Boek 3 - havo 4

De laatkomer

 

Samenvatting

Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van: Dimitri Verhulst, De laatkomer. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2013.

Désiré Cordier, net 74 geworden, is opgenomen in Home Winterlicht, een tehuis voor demente bejaarden. Zijn verjaardag zal samen gevierd worden met die van twee andere bewoners die in de afgelopen twee weken jarig waren. Een van hen is Walter De Bodt, ouder dan honderd, die Désiré vanwege zijn racistische nazitaal en Jodenhaat de bijnaam ‘Kampcommandant Alzheimer’ heeft gegeven (p. 11). Zonder dat de anderen het doorhebben, pest Désiré hem uit alle macht. Hij heeft er duivels plezier in als hij de uitwerking ervan ziet: Walter gilt het uit van angst en krijgt van het personeel een kalmeringspil. Désiré stelt vast dat geen van zijn verjaardagen ooit zo veelbelovend is begonnen als zijn allerlaatste (!).

Désiré is in het geheel niet seniel, hij simuleert het slechts, en is volgens een nauwkeurig uitgestippeld plan in het geriatrisch bejaardentehuis terechtgekomen. Hij denkt terug aan hoe het zo ver is gekomen.

De diepste oorzaak voor zijn plan is zijn slechte huwelijk met Moniek de Petter, een vittende, bazige vrouw, tegen wie Désiré in het geheel niet is opgewassen. Hij geeft al vroeg in zijn huwelijk elk verzet tegen haar op en bijt zich vast in 37 jaar werken als bibliothecaris, in zijn boeken, klassieke muziek, rustige plekje in de tuin, dagelijkse twee wijntjes en wekelijkse verzetje met enkele vrienden van de petanque-club.

Tijdens een van de bijeenkomsten met zijn petanque-vrienden heeft een van hen het over een Australiër die zijn hele leven, alles wat hij is en heeft, te koop heeft aangeboden op internet. Er hebben zich al meer dan honderd bieders gemeld en de teller staat inmiddels op bijna twee miljoen Australische dollars! Dit verhaal maakt grote indruk op Désiré.

Tijdens een begrafenis van een bekende hoort hij een van zijn petanque-vrienden zeggen dat de volgende dode wel eens Rosa Rozendaal zou kunnen zijn: die is flink achteruitgegaan en vanwege dementie opgenomen in een tehuis. Er gaat een schok door Désiré als hij dit hoort. Rosa is zijn grote jeugdliefde. Meer dan vijftig jaar geleden had zij hem tijdens een dansfeestje uitgekozen om te dansen en daarna veelbetekenend voorgesteld om samen naar buiten te gaan. Hij was te bleu geweest en had zijn kans voorbij laten gaan.

Van grote invloed op zijn plan om dementie voor te wenden, is ook een opmerking van zijn vrouw tijdens een gezinsbijeenkomst in de tuin bij hen thuis. Aanwezig zijn ook hun zoon Hugo, diens derde ‘del’ Lisa en hun ‘lawaaierige puberbende’ (p. 32), en hun kinderloze dochter Charlotte en Pascal, de vriend met wie ze al jaren samenleeft. Zo maar opeens komt Moniek met een strip erectiemedicijnen op de proppen en vraagt met schelle stem of iemand ze wil hebben: ze zijn voorgeschreven voor Désiré, maar die denkt alleen maar aan zichzelf en wil ze niet innemen. Er valt een pijnlijke stilte.

Achtergrond van haar plompe gedrag is haar plotselinge seksuele opleving na jaren van preutsheid die ervoor hebben gezorgd dat Désiré’s libido is uitgedoofd. Ze slapen al jaren niet meer in dezelfde kamer. Désiré schikt zich gemakkelijk in zijn aseksualiteit en wil niets meer weten van haar onverklaarbare seksuele opleving.

Na het incident praten de kinderen snel over andere dingen. Plotseling zegt Moniek geschrokken dat ze vergeten is taart te kopen. Ze stuurt Désiré eropuit en die keert pas na anderhalf uur terug, met een gloednieuw broodrooster! ‘Mijn voorstelling was begonnen. Het voorprogramma’ (p. 43).

Gesteund door het raadplegen van wetenschappelijke boeken over dementie, bouwt Désiré sindsdien zijn aftakeling uit. In plaats van de vuilniszak zet hij de wasmand op de stoep. Hij doet vuile vaat in de wasmachine, tomatensoep in de koffiethermoskan, theezakjes in de wc-pot, koopt opzichtige kleren zonder ze te betalen, loopt met een lampenkap op zijn hoofd over straat, stapt zonder kaartje in een willekeurige trein et cetera. Moniek weet niet meer hoe ze het heeft en stelt een bezoek aan de huisarts voor. Voor de dementietest ‘slaagt’ hij met een (bewust niet te hoge!) score van 17 goed op 30 vragen. Op voorstel van Désiré wordt de uitslag met zijn vrouw en dochter met champagne gevierd in een brasserie.

Het verdriet van Charlotte is veel oprechter dan dat van haar moeder, die haar ergernissen maar moeilijk kan verbloemen en vooral beducht is voor de reacties van de buurt. Hugo houdt zich afzijdig, is weinig familiaal, maar wordt door zijn moeder ingeschakeld voor de verhuizing van Désiré naar Home Winterlicht, omdat er wat spullen moeten worden verhuisd en dat vindt ze mannenwerk. Désiré wil niet eerder vertrekken dan nadat Hugo de caravan aan de auto heeft gekoppeld, wat deze dan maar doet. (Dit verwijst naar de keer dat Désiré tijdens een vakantie bij het wegrijden uit verstrooidheid vergeten had de caravan aan de auto te koppelen, waar men pas bij de Franse grens achter kwam.)

Désiré krijgt zijn ‘hardbevochten eindstation’ (p. 85), een kamertje van vier bij vijf en doet zijn uiterste best om dementie voor te wenden. Dus poept en piest hij opzettelijk ’s nachts in zijn bed, kent hij de nodige stemmingswisselingen, veinst slaapstoornissen, mist oriëntatie in tijd en ruimte, geeft verkeerde antwoorden, dwaalt rond en slikt braaf steeds meer versuffende medicijnen. Hij ergert zich aan de overduidelijk zichtbare gevolgen van de bezuinigingen op zorg en de vaak betuttelende manier van optreden door het personeel, maar laat het niet blijken.

Als zijn vrouw komt, pest hij haar zo goed hij kan: onder andere door net te doen alsof hij haar niet kent of iemand anders is, opgehangen foto’s van haar te vervangen door rare afbeeldingen uit kranten en tijdschriften, een hond op schoot te nemen, wijn te drinken, te roken en scheten te laten.

Inderdaad ziet Désiré in het tehuis Rosa terug, al ze is sterk afgetakeld en geen schim meer van de vroegere schoonheid. Maar om haar te zien, laat hij zich door het personeel verleiden om mee te doen aan allerlei activiteiten waaraan zij ook meedoet, zoals bingo, ganzenbord en knutselen. Ook zingt hij met haar in een geheugenkoor. Heel af en toe kijken ze elkaar daarbij aan, al is er bij haar geen enkel teken van herkenning. Hij zou haar het liefste willen voorstellen ‘even naar buiten’ te gaan (p. 105), maar houdt zich in om niet uit zijn rol te vallen.

Op een keer neemt Désiré plaats in het bushokje van lijn 77, dat bij het verpleeghuis is aangelegd om dementen die weg willen lopen, het idee te geven dat ze van hieruit kunnen vertrekken. Naast hem komt een klein mannetje van midden tachtig zitten, dat hij vaag kent. Als Désiré iets dwaas tegen hem zegt, zegt het iele mannetje dat hij hem doorheeft met zijn toneelspel en dat hij moet oppassen voor ontdekking, omdat hij doet aan overacting. Het mannetje legt uit dat hij voor het veizen van dementie heeft gekozen, om een tijdlang eens helemaal niet te hoeven praten en om nog een keer alleen met zichzelf te kunnen zijn. Désiré praat nog enkele keren met hem, de gesprekken met zijn lotgenoot maken grote indruk. Als de man vraagt naar zijn motivatie om hier te zijn, vertelt Désiré hem het levenseinde van de schrijver Bohumil Hrabal, die zichzelf ‘met rolstoel en pispot en al’ opzettelijk uit het raam wierp (p. 114).

Charlotte komt op bezoek en Désiré voelt dat dat voor het laatst is. Ze roken samen. In een lange monoloog biecht ze op dat ze al sinds haar puberteit stiekem rookt, maar dat hij en Moniek, druk doende met hun eigen besognes, dit nooit hebben ontdekt, evenmin als dat ze op haar zestiende al de anticonceptiepil gebruikte.

Ze zegt dat Moniek verhuist naar een appartement en al de muziek voor zijn begrafenis heeft uitgezocht: niet zijn geliefde Tartini of Schubert maar uitgerekend Elton John, die hij zo haat. Tot slot zegt ze dat zij en Pascal uit elkaar gaan, niet omdat er iets vreselijks is gebeurd, maar omdat het ‘op’ is (p. 123). Als ze vraagt of hij haar nog een keer goed wil aankijken, ziet hij dat haar ogen vol tranen staan. Maar hij blijft in zijn rol als demente en geeft een rare reactie.

Intussen ziet hij Rosa steeds minder en uiteindelijk helemaal niet meer. Hij begrijpt dat ze moet zijn overleden. Sedertdien komt hij nauwelijks zijn stoel nog uit, eet nog amper, huilt veel en gaat snel achteruit. Tegen Moniek wordt gezegd dat het niet lang meer zal duren.

Maar Désiré komt nog tot een krachtige daad.

Op een dag staan er allerlei mediawagens voor de deur (naar later blijkt: voor filmopnamen). Désiré loopt de kamer van Kampcommandant Alzheimer binnen en zegt dat hij verraden en ontmaskerd is als oud-nazi op de vlucht, straks zal hij worden opgehaald en gestraft. Hij stelt hem allerlei afschuwelijke straffen in het vooruitzicht en vertrekt daarna.

Désiré denkt dat Moniek sedert vele weken lijdt aan telefoonvrees: angst voor het telefoontje waarin zijn dood zal worden gemeld. Hoopvol zal ze dan vragen of hij gestorven is in zijn slaap. Maar dat gunt hij haar niet: hij zal zich uit het raam werpen en men zal haar zeggen dat hij uit het raam is gevallen bij het voeren van de vogels.

Ook beeldt hij zich in hoe zijn oude petanque-vrienden over zijn dood zullen praten. Ze zullen zijn dood afschuwelijk vinden en zich afvragen waarom hij voordien nog met tandpasta ‘boom’, ‘wortel’ en ‘lamp’ op de lavabospiegel heeft geschreven. En als ze zwijgend op het kerkhof staan, kunnen ze opmerken dat het niet veel had gescheeld of zijn lichaam zou naast dan van Rosa Rozendaal in de aarde zijn neergelaten.

 

Onderwerpen

Verhulst formuleert het thema van zijn boek in een interview ( De Telegraaf, 18 juni 2013) als volgt: ‘Het gaat over oud zijn en vaststellen dat je een gemankeerd leven hebt geleid. Dat je niet gelukkig bent, omdat je de moed niet had om te vechten, om stappen te ondernemen.’ In een ander interview (De Standaard, 18 mei 2013): ‘ De laatkomer is het verhaal van de liefde en het onvermogen om beslissingen te nemen, ook al ben je niet meer gelukkig in je relatie’.

Met dit thema samenhangende motieven zijn: desillusie, escapisme, haat, wraak, ouderdom/aftakeling/dementie, dood/zelfdoding.

Het leven van Désiré staat in het teken van desillusie: teleurstelling in zijn jeugdliefde, zijn vrouw, zijn huwelijk en sociale contacten. Hij is een zwijgende Einzelgänger, die ‘vlucht’ in zijn werk, boeken, muziek en enkele verzetjes (wijn, petanque).

Pas op zijn 73ste durft hij te kiezen voor zichzelf, wil hij nog een keer met een schone lei beginnen, om geen spijt te krijgen van dingen die hij niet gedaan heeft. ‘Hij wil filosofisch gezien nog eens helemaal in overeenstemming met zichzelf zijn. Alleen zijn. En afscheid nemen van zichzelf, compleet op zijn gemak’ ( De Morgen, 15 mei 2013).

Hij besluit dementie voor te wenden. In het tehuis voor seniele bejaarden kan hij volop zichzelf zijn en wraak nemen op zijn gehate vrouw door. Bovendien hoopt hij daar zijn oude jeugdliefde Rosa terug te zien.

Maar in die nieuwe omgeving slaat de desillusie opnieuw toe: Rosa is sterk afgetakeld, lelijk en seniel en de dood nabij. Bovendien blijkt zijn idee niet origineel: hij ontmoet een oude man die net als hij dementie voorwendt. Beiden zijn hun ellende ontvlucht en wachten in de zwaar bevochten nieuwe ‘vrijheid’ op de dood, die ze niet vrezen maar graag afwachten en desnoods zelf opzoeken door zelfmoord te plegen.

Dimitri Verhulst gebruikt zijn verhaal ook om soms keiharde maatschappijkritiek te leveren, bijvoorbeeld op het misbruik van Facebook (p. 23), begrafenismuziek (p. 26), de rooms-katholieke kerk (p. 26-27) en vooral op de gezondheidszorg: de onkunde van medici, die dementie vaststellen door middel van een test van een halfuurtje, de forse bezuinigingen die tot een schrijnende onderbezetting hebben geleid en de slechte behandeling van bejaarden door het personeel, bijvoorbeeld betutteling, verwaarlozing en nutteloos opdringen van voedsel en kalmerende middelen.

 

 

Titels en motto’s

De boektitel slaat op Désiré die pas heel laat, als hij bijna 74 is, na meer dan vijftig jaar huwelijk, besluit zijn lot in eigen hand te nemen en zich te ontworstelen aan het juk van zijn vrouw, terwijl hij hoopt op een hereniging met zijn jeugdliefde Rosa.

In feite komt zijn actie te laat: ten opzichte van zijn vrouw en zeker tegenover Rosa. De ‘laatkomer’ is dus in werkelijkheid de ‘telaatkomer’. (Zie verder de paragraaf ‘Thematiek’.)

 

Opbouw

Er zijn vijf hoofdstukken, niet genummerd en titelloos, die slechts als zodanig zijn te herkennen doordat ze worden voorafgegaan door meer dan een halve pagina wit. Binnen de hoofdstukken markeren asterisken een nadere geleding.

In het eerste hoofdstuk (p. 5-15) worden het verhaalheden en de plaats duidelijk: Désiré viert zijn 74ste verjaardag in een tehuis voor seniele bejaarden. Flarden van zijn ongelukkige verleden wisselen met het heden af.

Deze niet-chronologische vertelwijze wordt voortgezet in het tweede en derde hoofdstuk (respectievelijk pagina 16-51 en 52-78), al spelen deze meer in het verleden dan in het heden. Hoofdstuk 2 bevat de belangrijkste flashback: de herinnering van Désiré aan toen hij zestien was en met Rosa danste (p. 28-30). In hoofdstuk 3 gaat het vooral om de acties van de oude Désiré om thuis dementie te veinzen.

Het vierde hoofdstuk (p. 79-134) begint met zijn verhuizing naar het tehuis, waarna Désiré vanaf pagina 85 vooral in het heden vertoeft.

Het vijfde hoofdstuk (p. 135-140) geeft zijn vooruitblik op zijn naderende dood en begrafenis.

Het vertelperspectief is onbetrouwbaar, niet alleen omdat het een ik-verteller betreft (die sowieso een eenzijdige blik heeft), maar vooral omdat Désiré sterk vooringenomen is, zeker ten opzichte van zijn vrouw, en op het moment van schrijven, maanden na zijn opname in het tehuis, sterk is afgetakeld en zwaar onder de medicijnen zit.

Tijd en plaats worden vaag gehouden. Het heden van de roman ligt rond 2010, gezien onder andere het vermelden van Facebook. De vertelde tijd in het heden is bijna een jaar, die van het verleden circa zestig jaar.
Een naam van een dorp of stad wordt niet genoemd. Wel is er een straatnaam: het gezin Cordier woont in de Azaleastraat. De twee huizen die Désiré bewoont, kunnen symbolisch worden geduid: het zijn gevangenissen waarin hij zich sterk opgesloten voelt. Ze accentueren zijn gevoel van desillusie. (Zie ook de paragraaf ‘Thematiek’.)

 

 

 

Personages

Désiré Cordier (74) is een intelligente, eenzelvige man. Na zijn gymnasiumopleiding werkt hij 37 jaar als bibliothecaris. In dat werk is hij een kei, die wat schrijvers en titels betreft over een olifantengeheugen beschikt. Als echtgenoot en vader is hij niet veel waard: hij trekt zich bij voorkeur terug om wat te gaan lezen. Hij is een zachte, gevoelige, passieve man, die alles van zijn bazige vrouw slikt en zich hult in zwijgen. Hij heeft een broer, die hem geen enkele keer in het tehuis opzoekt.

Moniek de Petter is (vanuit Désiré gezien!) een burgerlijke, plompe, kijfzieke, dominante, manipulatieve en domme vrouw. Ze heeft niet alleen met haar man maar ook met haar dochter een slechte relatie. Zo brengt ze voortdurend op een uiterst irritante manier Charlottes vegetarisme en kinderloosheid ter sprake. Vooral uiterlijk vertoon vindt ze belangrijk. Dat ze weinig begaan is met het lot van haar man blijkt uit het feit dat ze geen geld overheeft voor een nieuwe kleerkast in zijn kamer, want hij beseft het toch niet meer! Het is ook typerend voor haar egoïstisch pragmatisme

Charlotte Cordier (49) heeft de gevoeligheid van haar vader. Ze leeft het meest met hem mee en is oprecht met zijn dementie begaan. In tegenstelling tot haar vader durft zij wel tot een scheiding (van Pascal) over te gaan, als ze tot het inzicht is gekomen dat ze niet meer van elkaar houden.

Hugo Cordier aardt meer naar zijn moeder. Hij denkt louter aan zichzelf, heeft zich losgemaakt van de familie en bezoekt zijn vader geen enkele keer in het tehuis. Hij leeft in het verhaalheden samen met zijn derde vrouw en heeft enkele kinderen (onduidelijk is van wie en hoeveel).

Behalve de hoofdpersoon wordt iedereen eendimensionaal getypeerd. Dat geldt ook voor de bejaarden, die allen hun individualiteit hebben verloren, voor de verpleging gelijk zijn: allemaal doof en seniel, en allemaal liefhebber van oubollige en scabreuze deuntjes.

 

Taal en stijl

Dimitri Verhulst heeft een herkenbare eigen stijl: zwierig, beeldend, erudiet en met veel Vlaams taaleigen, verouderde woorden en uitdrukkingen, en allerlei gradaties van humor: van milde ironie tot zwartgallig cynisme.

Ook in De laatkomer gebruikt de auteur veelvuldig archaïsche, exotische en Vlaamse woorden en uitdrukkingen, zoals: knijt, slefferaar, haren noch pluimen kennen, impermeabel, tegader, uitstaans hebben, chambrantes, lamijnen, buizen. In dit verband merkt de auteur in een interview (AD/Utrechts Nieuwsblad, 16 mei 2013) op: ‘Ik gebruik de taal die bij mij past. Ik schrijf zoals ik spreek. (...) Bovendien: alle woorden in mijn boeken kun je terugvinden in de Dikke Van Dale.’

Opmerkelijk is dat de schrijver nauwelijks het woord ‘dementie’ gebruikt, hoewel bijna het hele boek erover gaat, maar bijvoorbeeld kiest voor eufemismen als ‘versimpelen’ (p. 47) en ‘schimziekte’ (p. 61).

 

Verband met andere boeken van de auteur

Dimitri Verhulst (Aalst, 1972) formuleert zijn schrijversintentie in een interview ( de Volkskrant, 15 mei 2013) als volgt: ‘Ik doe grappig over zware dingen. Ik sleur mijzelf met humor door tegenslagen’. Deze misantropie, de voortdurende worsteling met ons bestaan, wortelend in zijn eigen ongelukkige jeugd, uit hij tot nu toe in allerlei gradaties van humor, met veel maatschappelijke bekommernis en in een zeer eigen, Vlaamse stijl, zoals in wat hij zelf zijn drie beste boeken vindt: De helaasheid der dingen (2006, publieksprijs van de Gouden Uil, verfilmd), Mevrouw Verona daalt de heuvel af (2006) enGodverdomse dagen op een godverdomse bol (2008, Libris Literatuurprijs).

In interviews naar aanleiding van De laatkomer nam Verhulst afstand van zijn vorige boek, De intrede van Christus in Brussel, en ook van het in 2002 verschenen De verveling van de keeper: ‘Ik heb te kleine beentjes om goed over politiek te kunnen schrijven' ( De Standaard, 18 mei 2013). De laatkomer is dan ook een ‘terugkeer naar de essentie in zijn oeuvre’, aldus interviewster Griet Pels in hetzelfde artikel: ‘de condition humaine, en hoe we allen worstelen met de waan van het bestaan’.

Ten aanzien van de structuur van de roman constateerde Verhulst zelf wel een verandering: ‘Voor mijn doen is het een gecomponeerd boek. Ik ben nu 15 jaar schrijver en eigenlijk is dit mijn eerste roman, qua vorm. (…) Bovendien zijn de meeste van mijn boeken thematisch gerangschikte verhalenbundels’ ( De Morgen, 15 mei 2013).

 

 

Ook Koen Eykhout ( Dagblad De Limburger, 22 mei 2013) ziet louter minpunten. Hij laakt de geforceerde neerbuigendheid van ‘ons soort mensen’, lezer en schrijver, met hun intelligentie, scholing en fijne smaak, en de pseudoliteraire verwijzingen. Bovendien vindt hij de taal niet altijd kloppen.

 

Achtergrondinformatie

Dimitri Verhulst maakte dementie met eigen familieleden mee en bezocht voordat hij De laatkomerschreef, enkele jaren lang diverse bejaardentehuizen om onderzoek te doen. ‘En ik zag dat het nog altijd dezelfde treurholen zijn als in de jaren zeventig, toen ik mijn meetje Malvina bezocht’ ( De Morgen, 15 mei 2013).

Opmerkelijk is dat hij pal voor publicatie ervan na twaalf jaar huwelijk brak met zijn vrouw Nathalie en in Göteborg ging samenwonen met een jeugdliefde. ‘Ik ga terug naar mijn Roza Rozendaal’ ( de Volkskrant, 15 mei 2013).

Een uitgebreid mediaoffensief, met onder andere een spectaculaire boekentrailer waarin Verhulst als pianist in een bejaardenhuis zingende bewoners begeleidt, ging aan de publicatie van De laatkomer vooraf. De trailer werd vele malen bekeken op YouTube. En het succes bleef niet uit: binnen enkele weken verscheen een tweede druk van het boek. De roman wordt door het Noord-Nederlands Toneel (NNT) uit Groningen bewerkt tot een theatervoorstelling, onder regie van artistiek directeur Ola Mafaalani. De première van de voorstelling is gepland voor het najaar van 2014.

 

Samenvatting

Wat vond ik van de laatkomer? Ik zelf heb er een afwisselende menig over het boek. Ik denk dat het vooral door me zelf komt. Want ik heb de laatkomer helemaal door elkaar gelezen waardoor ik de tijdlijn niet meer in orde hebt.

 

Ik begon met het lezen van het begin en toen ik eenmaal op de helft was begon ik af te dwalen. Ik had geen concentratie meer om door te lezen dus besloot ik om al bij het einde te beginnen lezen. Waardoor ik het hele verhaal niet meer snapte. Daarna begon ik op verschillende plekken te lezen in het boek waardoor ik het een beetje snapte. Meestal stopte ik met lezen wanneer het niet meer interessant werd.

 

Ik vind het een leuk bedacht verhaal maar niet interessant genoeg voor mij. Ik kan niet goed tegen langlopende verhalen. Het is letterlijk de manier hoe de schrijver het verhaal verteld, en negen van de tien keer maken ze het voor mij veel te langdradig. Sommige mensen kunnen genieten van onnodige details maar ik bent echt op de feiten.

 

Natuurlijk is de laatkomer niet alleen maar een negatief boek, er zitten hele leuke gedeeltes tussen. Ik vind het idee van het boek heel leuk bedacht. Gewoon net alsof doen dat je dimensie hebt en dan gewoon een beetje kloten met de mensen om je heen. Zoals dingen stelen in een winkel en dan mensen wijs maken dat dimensie hebt.

 

Ik zal het niet aanraden omdat ik het te langdradig vindt. Als je goed om kunt gaan met lappen tekst is het een heel leuke boek. Maar voor mij is het helemaal niks.