J Kessel The Novel
Samenvatting
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van: P.F. Thomése, J. Kessels: The Novel. Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2009.
PART ONE / EEN VREEMD EFFECT (p. 9-48)
De schrijver P.F. Thomése wordt gebeld door Berend (Bertje) de Braaij, die hij kent uit zijn jeugd. Diens vader dreef destijds in Zaltbommel cafetaria Van Vroeger, waar de toen nog jonge Thomése vaak kwam om zich te verlustigen aan de prachtige billen en borsten en de verleidelijke heupbewegingen van Berends geile zus Birgit de Braaij (B.B.). Hij was nooit verder gekomen dan natte jongensdromen.
Berend vraagt Thomése om hem te helpen zoeken naar een naar Duitsland gevluchte man en zijn vriend J. Kessels als Duitslanddeskundige mee te nemen. De twee zeggen toe en horen na een werkoverleg dat het gaat om Perry Boone, een uit Breda afkomstige getrouwde bedrijfsleider, en voorzitter van de Nederlandse supportersvereniging van de Hamburgse voetbalclub Sankt Pauli. De vrouw van Boone verdenkt haar man van overspel en vrouwenhandel.
In Kessels Toyota Kamikaze reizen de drie mannen naar Hamburg. Kessels rookt aan een stuk door en draait non-stop countrymuziek, Thomése moet voortdurend denken aan B.B.
PART TWO / KUTSTANK IN SANKT PAULI (p. 49-101)
Thomése en Kessels kiezen in Hamburg voor een achterafhotelletje in de hoerenbuurt, Berend voor zijn gereserveerde klassenhotel.
De twee duiken het nachtleven in en worden na de nodige drank door twee hoertjes meegetroond naar een parkeergarage voor seks in gereedstaande Opeltjes. Als Thomése doorheeft wat het hoertje wil, probeert hij weg te komen, maar wordt onderschept door een Turkse pooier, die zestig euro eist. Met behulp van Kessels weet hij het op dertig euro te houden.
De volgende ochtend stelt Berend voor 's middags naar de voetbalwedstrijd tussen Sankt Pauli en Osnabrück te gaan, omdat de vermiste man daar misschien heen gaat. Thomése vindt dat een goed idee: de man komt uit Breda, is fan van NAC, en zal misschien opvallen door zijn NAC-shirt.
Het kleine voetbalstadion ligt midden in de hoerenbuurt. In een apart vak zijn de hoeren ondergebracht, die tijdens de wedstrijd een ware show opvoeren, joelen en slipjes en bh's op het veld gooien. Iedereen brult mee met de hits die de stadion-dj draait.
Plotseling valt Thomése in het hoerenvak een man in een NAC-shirt op. Berend gaat er direct op af en laat de man door een steward van de tribune halen. Hij geeft Thomése en Kessels opdracht intussen de Toyota op te halen. Als Kessels de achterklep opendoet om zijn uit het hotel opgehaalde spullen in te doen, ziet hij een dode man in de kofferbak liggen. Ondanks de stank besluit Kessels de man daar te laten, eenmaal in Tilburg zal hij hem ergens bij een kanaal proberen te dumpen. Thomése laat het maar zo.
PART THREE / VOLLE BAK (p. 103-150)
De twee rijden naar het stadion. De inmiddels geboeide man die Berend van de tribune heeft laten halen, schrikt zichtbaar als hij de Toyota ziet en stribbelt flink tegen. Na een kopstoot van Kessels weten ze hem in de wagen te krijgen. Ze rijden weg.
Al snel klaagt Berend over de vreselijke stank. Dat wordt nog erger als blijkt dat de Bredanaar in zijn broek gepoept heeft. Dan wordt het Berend te machtig en begint hij de man uit te schelden. Berend blijkt 'Boontje' goed te kennen en onthult dat het zijn zwager is, de man van zijn zus Birgit. Ze rijden naar een Gaststätte. Terwijl Berend daar zijn zwager verschoont, proberen Thomése en Kessels tijdens een maaltijd een geschikte verklaring te bedenken voor de aanwezigheid van een lijk in de kofferbak. Ze besluiten later te zeggen dat het lijk er in de tussentijd door Polen is in gelegd.
Kessels opent de achterklep om Berend het lijk te laten zien en plotseling herkent Thomése de dode: het is de Turkse pooier uit de parkeerkelder. Het valt Thomése op dat Berends zwager wit wegtrekt bij het zien van het lijk.
Onderweg naar Holland krijgt Berends zwager wat meer praatjes. Hij zegt Kessels verhaal over de Polen niet te geloven. Thomése vraagt zich af wie de Turk heeft omgelegd.
Berend heeft meer dan genoeg van zijn zwager en verwijt hem dat hij zijn vrouw (Birgit) heeft laten zitten voor een Afrikaanse hoer in Hamburg. Berend waarschuwt hem: hij heeft straks heel wat aan Birgit uit te leggen. Kessels wil het liefst zo snel mogelijk naar Tilburg terug, maar Berend stelt voor naar Breda door te rijden.
PART FOUR / DE MERKWAARDIGE THUISKOMST VAN DE HETE BURRITO IN DE CAFETARIA VAN VROEGER (p. 151-220)
Terwijl Thomése nog steeds mijmert over de mooie B.B., en Kessels onverdroten doorrookt en countrymuziek draait, rijden ze Breda binnen en naderen het huis van Boone. Berend, die steeds meer het initiatief naar zich toe trekt, dreigt zijn zwager alles over diens vrouwenhandel aan zijn zus te vertellen. Boone is nerveus en vraagt of ze niet eerst het lijk ergens moeten lozen.
Vrijwel direct na aankomst komt Birgit aanzetten en zet het op een schelden tegen haar man. In dat scheldende viswijf herkent Thomése niets van de wellustige vrouw van de vroegere snackbar. Als Berend, zijn zwager en zus naar binnen zijn gegaan, oppert Kessels het lijk hier ergens te dumpen. Maar doordat het lijk inmiddels helemaal verstijfd is, krijgen ze het niet uit de kofferbak. Thomése laat Kessels in z'n eentje doormodderen en besluit aan te bellen bij het huis waar Berend, Birgit en Boone naar binnen zijn gegaan.
Als er wordt opengedaan, staat Thomése perplex: hij ziet een interieur dat veel lijkt op de snackbar van toen, compleet met frituurinstallatie en jukebox, en treft de B.B. van vroeger. Het blijkt Birgits dochter te zijn, Priscilla, die even goed geproportioneerd en sexy is als haar moeder destijds.
Verleidelijk draaiend met haar heupen pakt Priscilla de boeken van Thomése van de plank: haar moeder is hem al die jaren niet vergeten! Birgit draait wellustig om Thomése heen, die het er al gauw benauwd van krijgt. Haar man wordt op de bank voor de tv gedumpt en krijgt, zodra hij een kik geeft, van haar te horen dat hij zijn bek moet houden.
Dan stapt Kessels de kamer binnen, die het lijk in de groencontainer heeft gegooid. Birgit vraagt Thomése de boeken te signeren en er wat prikkelende opdrachten bij te schrijven. Intussen hangt ze wellustig over zijn schouder. Kessels trekt zich terug met Priscilla, die wat snacks voor hem in de frituur legt.
Terwijl de twee vrouwen de mannen (tegen hun zin) opgeilen, probeert Berend tijdens een soort vergadering uit te leggen wat er allemaal gebeurd is. Boone had Thomése en Kessels bezig gezien in de parkeergarage, waar hij ook in een Opeltje zat, met zijn Afrikaanse privéhoer. Boone kreeg toen het idee haar Turkse pooier af te maken en bij Kessels in de kofferbak te gooien, om de schuld in hun schoenen te schuiven. In feite, aldus Berend, hebben zij twee de moord uitgelokt en is ook de Afrikaanse hoer aansprakelijk - zijn zwager treft eigenlijk niet zoveel schuld, hij is de vredelievendheid zelve.
Mede omdat de vrouwen zich steeds wellustiger opdringen, vindt Thomése het nu meer dan genoeg. Hij roept Kessels en ze willen er snel vandoor gaan. Birgit rent hen achterna en werpt zich in wanhoop op de motorkap. Kessels scheurt achteruit en overrijdt de hond van Boone. Hij rijdt plankgas door tuintjes en moet omkeren omdat de weg doodloopt. Vlakbij Boones huis gekomen horen ze dat er van achteren plotseling iets zwaars tegen de ruit wordt gegooid. In zijn binnenspiegel ziet Kessels even later iets groots langzaam naar beneden glijden. Ze vragen zich af of het de hond of Boone is.
Onderweg naar Tilburg bekent Kessels dat hij niet op 'dat jonge spul' valt (p. 219) en liever B.B. sr. had gehad. Dan geeft hij de verbaasde Thomése drie bebloede biljetten van tien euro, gevist uit de zakken van de Turk.
Thomése vraagt zich intussen af hoe hij dit allemaal correct op papier kan krijgen. 'Maar voorlopig was het nog niet zover', denkt hij, zijn ze nog onderweg naar 'het oude, vertrouwde Tilburg' (p. 220)
Onderwerpen
J. Kessels: The Novel is een persiflage op de roadnovel (zie ook de paragrafen 'Context' en 'Titel en motto's'), wat betekent dat het verhaal weliswaar allerlei kenmerken vertoont van dit in Amerika populaire genre, maar dat er tevens de draak mee wordt gestoken, dat veel nogal onwaarschijnlijk is en met een flinke korrel zout moet worden genomen.
Centraal staat de queeste van de schrijver Thomése, zijn avontuurlijke maar vergeefse zoektocht ingegeven door nostalgie en verlangen naar vrijheid. De weg is een goede metafoor voor het zoeken, die meteen veel mogelijkheden biedt om in verschillende, nogal bizarre situaties te belanden, die de hopeloosheid van die zoektocht uitdrukken.
Thomése raakt op slag weer opgewonden als hij door Berts telefoontje wordt herinnerd aan diens geile, maar onbereikbare zus Birgit, verliest zich tijdens de autorit in de ene na de andere zinnelijke lofprijzing op haar geweldige lichaam, maar wordt op een vreselijke manier ontnuchterd als hij haar na al die jaren terugziet als een weerzinwekkend schreeuwend viswijf met hangtieten. De confrontatie is extra pijnlijk omdat Birgits wellustige puberdochter sprekend op haar lijkt.
Een belangrijk verhaalmotief is de verhouding tussen fictie en werkelijkheid. Thomése en Kessels bestaan echt, maar figureren ook als personages. De romanfiguur Thomése geeft enkele keren aan dat hij weliswaar de schrijver, de bedenker, is van het verhaal, maar dat hij de touwtjes niet altijd in de hand heeft, dat het verhaal hem uit de hand loopt. Zo drijft Kessels eigengereid zijn eigen zin door (zie ook de paragraaf 'Structuur en techniek').
Seksualiteit speelt bij vrijwel alle personages een prominente rol. Birgit en haar dochter zijn uiterst zinnelijk, Perry Boone is een hoerenloper en vrouwenhandelaar, de romanfiguur Thomése verliest zich in prikkelende seksfantasieën.
Titel en Motto’s
Het eerste deel van de romantitel slaat op de hoofdfiguur, die echt bestaat (zie de paragraaf 'Context'). Door de toevoeging 'The Novel' doet de titel nogal Amerikaans aan, wat goed past bij het motto, de opdracht en de interesses van de twee hoofdpersonen.
Het motto is van de Amerikaanse countryzanger en liedjesschrijver Willie Nelson (1933):
'Yeah, we're on the road again'.
Deze woorden sluiten goed aan bij de autorit van de twee hoofdpersonen en bij de Amerikaanse road- en countrymuziek die ze onderweg draaien.
On the road verwijst naar de bekende roadnovel van de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac (1922-1965). Daarin figureren Dean Moriarty en Sal Paradise, twee outcasts, die zuipend en neukend door het leven gaan. De in 1957 verschenen roman werd het cultboek van voorlijke tieners en jonge twintigers, zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa. Zij herkenden en identificeerden zich met de romantische vrijheidsdrang van deze types, hun grote behoefte aan zelfbevestiging, hun escapisme, hun nukken en hun driften.
In de opdracht herdenkt de auteur bewonderde personages: Hank Chinaski (drinkende vrijbuiter en alter ego van de Amerikaanse auteur Charles Bukowski, 1920-1994) en Dean Moriarty (in het werk van Jack Kerouac, zie hierboven) en Amerikaanse schrijvers die als personages leefden: Hunter S. 'Dr. Gonzo' Thompson (1937-2005) en Kinky Friedman (1944). Thompson is de grondlegger van de 'Gonzo journalistiek': razendsnel reporterschap, en een bestaan vol drank- en drugsgebruik.
Al deze namen zijn verbonden met de typisch Amerikaanse roadnovel, waarin twee of drie mensen scheuren naar verre horizonten en zich storen aan God noch gebod.
Thomése sluit zijn opdracht als volgt af:
Ik denk aan ze, en gedenk ze op mijn geheel eigen wijze.
Aan J. Kessels, de echte dan.
Opbouw
Er zijn vier Engels genummerde delen met titels (zie de paragraaf 'Samenvatting'). De vier delen zijn onderverdeeld in Arabisch genummerde titelloze hoofdstukken, respectievelijk tien, zeven, negen en elf. Part one beschrijft de voorbereiding voor de reis, Part two de lotgevallen in Hamburg, Part three de terugreis, en Part four de thuiskomst. Hiermee wordt aan de kenmerken van een queeste voldaan: begin- en eindpunt zijn hetzelfde; de avonturen spelen elders; de afloop is voor de held meestal goed, de opdracht is vervuld. (zie voor 'queeste' ook de paragrafen 'Thematiek' en 'Context')
De ik-verteller, de schrijver Thomése, doet verslag in de onvoltooid verleden tijd. Hij speelt een literair spel met fictie en werkelijkheid. Soms zegt hij dat hij met het verhaal 'vastzit'. Zo spreekt hij zijn twijfel uit over Kessels voorstel om het lijk van de Turk ergens op een landweggetje te dumpen: '"Ik weet het niet", antwoordde ik voorzichtig. Ik had het allemaal bedacht en voelde me verantwoordelijk voor de hele gang van zaken' (p. 44). Tegen een hoer in de parkeergarage stelt hij zich als volgt voor: '"P.F. Thomése", zei ik. "Ich bin der Autor dieser Scheiße", wilde ik er kordaat aan toevoegen, maar ik had niet het idee dat zij in literatuur geïnteresseerd was' (p. 59). Ook doet hij alsof het schrijven uit de hand loopt, dat de personages met het verhaal aan de haal gaan, en roept hij zichzelf tot de orde: 'Ik moest het strakker in de hand houden, als schrijver was ik hier even niet goed bezig. Ik moest focussen op de dader, niet vastlopen in het randgebeuren' (p. 198). Op pagina 144 merkt Thomése op dat J. Kessels: The Novel nog geschreven moet worden en zet hij Berend klem door hem te verwijzen naar diens uitspraak in Part one, hoofdstuk 8, pagina 40.
Het verhaal wordt overwegend chronologisch verteld, de belangrijkste flashbacks zijn de erotische terugblikken van Thomése. De vertelde tijd is ongeveer vier dagen: circa twee dagen voor de voorbereiding van de reis en twee dagen voor de reis naar Hamburg, één overnachting en de terugreis. Het jaartal is slechts bij benadering vast te stellen. Het is in ieder geval na 2001 omdat Bertje op pagina 12 meedeelt dat hij een fan is van een (in dat jaar verschenen) verhalenbundel van Thomése: Greatest Hits.
Het eerste deel speelt in een niet nader genoemde stad en in Tilburg (waar J. Kessels woont), het tweede deel onderweg naar en in Hamburg, het derde deel in Hamburg en onderweg naar Breda, het vierde deel in Breda en onderweg naar Tilburg.
Een belangenruimte is cafetaria Van Vroeger, dat symbool staat voor de nostalgie van de romanfiguur Thomése. In het laatste deel vindt hij een replica ervan in de woning van Boone.
Personages
Hoofdpersonen in het werk van Thomése zijn romantische dromers, die weinig praktisch zijn ingesteld, en proberen te ontsnappen aan de grauwe realiteit, bijvoorbeeld door opstandigheid, verbeelding, cynisme, reizen en muziek.
Zowel P.F. Thomése als zijn Tilburgse vriend J. Kessels is zo'n 'hoogvlieger', al realiseren zij zich dat ze vergeefse dromen najagen. Maar al zijn hun ervaringen droef, in hun verbeelding poetsen ze die op en niets weerhoudt hen ervan om, als de gelegenheid zich voordoet, een nieuwe 'vlucht' te maken.
Het personage J. Kessels komt al voor in Thoméses verhaal 'Blue moon express' in de verhalenbundel Deep south & Far west (1991). Hij is daarin de vrijgezelle reisgenoot en beste vriend van P.F. Thomése. De reisverhalen van het tweetal werden later gebundeld in Greatest Hits (2001).
In zijn recensie van de roman ( Vrij Nederland, 15 maart 2009) geeft Jeroen Vullings meer informatie over deze J. Kessels, die echt bestaat. Jos Kessels, columnist bij het Brabants Dagblad, is een cynische, hardboiled man die nooit danst en huilt, 'een vat vol versteende emotie', overtuigd roker en drinker. Hij leeft als de helden uit zijn favoriete vette countrysongs, Amerikaanse filmsterren en personages in boeken van Jack Kerouac en Charles Bukowski. Enkele van die personages noemt Thomése in zijn opdracht (zie de paragraaf 'Titel en motto's'). Een van zijn karakteristieke uitspraken is: 'Voor mij had het niet gehoeven'.
In een interview ( Metro, 13 mei 2009) typeert de auteur J. Kessels als 'een stripfiguur die geen ontwikkeling kent', iemand die gewoon zijn sigaretten wil roken, zijn koffie en bier wil drinken en verder met rust wil worden gelaten. 'De held is het saaiste karakter, net als in het stripverhaal.'
Meer dan J. Kessels is de romanfiguur P.F. Thomése iemand die terugblikt, nostalgie voelt, zijn gemiste kansen koestert. Hij hobbelt nogal schaapachtig achter de (door de auteur Thomése verzonnen) feiten aan. Van daden houdt hij niet, wel van gevaarloos mijmeren, veilig smachten en oningeloste beloftes. Oog in oog met het object van zijn begeerte (Birgit), laat hij het afweten, ook al biedt ze zich volledig aan hem aan. Met zijn schaduw J. Kessels weet hij niet hoe snel hij weg moet komen, terug naar het 'veilige' Tilburg.
Gelet op de opmerking op pagina 66 ('twintig, dertig jaar'), op 193 en 205 ('dertig jaar geleden'), moet de romanfiguur Thomése in het verhaalheden 40 à 45 jaar zijn.
Taal en stijl
De stijl is zeer verzorgd. De nadruk ligt op humor, die in allerlei gradaties voorkomt: van plat, vet en uiterst melig tot zeer spitsvondig, van een stoot onder de gordel tot een subtiele speldenprik.
Voorbeelden van hard, grof taalgebruik zijn de beschrijvingen van de cafetariaproducten (de 'negerlullen', p. 14) en B.B.'s fraaie rondingen ('borsten en billen in het kwadraat, tegelijk optelsom en vermenigvuldiging, waar je kwartjes in kon gooien zonder dat de gleuf ooit gevuld zou raken', p. 18). Thomése put zich met name uit in het verzinnen van de ene na de andere overdreven beeldende en zinnelijke lofprijzing van Birgits geweldige lichaam. Dat de formuleringen altijd zeer verzorgd zijn, bewijzen wel formuleringen als: 'een onnavolgbare permutatie die alleen in de preliminaalste masturbatiefantasieën concreet had kunnen bestaan' (p. 18). Ook zijn er neologismen: 'de Pool (...) sjokte oostblokachtig weg in de richting van de herentoiletten' (p. 33).
De platvloerse Brabantse figuren vloeken soms dat het een aard heeft (nondeju, godnondeju, godsakkenondeju) en zorgen met hun dialect voor de nodige couleur locale. Birgit tegen haar dochter: 'En doet er voor mijn eigen ook maar een kroketje in leggen' (p. 194).
Over de platheid merkt de auteur in een interview ( Haarlems Dagblad, 6 maart 2009) op: 'Op het eerste gezicht lijkt het boek niks dan frikandellen, hangtieten en lauw bier. Maar door de taal te laten schitteren, til ik het banale naar de literatuur.'
De schrijver bespot het managerstaaltje van Berend de Braaij (een account doen, het plaatje rondmaken, een stukje transparant naar ons toe, feedback geven).
Verband met anderen boeken van de auteur
P.F. Thomése (1958) heeft een onvoorspelbaar, sterk wisselend oeuvre. Hij ontving in 1991 de AKO-literatuurprijs voor zijn debuut, de verhalenbundel Zuidland. Zijn eerste roman, Heldenjaren, verscheen in 1994, de novellen Haagse liefde & De vieze engel in 1996, zijn historische roman Het zesde bedrijf in 1999. Daarna volgden o.a.: de autobiografische novellen Schaduwkind (2003) en Izak(2005), de mediasatire Vladiwostok (2007), de literaire pseudo-autobiografie Nergensman (2008), de beschouwingen Nergensman (2008) en de schelmenroman J. Kessels: The Novel (2009).
De hoofdpersonen in veel van het proza van Thomése willen hoogvliegers zijn. Ze voelen zich voorbestemd tot een groots en weergaloos leven. Ze zijn weinig praktisch ingesteld, jagen op mogelijkheden die niet gerealiseerd kunnen worden, blijven romantische dromers die niet willen ontwaken. Thomése heeft in interviews gezegd dat deze figuren erg op hemzelf lijken.
Achtergrondinformatie
Promotie van het boek
Voordat de roman officieel op 13 maart 2009 verscheen, was hij, verspreid over vijf werkdagen, te lezen in nrc.next. Op deze bijzondere manier wilden uitgeverij Contact en nrc.next het begin van de Boekenweek vieren, die liep van 11 t/m 21 maart.
Genre
J. Kessels: The Novel kan getypeerd worden als een roman, omdat er sprake is van een tamelijk uitgebreid verhaal met een verwikkeling naar één hoogtepunt en van dynamische personages. Nader verfijnd kan gesproken worden van een reisroman, een avonturenroman en een schelmenroman. Het boek is ook een queesteroman, omdat de hoofdpersoon via een uiterlijke zoektocht een innerlijke zoektocht beleeft. Bovendien zijn er kenmerken van een hardboiled misdaadverhaal (verdwijning, speurtocht, moord, zoeken naar dader, oplossing door schrandere speurder), al moet bedacht worden dat het gaat om een persiflage.
Tot slot is de roman een (persiflage op) de roadnovel, een genre dat vooral in Amerika bekend is (onder anderen van Jack Kerouac, zie de paragraaf 'Titel en motto's'). Vooral de roadmovies, al dan niet gebaseerd op een roadnovel, waren daar populair, bijvoorbeeld It Happened One Night (1934), It's a Mad, Mad, Mad, Mad World (1963), Easy Rider (1969) en Wild Hogs (2007).
Eind 2014 werd begonnen met de verfilming van J. Kessels : the novel met als titel J. Kessels : the movie. Regisseur is Eric de Bruyn, en het script is van Jan Eilander. De film was september 2015 de openingsfilm van de 35ste editie van het Nederlands Film Festival in Utrecht.
Beoordeling
Wat vond ik van J. Kessel the Novel. Om eerlijk te zijn vond ik het nog wel afwisselend. Ik heb zowel positieve reacties als negatieve reactie op het boek. Het boek zelf is makkelijk leesbaar. Ik zelf vind wel dat je er moeilijk door heen komt. Het duurt voor mijn gevoel veelte lang om een bladzijde uit te lezen. Misschien komt het wel hoe het verhaal is geschreven.
Laat ik maar eerst beginnen wat ik negatief vond aan het boek zodat we nog positief kunnen eindigen. Als eerst stoorde ik me aan het taalgebruik. Ze schelden zoveel dat het gewoon irritant werd. Ik kon me echt ergeren aan het taalgebruik. Het voelde alsof de scheldwoorden na een tijdje geen impact meer hadden.
Daarnaast vind ik dat het verhaal heel langdradig aan voelt. Bijvoorbeeld dat ze het de hele tijd over de zus van Berend hadden. Na een tijdje weten wel dat hij op de zus van Berend valt. Ook verloor ik mijn concentratie omdat het te langdradig werd. Omdat ze teveel op details ingingen. Het zou aan mij kunnen liggen omdat ik eigenlijk nooit heb geleerd om voor me plezier te lezen. Wanneer ik lees is het puur om informatie op te slaan, dus hoort het kort en krachtig te zijn dat gebaseerd is op feiten in plaats van details.
Wat ik wel positief aan het boek vind is het verhaal. Het is een goed verhaal. Het heeft soms zijn ups en downs maar meestal zijn het ups. Ik zelf vind het niet echt een aanrader omdat ik het niet super goed boek vind. Je moet er maar van houden.