Boek 3 - havo 4: Paaz

Myrthe van der Meer is geboren in 1983 in Den Bosch en is nu 36 jaar. Ze heeft dit boek geschreven toen ze na een burn-out van vijf maanden lang op een Paaz opgenomen werd. Het boek de Paaz werd genomineeerd voor de Dioraphte jongerenliteratuur prijs. Myrthe won de Pysche Mediaprijs en de Viva400- Award. Na de Paaz schreef ze nog de boeken Up, Kalf en Het houden van mannen.

Emma Nieuwhuis:

Emma Nieuwenhuis is 26, zeer intelligent en suïcidaal. Ze heeft een scherpe humor die ze vooral inzet om anderen op een afstand te houden. Ook na haar opname vindt ze dat er niets met haar aan de hand is. Heel langzaam leert ze om haar masker te laten vallen en andere mensen toe te laten. Aan het eind van de roman is ze in staat de 'echte' wereld weer in te gaan.

 

Emma's grote steun is haar vriend Sergei, die haar neemt zoals ze is. Hij schrikt als hij hoort dat ze zelfmoordneigingen heeft, maar blijft haar trouw. Zijn liefde blijkt onder andere uit de vele kaarten die hij stuurt met meerkoeten erop getekend.

 

Emma’s broer:

Hoewel Emma's broer David niet meespeelt in de roman, is hij wel belangrijk. Hij was het probleemkind in het gezin waarin Emma opgroeide en kreeg daarom alle aandacht van zijn ouders. Ook richtte hij zijn agressie op zijn broer en zussen, iets wat bij Emma zelfs tot een trauma heeft geleid.

 

Emma’s ouders:

Ook de ouders van Emma spelen geen grote rol in de roman, maar zijn wel van groot belang. Van haar vader komt de lezer nauwelijks iets te weten, alleen dat hij haar naar de huisarts heeft gebracht. Haar moeder lijkt zich niet echt zorgen te maken om Emma en laat meteen weten dat andere zaken in haar leven voorrang hebben boven deze opname.

 

Dokter Visser:

Op de Paaz heeft Emma contact met dokter Visser, een psychiater van haar eigen leeftijd die gesloten en afstandelijk is. Als Emma een gesprek met haar aangaat over haar houding en therapie, blijkt dat dokter Visser menselijker is dan Emma dacht. Zij is misschien wel de grootste spiegel voor Emma.

 

Psychiater Valk:

Psychiater Valk is Emma's droompsychiater. Ze vindt het een leuke man die ook nog eens moet lachen om haar gevatte opmerkingen. Hij is opmerkzaam, aardig.

 

 

 

 

 

 

Psychotherapeut Lars de Waal:

Psychotherapeut Lars de Waal leidt de groepstherapie. Hij doet dit op een vrij losse manier, maar weet ondertussen precies de dingen te zeggen die er toe doen. Lars kan goed luisteren en is niet om de tuin te leiden.

 

Stella:

Stella is de activiteitenbegeleidster. Zij heeft veel geduld en inzicht en laat mensen er zelf achter komen wat ze willen doen.

 

Verpleegkundige:

Naast de psychiaters en de therapeuten zijn er de verpleegkundigen, met wie Emma het grootste deel van de dag te maken heeft. Haar hoofdbehandelaars zijn Sandra en Leny. Sandra is aardig, begripvol en rustig, Leny is streng en opmerkzaam.

 

Emma’s medepatiënten:

Emma's medepatiënten hebben verschillende ziektebeelden en problemen. Door hiernaar te luisteren en te kijken leert Emma meer over de ander en over zichzelf. Bij haar opname is haar kamergenoot Marja, een aardige vrouw die al bijna weer naar huis mag. Aan het eind is haar kamergenoot Kim, die allerlei aanvallen heeft en daarbij vaak 's nachts uit haar bed valt. Ze heeft een groot gevoel voor humor. Simone heeft een zoontje dat seksueel misbruikt is en heeft ruzie met haar ex-man. Ze probeert uit alle macht om beter te worden opdat ze haar zoon niet zal verliezen. Het meeste contact heeft Emma met Alice, die aan een meervoudige persoonlijkheidsstoornis lijdt. Langzaam bouwen zij een vriendschap op die ook na hun opname zal voortduren. Alice is lief, opmerkzaam en kwetsbaar.

 

Psychische afwijking
Het hele boek draait om het feit dat Emma aan een ernstige depressie lijdt.

Eenzaamheid
Emma voelt zich behoorlijk eenzaam doordat ze problemen heeft en niet inziet dat het niet normaal is dat ze zo denkt. Daardoor vindt ze dat ze niet moet zeuren en vraagt ze niet om hulp uit zichzelf.

Psychische afwijkingen
Het hele boek draait om de depressies waar de hoofdpersoon aan lijdt.

Identiteitsontwikkeling

Emma heeft zich heel sterk geïdentificeerd aan de hand van het werk dat ze doet. Wanneer ze wordt opgenomen, valt dat allemaal weg en moet ze ineens op zoek naar wie zij los van haar dagelijkse leven is.

Relatie tussen broer en zus
De problemen die Emma heeft, hebben te maken met de problemen die ze in haar kindertijd met haar geestelijk gehandicapte broertje had.

Relatie tussen zussen
Emma heeft niet verwerkt dat ze niet altijd goed voor haar zusje heeft kunnen zijn en voelt zich daar (eerst onbewust, later bewust) erg schuldig over.

 

 

 

verteltijd: dit boek heeft 346 bladzijden over om het hele verhaal te weten, als je het dankwoord niet mee rekent.
Vertelde tijd: haar hele tijd op de PAAZ tot ze terug is duurt ongeveer zes maanden, het zal ongeveer wel iets langer zijn dan een halfjaar, maar dit is ongeveer de goeie indicatie.

Het boek is geschreven vanuit de eerste persoon. De hoofdpersoon (Emma) is daarbij de verteller die in de tegenwoordige tijd verslag doet van haar vijf maanden op een psychiatrische afdeling. Het boek is verder chronologisch gestructureerd, zonder grote sprongen in de tijd.

Emma wordt opgenomen op de paaz (psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis), omdat ze zwaar depressief is. Zelf vindt ze dat dit wel meevalt, al wil ze dan graag dood, maar dat wil volgens haar toch iedereen? Emma heeft een leuke baan als redacteur bij een uitgeverij, een lieve vriend en woont nog bij haar ouders. Over dat laatste is ze niet erg tevreden, maar ze komt er ook niet aan toe om op zichzelf te gaan wonen.

Als ze vakantie krijgt, stort ze in. De crisisdienst stuurt haar door naar de paaz, waar ze pas vijf maanden later zal vertrekken.

Op de paaz komt ze op de kamer bij Marja, die veel beterschapskaarten aan de muur heeft hangen. Emma voelt een steekje jaloezie, omdat ze beseft dat zij haar sociale leven heeft ingeruild voor haar werk. Ze krijgt te horen dat je op de paaz geen patiënt maar cliënt bent. 'Als je hier geen patiënt bent, dan ben ik dus ook niet ziek?' (p. 11) vraagt ze, en: 'En als ik niet ziek ben, word ik dan ook niet beter?' (p. 11). Uit deze vragen blijkt niet alleen dat Emma erg intelligent is, maar ook dat ze haar eigen depressie niet als een probleem beschouwt maar als een gegeven. Ze heeft al jarenlang een doodswens en komt er op de paaz achter dat dit niet normaal is. Ook leert ze hoe ze het beste voor zichzelf kan zorgen, zodat ze weer in de buitenwereld kan functioneren zonder suïcidale gedachten.

Maar voor het zover is, heeft ze nog een lange weg te gaan. Het leven op de paaz is niet gemakkelijk. Naast allerlei therapieën, gesprekken met hulpverleners en medepatiënten/-cliënten, krijgt ze last van slaapproblemen die zelfs met pillen niet opgelost kunnen worden. In het begin krijgt ze één pil temazepam, waarvan ze niet eens weet hoe ze hem moet slikken. Gedurende haar verblijf komen hier allerlei medicijnen bij.

Met haar psychiater dokter Visser spreekt ze af welke 'vrijheden' ze krijgt. 'De basisvrijheid is geen vrijheid' (p. 21). Al naar gelang de voortgang komen hier dan vrijheden bij zoals onder begeleiding of alleen de tuin in, of ergens zelfstandig naartoe mogen. 'Maar geen vrijheid zonder verplichtingen' (p. 21). Als je eenmaal zonder begeleiding naar buiten mag, moet je in de weekenden ook naar huis. En met elke stap die ze vooruitgaat, krijgt ze meer verplichtingen.

Emma begint heel simpel met het maken van legpuzzels als activiteit. Puzzels 'geven je handen iets te doen terwijl je hersencellen apathisch ronddobberen' (p. 36). Zo kan ze zich afsluiten van haar medebewoners op de paaz. In het begin vindt ze de mensen die er rondlopen soms eng en het duurt dan ook even voordat ze echt contact met hen maakt. Het liefst zou ze zich constant verschuilen. Ze wil niet opvallen en vooral niet tot last zijn.

Als haar ouders haar bezoeken, wordt duidelijk dat haar moeder zich niet erg om Emma bekommert. Zij focust zich op haar zoon David, die van jongs af aan een probleemkind is geweest. Tijdens de therapie ontdekt Emma dat Davids rol in hun gezin heeft bijgedragen aan haar depressiviteit. Ze is door hem lichamelijk bedreigd en door haar ouders geestelijk verwaarloosd. Alle aandacht ging altijd naar David. Emma's broer en zussen zijn daarom zo snel mogelijk het ouderlijk huis ontvlucht. Emma is de oudste en kon de verantwoordelijkheid die ze van haar ouders moest dragen niet aan. Op de paaz merkt ze dat ze daardoor ook geen verantwoordelijkheid voor haar eigen leven neemt.

Voordat Emma in een behandelgroep terechtkomt, komt ze al veel te weten over haar medebewoners. Zo komt Dien terug op de paaz na een zelfmoordpoging die mislukte omdat het touw waarmee ze zich wilde ophangen te lang bleek te zijn. Alice ontdekt dat ze een meervoudige persoonlijkheidsstoornis heeft, die veroorzaakt is door grote trauma's in haar jeugd. Zij en Emma begrijpen elkaar goed en hebben eenzelfde soort humor. Marja vertelt Emma dat je niet zozeer gelukkig moet zijn om weer uit de paaz te komen, maar beter. 'Beter dan toen je hier binnenkwam' (p. 75).

Met haar vriend Sergei probeert Emma het uit te maken, omdat ze hem niet wil opzadelen met een suïcidale vriendin, maar hij weigert dit. Hij blijft haar trouw, ook als het slecht met haar gaat.

Als Emma zich iets beter voelt, denkt ze dat ze wel weer aan het werk kan. Ze wordt doorgestuurd naar dokter Valk, de hoofdpsychiater. Hij zegt haar dat ze eerst weer fatsoenlijk zal moeten kunnen slapen, voordat ze überhaupt weer kan gaan werken en schrijft haar andere pillen voor.

Na een tijd is Emma klaar voor de behandelgroep. Bij de intake met psychotherapeut Lars de Waal vertelt ze dat ze vaak moet huilen en hiermee dan niet kan stoppen. Ze vindt dit heel normaal. Ook zegt ze dat ze haar emoties nu weer kwijt is en zich daar prima onder voelt. Als hij concludeert dat ze weer in contact wil komen met haar gevoel, weerspreekt ze dit: 'laat mij maar gewoon op de rationele stand staan' (p. 94). Hij noemt huilen psychisch lijden, terwijl zij dit ziet als 'gewoon iets wat je doet' (p. 95).

De groepstherapie vindt Emma in eerste instantie heel lastig. Ze weet niet hoe ze zich moet gedragen en zou het liefst verdwijnen. Maar ook hier leert ze langzaam maar zeker meer over zichzelf en haar emoties. Hetzelfde gebeurt tijdens de creatieve therapie, waar ze de eerste keer een handje van klei maakt dat iedereen bewondert. Ze zegt: 'Ik heb gewoon iets gemaakt en het betekent helemaal niets' (p. 103).

Na een paar weken gaat het mis met Emma. Haar medicatie bezorgt haar hartklachten. Ook voelt ze zich wanhopig omdat ze het idee krijgt dat er niets verandert. Alice heeft juist een doorbraak in haar genezingsproces. Ze vertelt hierover aan Emma en voelt zich door haar gesteund.

Emma krijgt Kim als kamergenoot. Zij valt bijna elke nacht uit haar bed en houdt Emma, voor zover die niet al wakker ligt, daarmee uit haar slaap. Uit de manier waarop Emma met zowel Kim, Alice als haar medebewoners omgaat, blijkt dat ze op de goede weg is. Ze zit dan inmiddels drie maanden op de paaz. Haar slaapproblemen blijven echter bestaan. Op verzoek van dokter Visser gaat ze een test doen die zal bepalen of er sprake is van autisme. Emma zou dit niet erg vinden, want volgens haar hoeft en kan ze zichzelf dan niet veranderen. Uit de test komt als resultaat dat ze depressief is en hoogbegaafd, maar niet autistisch.

Als Emma aangevallen wordt door een nieuwe patiënte die haar de keel dichtknijpt, komen er angstige herinneringen aan vroeger naar boven. Haar broer David heeft ooit hetzelfde bij haar gedaan. Dit heeft ze al die jaren verdrongen. Ook heeft ze zelf later haar zusje Elise een keer de keel dichtgeknepen. Als ze zich dit weer herinnert, wordt ze erg verdrietig, omdat ze zich daarover erg schuldig voelt. Verpleegkundige Leny stelt haar gerust. Als Emma dit later aan haar zus vertelt, kan die zich niets van het voorval herinneren.

Ze gaat een gesprek aan met dokter Visser, omdat ze slecht met haar kan communiceren. Ze vertelt haar dat ze alles wil weten over haar behandeling, omdat ze die wil begrijpen. Ze weet goed uit te leggen wat haar probleem is en krijgt van dokter Visser een overwogen reactie. Ze stellen hun beeld van elkaar bij.

Als Alice eindelijk naar huis mag, vindt Emma het jammer dat ze een vriendin kwijt is. Volgens haar mag je op de paaz geen vriendschappen sluiten en die daarna voortzetten. Maar volgens verpleegkundige Sandra is hun vriendschap van dien aard, dat ze die hierna juist moeten voortzetten. Emma geeft Alice het handje mee, dat ze in het begin gemaakt heeft.

Vanwege haar slaapproblemen krijgt Emma een eigen kamer. De patiënten komen en gaan en Emma krijgt steeds meer contact met hen. Ze wordt naar een cardioloog verwezen omdat haar hart nog steeds problemen geeft vanwege de medicatie. Ze maakt tegen Sergei de wrange grap dat het de psychiaters bijna is gelukt wat haar niet lukte: een eind aan haar leven maken. Dan blijkt dat hij niet wist dat ze suïcidaal was. Hij dacht dat ze alleen depressief was. Emma heeft het hem nooit verteld, omdat ze ervan uitging dat hij het wel wist. Dit maakt ook duidelijk dat ze niet zo helder communiceert met anderen.

Na vijf maanden mag Emma naar huis. Ze wil dan het liefste helemaal niets doen, maar moet van de behandelaars uitzoeken hoe haar dagbesteding thuis en in de behandelgroep eruit zal komen te zien. Ze blijft nog wel in behandeling, maar extern. Voordat het zover is, zet ze samen met de anderen de kerstboom op en versiert die met ballen die ze zelf gemaakt hebben. De kerstballen hebben spreuken als 'Ik ben niet gek, ik ben een kerstbal' en 'Soms voel ik mij zo leeg van binnen' (p. 325). Hoewel de verpleging er hartelijk om moet lachen, moeten de ballen toch de boom weer uit.

Emma neemt afscheid van de mensen die op de afdeling werken. Met dokter Visser heeft ze nog een verhelderend gesprek, waarin ze elkaar goed begrijpen. Als ze op de dagbehandeling zit, hoort ze dat Boudewijn, een medepatiënt op de paaz, een eind aan zijn leven heeft gemaakt. Emma begrijpt zijn daad, maar beseft ook dat zij dit niet meer wil. 'Blijkbaar was er iets dat me in leven hield, dwars door de depressie, wanhoop en het alleen nog maar dood willen heen. (...) Iets onverwoestbaars' (p. 346).

 

Ik vond dit boek leuk om te lezen omdat het een keer iets anders is. Normaal zou ik namelijk niet zo snel een boek pakken over iemand die een kliniek zit, maar ik vond het heel interessant om te lezen hoe iemand dan denkt en hoe zij alles heeft meegemaakt.

 

Ook vond ik het interessant om te lezen hoe het in iemand zijn hoofd omgaat als diegene depressief is. Je kon in dit boek namelijk echt lezen hoe degene zich voelde over sommige dingen en hoe ze over dingen dacht.

 

Waar ik later achter kwam is dat dit boek is geschreven door iemand die dit zelf heeft meegemaakt. Dat het verhaal dus eigenlijk op haar verhaal gebaseerd is. Dat vond ik best interessant om te lezen, omdat je dan nog meer in die persoon kan inleven, omdat je dan weet dat het ook echt is gebeurd.

 

Wat ik minder leuk vond aan dit boek was dat het voor mijn gevoel best langdradig was. Vooral op het einde toen ze bijna “beter” was en uit de kliniek mocht. Toen ging het nog best lang door. Ook sommige stukken in het boek vond ik te uitgebreid dat ik het op een gegeven moment wel wist en soms dus niet meer echt men focus kon blijven houden in het boek.

 

Wat ik leuk vond is dat er achter in het boek ook nog de gene waarover het gaat aan woord komt en de mensen uit de omgeving zodat je echt meer een inzicht krijgt over de mensen.