DOOR PETRA VAN DER VEEN
Een dementerende man beschrijft zijn steeds groter wordende isolement.
De 71-jarige Maarten Klein woont met zijn vrouw Vera in Gloucester, in het noordoosten van de Verenigde Staten. Vijftien jaar geleden emigreerden zij uit Nederland naar Amerika. Hun kinderen bleven in Nederland wonen. Maarten werkte tot zijn pensionering bij de IMCO, de Intergovernmental Maritime Consultative Organisation, een organisatie voor visserijonderzoek. Aanvankelijk notuleerde hij de vergaderingen, later kreeg hij de opdracht om samen met zijn collega Karl Simic de vangstquota vast te stellen.
Het verhaal begint op een winterse zondagmiddag. Maarten staat uit het raam te kijken, te wachten op de schoolbus die iedere morgen voorbijkomt. Wanneer hij Vera vraagt waar de kinderen blijven, is hij verbaasd te horen dat het zondagmiddag is. Maarten begrijpt niet hoe hij zich zo heeft kunnen vergissen. Bovendien kan hij zich niets meer van de ochtend herinneren. Een ochtend waarin, zo blijkt, hij zijn koffie koud heeft laten worden en vergeten is hout te halen, hoewel Vera dat tot twee keer toe gevraagd heeft. Hij geeft de winter de schuld:'"Het komt door de sneeuw," zeg ik haastig, "die monotonie, als alles wit is om je heen vallen de verschillen weg. Ik verlang best naar de lente, jij niet?"' (p.11). Maarten maakt zich zorgen om zijn verwardheid. Hij is zijn hele leven al vergeetachtig geweest maar dit begrijpt hij niet. Bovendien dwalen zijn gedachten steeds vaker af naar het verleden en haalt hij heden en verleden soms door elkaar. Zo bevindt hij zich tot zijn verbazing opeens staande op een keukenstoel in het washok; hij vraagt zich af wat het boek van Graham Greene, The Heart of the Matter, op het leestafeltje doet - terwijl hij dat boek zelf aan het lezen is; hij kan zich niets meer herinneren van de verhalen die Vera vertelt over hun vakantie in Rome. Herinneringen lijken zomaar verdwenen te zijn. Maarten vraagt zich af: 'Herinneringen kunnen soms tijdelijk onbereikbaar zijn, net als woorden, maar totaal verdwijnen kunnen ze toch bij je leven niet?' (p. 24).
Die nacht slaapt Maarten slecht. Hij gaat uit bed en brengt de nacht door met puzzelen aan de keukentafel. Het verbaast hem dat hij niet goed op woorden kan komen - dat is hem nog nooit gebeurd. 's Ochtends brengt hij Vera ontbijt op bed. Maar beschuit met muisjes, daar houdt Vera niet van, en suiker in de koffie heeft ze al tien jaar niet meer. Tijdens een wandeling met de hond Robert brengt Maarten een bezoek aan een café. Hij denkt in het meisje achter de bar zijn eerste vriendin Karen te herkennen, maar dan dringt het tot hem door dat de tijd niet stil heeft gestaan, dat ook Karen vijftig jaar ouder geworden moet zijn. Vervolgens gaat hij naar het antiquariaat waar hij kort tevoren het boek van Graham Greene kocht. De antiquair vraagt hem hoe het boek is maar Maarten herinnert het zich niet. Wanneer hij zijn tocht wil vervolgen, stopt er een auto naast hem. Het is Vera, bezorgd omdat Maarten uren weggeweest is zonder iets te zeggen en bovendien Robert onderweg vergeten is. Thuisgekomen wil Maarten even gaan rusten. Hij wil daarom naar boven gaan, hoewel ze al jaren niet meer boven komen. Wanneer hij weer opstaat, is er bezoek. Een vriendin van Vera, Ellen Robbins, is er. Maarten vraagt naar haar man maar die blijkt jaren geleden overleden te zijn. Hij weet het niet meer.
Wanneer hij de volgende dag wakker wordt, is Vera niet thuis. Hij denkt dat ze aan het werk is in de bibliotheek, terwijl Vera allang niet meer werkt. Maarten maakt zich klaar voor een vergadering van de IMCO die hij denkt te hebben. Hij trekt een colbert aan en vindt daarin een ansichtkaart van zijn dochter Kitty - hij kan zich niet herinneren wie zij is. De buitendeur zit op slot en Maarten moet die forceren om op weg te kunnen. Het vakantiehuisje waar de vergaderingen altijd gehouden werden, is natuurlijk afgesloten. Ook hier forceert Maarten de deur. Wanneer hij binnen is, voelt hij zich niet goed en moet overgeven. Hij vraagt zich opeens af wat hij daar doet. Wanneer hij thuiskomt, treft hij Vera verslagen aan. Zij is bij dokter Eardly geweest, die haar heeft aangeraden om samen met Maarten oude foto's te bekijken om zo de herinneringen terug te halen. Maarten herinnert zich vrijwel niets uit het directe verleden, zelfs het bezoek van zijn kinderen drie jaar geleden kan hij niet plaatsen. De oorlogsjaren in Nederland staan hem wel goed voor de geest. Wanneer dokter Eardly op bezoek komt, voelt Maarten zich bedreigd. Hij heeft het gevoel dat de dokter iets van hem moet en om indruk te maken houdt hij een imposante redevoering. Hij beseft dat hij geen meester meer is over zijn taal; soms moet hij zinnen eerst vanuit het Nederlands in het Engels vertalen. Dit besef maakt hem angstig en woedend tegelijk.
De volgende dag aan het ontbijt voelt Maarten zich een klein kind en verwart Vera met zijn moeder. Steeds meer gaan heden en verleden door elkaar lopen. Wanneer Vera even weg is, slaat Maarten een ruit in om de hond binnen te laten. Omdat hij het koud heeft, wil hij thee zetten. Hij draait het gas open maar ziet de ketel nergens staan. Door bezwerend het woord 'ketel' te noemen, hoopt hij die terug te vinden. Hij vindt de ketel niet en het gas laat hij aan. Dokter Eardly komt op Vera's verzoek en geeft Maarten een kalmerende injectie. Hij denkt dat Nederland bevrijd wordt en dat een Amerikaanse soldaat hem vloeibaar voedsel toedient: 'Vloeibaar voedsel,' mompel ik. 'Ik was er hard aan toe. Ik voel het al. Mijn maag loopt vol. Heb dank, dank u alle twee heel hartelijk' (p. 93-94).Omdat de situatie gevaarlijk wordt, komt de gezinshulp Phil Taylor bij Maarten en Vera inwonen. Maarten vergeet steeds wie zij is. Soms denkt hij dat zij een vriendin van zijn dochter Kitty is. Ook verwart hij haar met zijn vroegere pianolerares.
's Nachts gaat Maarten uit bed om te plassen, bedenkt zich en gaat piano spelen. Vroeger speelde hij stukken van Mozart altijd uit zijn hoofd, nu blijkt dat hij het begin niet meer kan vinden. Wanneer hij het stuk in notenschrift gevonden heeft, kan hij dat niet meer lezen. Hij is erg overstuur en Phil geeft hem een injectie. Maarten wordt wakker doordat hij in zijn bed heeft gepoept. Vera en Phil maken de riemen waarmee hij vastgebonden was los en stoppen hem in bad. Daar krijgt hij een erectie, maar beseft pas dat het zijn eigen geslacht is als hij het aanraakt.Maarten raakt nu steeds erger verward. De zinnen in het boek worden steeds korter. Als hij met Phil foto's gaat kijken, herkent hij helemaal niets meer. Vera en ook zichzelf kan hij niet meer benoemen en herinneren. Nog één keer ontsnapt Maarten uit het huis. Zonder jas loopt hij door de sneeuw, nogmaals op weg naar het vakantiehuisje waar de vergaderingen van de IMCO gehouden werden. Hij wordt opgepikt door de vuurtorenwachter, die hem in zijn jeep naar huis brengt. Hij herkent zijn eigen huis niet. Hij waant zich weer in Nederland ten tijde van de bevrijding. Even later komt dokter Eardly, die door Maarten voor een soldaat in burger wordt gehouden. Als de dokter hem een injectie wil geven, denkt Maarten dat hij verdacht wordt van collaboratie. Als hij wakker wordt, maakt Maarten een vuur in de open haard en verbrandt alle foto's waarop hij zelf is afgebeeld, zonder zichzelf te herkennen overigens. Ook Vera en Phil die hem op een stoel vastbinden, herkent hij niet meer. Dan wordt hij in een ziekenauto naar een inrichting gebracht. De lezer volgt Maartens verwarde, onsamenhangende hersenspinsels en observaties, waartussen soms een heldere gedachte komt bovendrijven. Hier eindigt het verhaal, zeven dagen nadat Maarten voor het raam op de schoolbus stond te wachten, met de mededeling van Vera dat de lente op het punt staat te gaan beginnen.
Hoewel Hersenschimmen in eerste instantie lijkt te gaan over een snel toeslaande dementie, is dit slechts het 'voertuig voor de veel interessantere vraag: bestaat er een werkelijkheid zonder taal, in hoeverre dient de herinnering als structurering van de werkelijkheid.' Zo verwoordde Bernlef de thematiek in een interview met Paul de Neef. Bernlef is van mening dat er geen eenduidig beeld van de werkelijkheid bestaat. Ieder mens construeert een beeld aan de hand van zijn eigen herinneringen, zijn eigen persoonlijke hersenschimmen. Toch probeert de mens voortdurend vat te krijgen op de werkelijkheid; met behulp van allerlei systemen probeert hij de realiteit te ordenen. In Hersenschimmen spelen verschillende ordeningsprincipes een rol. Maartens vader bijvoorbeeld hield dagelijks de ochtend- en avondtemperatuur bij en tekende de gevonden waarden in grafieken in. Hoewel hij een systeem vermoedde achter die feiten, had zijn vader niet de hoop dat ooit te zullen doorgronden. De temperatuurmetingen verrichtte hij met een Heidensieckthermometer. Deze merknaam kan ook gelezen worden als 'hide and seek', oftewel: achter de metingen bevindt zich een onvindbare ordening.Dat de natuur haar systemen niet blootgeeft, beseft ook Maarten wanneer hij de sporen van de hond Robert in de sneeuw ziet: 'De sneeuw legt zijn sporen vast.Voor mij vormen ze een zinloos netwerk. Alleen maar gevolgen. Nergens een oorzaak, laat staan een systeem te bekennen' (p. 45). Zijn werk bij de IMCO had hem dit ook al duidelijk gemaakt. Geen van de prognoses was ooit uitgekomen want er was immers geen vis die zich door de voorspellingen liet leiden. De natuur laat zich niet vatten in een systeem van cijfers en getallen.
Desondanks probeert Maarten houvast te vinden bij systemen wanneer hij door zijn ziekte de gebeurtenissen niet langer kan bevatten. Maar langzamerhand verliest hij de macht over deze systemen. Het notenschrift kan hij niet meer omzetten in pianomuziek. Ook verliest hij aangeleerde gedragscodes: schaamtegevoel en remmingen van sociale conventies kent hij soms niet meer. En is hij eerst nog gerustgesteld door het idee dat de meubels, de bakens in huis, ook morgen nog op hun vaste plaats zullen staan (p. 75), op pagina 135 verbaast de inrichting van zijn eigen huis hem: 'Vreemd toch zoals mensen stoelen, tafels en kasten maar kris kras door elkaar in een ruimte zetten.' Maarten verlangt terug naar het 'gewone' bestaan, waarin hij terug kon vallen op alledaagse bezigheden: 'Ja, ik verlang terug naar de wellust van het dagelijkse, de gang van ding tot ding. Het is noodzakelijk je leven te vullen. Maar ik heb altijd de taal nog' (p. 76).
De taal is Maartens laatste houvast. Het is het instrument om 'metingen' uit de werkelijkheid vast te leggen. Taal maakt de wereld begrijpelijk, net zoals de rapporten van de IMCO de onderwaterwereld begrijpelijk maakten: 'De tekst van de rapporten stelt me gerust, juist door de onverbiddelijke rust en kalmte waarmee een ongrijpbare onder water gelegen werkelijkheid wordt beschreven in cijfers en getallen. Alsof die wereld stilstond, alsof hij gemeten kon worden' (p. 102). Tegelijkertijd beseft Maarten dat de taal niet altijd betrouwbaar is; het verschil tussen leugen en waarheid is niet te horen. Zijn eerste leugen, als kind, was een ontdekking: 'Dat er naast de zichtbare en controleerbare werkelijkheid nog vele anderen bestonden, kennelijk niet van echt te onderscheiden' (p. 77). Maarten verliest de macht over zijn taal: 'Alsof ik woorden verlies zoals een ander bloed' (p. 70). Met de taal verdwijnt de mogelijkheid tot communiceren en daarmee de mogelijkheid om de werkelijkheid in woorden begrijpelijk te maken. Op het laatst voelt hij zich helemaal leeg; hij heeft weinig woorden meer en niemand begrijpt hem: 'ik ben van mijn taal nog de enige overlevende.'
Ook herinneringen verdwijnen. En met het verlies van herinneringen gaat geleidelijk Maartens persoonlijkheid verloren. Hoe minder persoonlijkheid er overblijft, des te dichter de mens bij de dood komt te staan. Vergeten is verdwijnen, is buitengesloten worden: 'Om iets te kunnen zien moet je eerst iets kunnen herkennen. Zonder herinnering kun je alleen maar kijken. Dan glijdt de wereld spoorloos door je heen' (p. 54).
'Is het leven terug? ... maar waar is zo iets gebleven? ... is er wel zo iets?... Of was gewoon alles inbeelding van het hoofd? ... hersenschimmen?' (p. 153). De verwarde Maarten is hier de spreekbuis van de auteur: hij verwoordt Bernlefs visie op de werkelijkheid (zie thematiek). Waar is het leven gebleven? Was het leven echt of was het slechts een verzameling hersenschimmen?
Het motto van de roman is afkomstig uit het gedicht 'The Building' van Philip Larkin. In vertaling van Jan Eijkelboom (in: Philip Larkin, Gedichten, Amsterdam,1983) luidt het: 'een mooie droom waar iedereen wordt ingewiegd / en elk apart uit wakker wordt'. In Bernlefs ogen is het leven een soort droom van flarden herinnering, doodgaan is een soort ontwaken. Maarten ontwaakt aan het einde van de roman uit zijn 'levensdroom'. De lente symboliseert voor hem niet het nieuwe leven, maar staat voor de slotfase van een onomkeerbaar proces. Vera en Maarten 'ontwaken' ieder op een eigen wijze uit de winter; de lente heeft voor beiden een andere betekenis.
De opbouw van Hersenschimmen is erop gericht de steeds kleiner wordende wereld, het steeds grotere isolement van Maarten weer te geven. De structuur heeft dan ook iets trechtervormigs. Maartens wereld krimpt: na zijn pensionering beperkte zijn leefwereld zich tot Gloucester en omgeving. Tijdens zijn ziekte wordt Maarten opgesloten in zijn huis, vervolgens vastgebonden in zijn bed. En het houdt niet op bij Maartens persoon, ook van binnenuit wordt hij opgedeeld: 'Ik word van binnenuit opgesplitst. Het is een proces dat ik niet tegen kan houden omdat ik zelf dat proces ben. Je denkt "ik", "mijn lichaam", "mijn geest", maar dat zijn slechts woorden. Vroeger beschermden die me. Toen ik dit nog niet had' (p. 102). In de inrichting spreekt Maarten op een gegeven moment over zichzelf in de hijvorm: hij raakt 'los' van zichzelf (p. 151).
Bernlef heeft het verloop van het ziekteproces op een bijzondere wijze gepresenteerd. Door te kiezen voor een perspectief vanuit de dementerende man -de ikvorm in de tegenwoordige tijd - heeft de lezer al snel door dat de informatie die Maarten geeft niet altijd betrouwbaar is. Zo lopen heden en verleden soms door elkaar omdat Maarten via associaties herinneringen ophaalt. Het onhandige tegelwerk in de wc brengt hem bijvoorbeeld terug bij de periode op de bewaarschool. Daarmee maakt Maarten een tijdsprong van ruim zestig jaar. Door deze vertelsituatie raakt de lezer sterk betrokken bij het verhaal. Er is begrip voor de aftakelende Maarten en voor de moeilijke positie van Vera. Tegelijkertijd vindt de lezer Maarten echter niet zielig.
De liefde tussen Maarten en Vera is belangrijk in Hersenschimmen. Zij zijn al bijna vijftig jaar samen en hun levens sloten tot dan toe naadloos op elkaar aan. Vera is de belangrijkste in Maartens leven: '"O, je kent haar? Ja, zij betekent alles voor me. Alles. Dat is het enige waar je als je ouder wordt wel eens over inzit. Dat zij eerder zal gaan dan ik. Ik denk niet dat ik zo'n winter als deze alleen zou overleven. Tegen wie zou ik moeten praten? We hebben alles samen meegemaakt, samen gedaan. (...)"' (p. 104). Maar dit gevoel van één-zijn verdwijnt: '"Maar nu is het mis. Iedere dag verdwijnt er wel iets, ieder dag wel iets. Overal lekt het"' (p. 105). Machteloos moet Maarten dit proces ondergaan en dat maakt hem soms woedend en angstig. Ook Vera wordt heen en weer geslingerd tussen gevoelens van woede, opstand en droefheid. De ziekte verwijdert Maarten en Vera van elkaar. De herinneringen sluiten niet meer op elkaar aan - hun gezamenlijke verleden is niet langer van hen beiden.
Bernlef schrijft in een heldere en directe stijl. Hij gebruikt weinig moeilijke woorden en complexe zinnen. Bernlef noemt dat in een interview met Graa Boomsma:'rompzinnetjes. Overal waar iedere andere schrijver een komma zou zetten, om vervolgens aan een bijzin te beginnen, zet ik een punt en begin een nieuwe zin.Door die schrijfwijze krijgt het geheel iets houterigs.' De zinnen lijken soms een beetje onhandig na elkaar gezet te zijn, het lijkt alsof ze botsen. Deze stijl sluit aan bij Maartens wijze van denken: verward en associatief. En zoals hij zelf zegt: 'Ik wil denken, in korte heldere zinnen' (p. 87). De stijl weerspiegelt bovendien het proces van aftakeling: naar het einde toe worden alinea's en zinnen steeds korter en fragmentarischer.
Maarten gebruikt twee taalregisters in het boek: alledaagse taal en een soort vergadertaal, een taal die hij vroeger in de werksfeer gebruikte. Op dat laatste register grijpt hij zo nu en dan terug wanneer hij personen of gebeurtenissen niet begrijpt of zich kan herinneren. Hoe meer taal hij verliest, des te vaker Maarten zich probeert te redden met vaste uitdrukkingen of met de methode-Simic,een vergaderstrategie speciaal voor moeilijke situaties die hij leerde van een oud-collega. Hoe meer Maarten in de war raakt, hoe vaker hij de verschillende registers door elkaar gaat gebruiken.
De thematiek die in Hersenschimmen behandeld wordt, is geen onbekende voor de lezers van Bernlef. Ook in ander werk, zoals De man in het midden (1976), spreidt Bernlef zijn visie op vergeten en vergetelheid, en onlosmakelijk daarmee verbonden verdwijnen en dood, tentoon. De man in het midden begint met de zin 'Met een lift zakt hij de vergetelheid in'. Leven is bij Bernlef een proces van voortdurend vergeten, waarbij elke nieuwe herinnering als het ware een aantal oude herinneringen verdringt. In een artikel in Bzzlletin in 1984 stelde Graa Boomsma al dat Bernlef 'telkens opnieuw memoires van een vergeetachtige schrijft'. Vergeten en geheugenverlies (en dus de verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid) spelen al een rol in de cyclus 'Tien verhalen uit Värmland' in zijn prozadebuut Stenen spoelen (1960). Ook in de na Hersenschimmen verschenen roman Eclips (1993) speelt geheugenverlies van de hoofdpersoon, ditmaal na een ongeluk, een belangrijke rol. Een ander vast element in Bernlefs werk is het winterlandschap. De besneeuwde wereld benadrukt het isolement van de romanfiguren, de onmogelijkheid om zich te oriënteren in de diffuse werkelijkheid. Sneeuw (1973) en Onder ijsbergen (1981) zijn in dit verband kenmerkende titels.
Bernlef begon zijn schrijverscarrière als redacteur van het tijdschrift Barbarber (1958-1971). In dit tijdschrift pleitte hij samen met K. Schippers en G. Brands voor een plaats voor het alledaagse in de literatuur. Zij namen daartoe kant-en-klare tekstfragmenten, zogenaamde 'ready mades', op in proza en poëzie. Dit als reactie op de poëzie van de Vijftigers, die zij als te ingewikkeld en te estheticistisch zagen. Bernlef ging binnen dit tijdschrift zijn eigen weg. De waarneming van de gewone dingen was voor hem erg belangrijk, maar hij combineerde dit met de positie van de mens tegenover de natuur en de voorwerpen om hem heen. Verhouding tot de werkelijkheid, herinnering, verdwijnen en dood zijn tot op heden vaste thema's in zijn oeuvre. In 1977 richt hij het tijdschrift Raster (opnieuw) op, met als belangrijkste punt op het program: vormvernieuwing. Weer hield Bernlef zich afzijdig en wederom gaf hij een eigen invulling aan de literatuuropvattingen van Raster. Vorm en taal waren en zijn voor hem erg belangrijk, maar weer bleef de aandacht voor de mens en de verhouding tot de realiteit.
Over de auteur:
- Auteursportret Uittrekselbank
Interviews:
- Boomsma, Graa. 'In gesprek met J. Bernlef. Het uitdunnen van de werkelijkheid'.
In: Bzzlletin, nummer 117, juni 1984, p. 38-43.
- Deel, T. van. '"Ik ben helemaal geen koel schrijver." T. van Deel in gesprek met J. Bernlef'.
In: Trouw, 4 oktober 1984.
- Neef, Paul de. 'Zakdoek thuis voor Hersenschimmen'.
In: Haagse Post, 27 september 1986.
Recensies:
- Deel, T. van. 'Het lekraken van de geest'.
In: Trouw, 20 september 1984.
- Goedegebuure, Jaap. 'De melodie van de dood'.
In: Haagse Post, 29 september 1984.
- Kossmann, Alfred. 'Aangrijpende roman van J. Bernlef'.
In: Het Vrije Volk, 27 oktober 1984.
- Kruithof, Jacques. 'Uitdovend bewustzijn: Bernlefs roman over de langzame ouderdom'.
In: Vrij Nederland, 2 september 1984.
- Melick, Ben van. 'De waarnemer beschrijft, de verteller betekent'.
In: De Gids, jaargang 149, 1986, p. 376-386.
- Nuis, Aad. 'Dementie als bruut en snel ontluisteringsproces'.
In: de Volkskrant, 14 september 1984.
- Offermans, Cyrille. 'De wellust van het dagelijkse'.
In: De Groene Amsterdammer, 21 november 1984.
- Peene, Bert. J. Bernlef, Hersenschimmen (Memoreeks), Apeldoorn, 1986.
- Teylingen, Dick van. 'J. Bernlef, Hersenschimmen'.
In: Lexicon van literaire werken, december 1989.
- Vervoort, Hans. 'De aftakeling van een aardig mens'.
In: NRC Handelsblad, 5 oktober 1984.
- Warren, Hans. 'J. Bernlef, Hersenschimmen, roman over dementie'.
In: Provinciale Zeeuwse Courant, 29 september 1984.
Boekgegevens:
Voor dit uittreksel is gebruikgemaakt van: J. Bernlef, Hersenschimmen. Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1984.
Mening
Het is een realistische boek. Dat is ook de reden waarom ik zelf het een goed boek vind. Want door de jaren heen heb ik geleerd van mij zelf dat ik meer op boeken val dat over iemands leven gaat. Voor mij hoeft een boek niet spannend te zijn met veel drama maar eerder interresant. Vooral dit boek is interresant omdat je een nieuwe kijk krijgt wat dementie met je doet. Omdat het verhaal vanuit Maarten speelt, de personage met dementie. Doordat het verhaal vanuit zijn oogpunt komt is alles veel vreemder wanneer je het bekijkt vanuit Vera oogpunt. Je kan hierdoor ook het proces van dementie zien het begint ontschuldig maar steeds later in het verhaal wordt de dementie erger. Met als gevolg dat Maarten en Vera uit elkaar groeien.
Het verhaal was makkelijk te lezen kwa taalgebruik. Maar later in het verhaal komt er meer tijdspeling waardoor het verhaal meer onduidelijker voor mij wordt. Uiteindelijk vind ik het een goed boek met een mooi verhaal.