, haar baas, is een overtuigde veganist en dat laat hij ook weten. Seb is een vreemde jongen waarvan Lillian een sterk vermoeden heeft dat hij Banri Watanuki is. Lillian wordt steeds meer ‘close’ met Seb en hij neemt haar ook twee keer mee naar zijn huis, waar zij kennismaakt met Seb’s katten die hij zijn ‘familie’ noemt.
Seb komt een aantal dagen niet meer op het werk en Lillian gaat zich zorgen maken. Ze besluite en paar cupcakes te kopen en bij hem thuis langs te gaan. Eenmaal hier aangekomen is Seb bezig met zijn spullen inpakken om te vertrekken en heeft hij al zijn katten vermoord omdat hij meende dat ze ‘spionnen’ waren die hem bespioneerde.
Ondertussen wordt Lillian steeds hechter bevriend met haar baas, Axel. Ze gaan samen naar een conferentie over cyber security in Frankrijk. Daarna zijn ze nog samen naar een naaktcamping gegaan waarna Lillian zich has gerealiseerd dat Axel haar geliefde/minnaar was. Daar eindigt het boek ook mee.
Informatie over schrijver:
Arnon Grunberg heeft zijn middelbare school, het Vossius gymnasium in Amsterdam, nooit afgemaakt. Dat heeft niet verhinderd dat hij een van de belangrijkste jonge schrijvers van Nederland is geworden, die vele prijzen wint en die de grote kranten volschrijft.
Nadat hij van school werd gestuurd, had Grunberg allerlei baantjes, maar begon hij ook zijn eerste toneelstukken te schrijven. Van deze periode doet hij verslag in de min of meer autobiografische debuutroman, Blauwe maandagen uit 1994. Behalve over de grote liefde van de ‘ik’ en over zijn avonturen met escort-girls, gaat het in deze eerste roman onder andere over de oude joodse ouders van de ik-figuur. Zij hebben de Holocaust meegemaakt, en met typisch Grunbergs cynisme en gevoel voor het absurde worden hun angsten beschreven - een gegeven dat ook terugkeert in het volgende boek, Figuranten. Net als de hoofdpersonen in die roman vertrok ook Grunberg zelf in deze periode naar New York, waar hij nu nog steeds woont.
Heel vaak is hij daar echter niet te vinden, want wie zijn blog volgt op www.arnongrunberg.com weet dat de schrijver de hele wereld overvliegt, voor boekpromoties, columns maar ook serieuze reportages uit oorlogsgebieden als Irak en Afghanistan. Om het nieuws is het Grunberg niet te doen met deze ‘missies’, veeleer wil hij weten wat iemand ertoe brengt om soldaat te worden, wat geweld doet met gewone mensen, en bijvoorbeeld welke taal er in een oorlog wordt gesproken.
Ondertussen schrijft hij de ene roman na de andere. Na Fantoompijnuit 2000 verdween het autobiografische vrijwel geheel uit zijn boeken. Ging het daar nog om een schrijver die in New York woont en zich in de schulden steekt, in De Asielzoeker is er een minder rechtstreeks verband. De hoofdpersoon is hier nauwelijks meer een schrijver te noemen: hij heeft zijn pen al tien jaar eerder aan de wilgen gehangen. In plaats daarvan vertaalt hij gebruiksaanwijzingen; volgens hem is dat veel belangrijker werk - een fout in de gebruiksaanwijzing voor een kettingzaag kan immers fataal zijn. Aan het einde van het boek ontdekt hij dat literatuur net zo gevaarlijk is.
In dezelfde tijd begon Grunberg met een zijtak aan het oeuvre: onder de naam Marek van der Jagt schreef hij twee romans. Vooral Gstaad 95-98 is een extreem boek, waarin een serie ranzige en absurde verwikkelingen leiden tot de moord op een klein meisje. Na dit boek was het Grunberg blijkbaar genoeg met dit ‘heteroniem’, bovendien wist iedereen inmiddels wie er schuilging achter Marek van der Jagt. Grunbergs onmiskenbare eigen stijl had hem al snel verraden. Naast zijn voorkeur voor aforismen is ook de licht ironische schrijfwijze met veel herhalingen kenmerkend: ‘Woede is een kwestie van exploderen en hij explodeert. Hij is al zo vaak geëxplodeerd. Zijn exploderen is imploderen geworden’ (De Asielzoeker).
In dezelfde tijd begon Grunberg met een zijtak aan het oeuvre: onder de naam Marek van der Jagt schreef hij twee romans. Vooral Gstaad 95-98 is een extreem boek, waarin een serie ranzige en absurde verwikkelingen leiden tot de moord op een klein meisje. Na dit boek was het Grunberg blijkbaar genoeg met dit ‘heteroniem’, bovendien wist iedereen inmiddels wie er schuilging achter Marek van der Jagt. Grunbergs onmiskenbare eigen stijl had hem al snel verraden. Naast zijn voorkeur voor aforismen is ook de licht ironische schrijfwijze met veel herhalingen kenmerkend: ‘Woede is een kwestie van exploderen en hij explodeert. Hij is al zo vaak geëxplodeerd. Zijn exploderen is imploderen geworden’ (De Asielzoeker).
Velen zien rond De Asielzoeker in Grunbergs werk een wending. Hoewel dezelfde thema’s van belang blijven - jodendom en de erfenis van de Tweede Wereldoorlog, schuld, liefde en seks (en vooral wat die met elkaar te maken kunnen hebben) - wordt het ook serieuzer, minder absurd van toon en dus minder autobiografisch. Geweld en de oorlog gaan een belangrijkere rol spelen. In Tirza (2006) is de ogenschijnlijk keurige Jörgen Hofmeester eigenlijk een ‘beest’, en in Onze Oom uit 2008 is niemand meer keurig. De onschuld van kinderen (ook zo’n terugkerend thema bij Grunberg) blijkt niet lang stand te kunnen houden in de echte wereld. Met deze roman dicht Grunberg de kloof tussen zijn romans en zijn reportages: zo lijken zijn ervaringen op missies materiaal te hebben geleverd voor dit boek.
In eerdere boeken baseerde hij zich vaker op andere literatuur. Grunberg gebruikt graag en veel verhalen van anderen, van grote filosofen als Nietzsche tot onbelangrijke schrijvers die haast niemand leest. De reden van al die verwijzingen naar andere teksten (‘intertekstualiteit’) is niet altijd even duidelijk. Wellicht wil Grunberg ermee zeggen dat originaliteit voor hem niet zo belangrijk is: als je maar een goed verhaal vertelt dat de lezer kan boeien. Ook zal hij ermee laten zien wie in zijn ogen belangrijke voorgangers en inspirators zijn. W.F. Hermans kan daartoe gerekend worden, en Frans Kellendonk bijvoorbeeld. Ook zij waren ‘ontmaskeraars’ die via de literatuur de mensen een ontluisterend beeld gaven van de absurde en chaotische wereld. Waar het bij Grunberg steeds weer om gaat is hoe de mens ondanks alles blijft geloven in ‘afgoden’ (geld, liefde, seks, geweld) en steeds weer tot de tragische ontdekking komt dat daar al evenmin heil van te verwachten is als van de gewone God.
Eigen mening:
Ik vond het persoonlijk een super leuk boek om te lezen. Het was makkelijk om te lezen maar soms ook ongemakkelijk. De manier hoe Arnon schrijft is erg gedetailleerd en dat maakte het soms ongemakkelijk om te lezen. Voor de rest was het echt het lezen waard. De spanning was goed, de personages waren niet te veel en maakten door het complete verhaal heen een belangrijk deel uit van het verhaal. Je bleef je afvragen wie de Banri nu was, dus het verhaal zette je wel aan het denken. Persoonlijk heb ik bijna gehuild op het moment dat Seb zijn katten vermoorde omdat hij vanaf het begin al zei dat die beestjes zijn familie zijn. Voor de rest echt een zeer grote aanrader. Alleen niet lezen als je makkelijk ongemakkelijk gemaakt wordt.
Bronvermelding: