1. Kop
Beatrijs Tekst en vertaling. Taal & Teken, Leeuwarden 1992.
De auteur is onbekend. Sommigen menen dat hij een 'spreker' was, een professioneel voordrachtkunstenaar die in zijn levensonderhoud voorzag door met zijn verhalen van hof tot hof te trekken.
Op te merken is dat er voor regel 919 een kleine cesuur valt. Sommigen menen hierin een tweede auteur te herkennen. Beatrijs komt in het klooster aan (regel 787) en neemt haar taken terug op. Hoewel het berouw haar kwelt, schrijft de auteur, durft ze haar zonden aan niemand toe te vertrouwen (r. 912-918). Het lijkt alsof het verhaal hier ten einde is en dat de volgende 122 regels door een andere auteur zijn toegevoegd.
Het was echter niet mogelijk voor de Middeleeuwers dat het verhaal ooit zou eindigen zonder dat Beatrijs haar zonden had opgebiecht. Dit is op dat moment in het verhaal nog niet gebeurd. In een visioen (r. 932-970) wordt haar duidelijk dat haar berouw niet genoeg is. De enige uitweg voor vergeving is de biecht. Hierop gaat ze naar de abt en vertelt hem haar zonden (r. 974-981). Op deze manier wordt ze vergeven en is de moraal van het verhaal duidelijk. De biecht is noodzakelijk voor het zielenheil. Dit maakt aannemelijk dat het slot geschreven is door dezelfde auteur.
2. Motto
Er is geen motto bij dit boekje.
3. Genre
Beatrijs is een Marialegende. Het kenmerk van een legende is dat het een voorbeeld of steun geeft voor het leven. Legenda betekent in het Latijns ‘wat gelezen moet worden’. Een legende is vooral bedoeld voor godsdienstige steun. Dat kan je in het verhaal Beatrijs goed zien. De dichter wil de lezer een voorbeeld van steun voor het leven meegeven. De dichter vertelt de lezer dat het het beste is om niet de wereldse liefde en begeerten achterna te gaan, maar om in God te blijven geloven. Het centrale verhaalselement van een legende is, dat er een godheid ingrijpt d.m.v. een wonder. Bij het verhaal Beatrijs is dat ook het geval: Maria neemt haar taak over als ze veertien jaar lang bij het klooster weg is.
4. Een samenvatting van het verhaal
Het verhaal begint met een mededeling van de verteller. Het dichten levert hem niet veel geld op maar dit verhaal verteld hij toch om de maagd Maria te eren. De verteller heeft het verhaal van een monnik uit de Wilhelmietenorde.
Er is een non, Ze heet Beatrijs en is kosteres in een klooster Beatrijs is heel ijverig en doet haar werk erg goed. De andere nonnen zijn heel gelukkig met haar. Maar zelf is ze niet zo gelukkig, ze is al sinds haar twaalfde jaar verliefd op een man en hij op haar.
Nu wordt haar liefde haar teveel en ze besluit haar habijt ter zijde te leggen. Ze schrijft haar geliefde (of ‘de jongeling’ zoals ze hem in het boek noemen) een brief of hij wil komen. Hij kom meteen en ze spreken af dat ze elkaar over een week in de boomgaard zouden zien.
Hij gaat naar de stad en koopt allemaal mooi kleren en accessoires voor haar. De avond van haar vertrek luidt zij voor het laatst de klok voor het gebed. Als alle andere nonnen naar bed gaan kleed Beatrijs zich helemaal uit en legt ze haar kleren op het Maria-altaar. De sleutels van de sacristie hing ze bij het beeld zodat die gauw gevonden zouden worden en de rest zou opmerken dat ze weg is. Daarna gaat ze in haar ondergoed naar de boomgaard waar haar geliefde al zit te wachten. Hij geeft haar de kleding en accessoires en zegt dat hij genoeg geld heeft om zeven jaar onbezorgd van te leven. Ze gaan weg op zijn paard.
De volgende dag rijden ze door een bos en de jongeling zegt dat hij de liefde met haar wil bedrijven. Beatrijs is heel kwaad. Ze zegt dat ze niet een van die vrouwen is die het in het bos doen met mannen om geld te krijgen. Ze wil alleen in een goed opgemaakt bed. Hij biedt zijn excuses aan en zij vergeeft hem. Ze rijden naar de stad en wonen daar gelukkig voor zeven jaar. Ze krijgen twee kinderen. Na zeven jaar is het geld op en moet al hun bezit verkocht worden. De jongeling verbreekt zijn belofte en verlaat haar. Hij keert terug naar zijn eigen land (plaats is onbekend). Hij komt verder niet meer in het boek voor. Ze heeft geen geld om voor haar kinderen te zorgen en ze is dus gedwongen om prostituée te worden. Dan moet ze wel in het bos de liefde bedrijven met mannen voor geld. Iets wat ze eerst absoluut niet wilde. In die tijd bidt ze elke avond tot Maria. Na zeven jaar kan ze het niet meer opbrengen en ze pleegt nog liever zelfmoord dan nog langer prostituée te zijn.
Ze neemt haar kinderen mee en ze gaan het land door om te bedelen. Op een dag komen ze per ongeluk bij het klooster aan. Vlakbij het klooster staat het huis van een weduwe, daar krijgen ze voor een paar nachten onderdak en daar mogen ze eten. Voorzichtig vraagt Beatrijs hoe het met het klooster gaat. Volgens de weduwe is alles prima, vooral met de kosteres. Beatrijs vraagt hoe de ouders van de kosteres heetten. Het zijn haar eigen ouders. Niemand heeft gemerkt dat ze veertien jaar weg is geweest. Die avond wordt ze tijdens het bidden heel erg moe en krijgt ze in haar slaap een visioen van iemand die zegt dat ze terug moet gaan naar het klooster. Omdat ze het niet gelooft vraagt ze diegene om in totaal drie keer te verschijnen. Als dat zou gebeuren zou ze terug gaan naar het klooster. (Het getal drie staat in het algemeen voor God, het getal twee voor de duivel. Als de boodschapper dus drie keer zou verschijnen zou ze het geloven en probeerde niemand een grap met haar uit te halen.) De boodschapper verschijnt twee keer in haar slaap en één keer als ze wakker is. Dan gelooft ze het en op een avond als iedereen slaapt gaat ze terug naar de boomgaard. Haar kinderen laat ze, met pijn in haar hart achter bij de weduwe. Op dezelfde plek waar ze het klooster heeft verlaten gaat ze ook weer naar binnen. Alle deuren zijn open. Ze vindt haar kleding en sleutels op precies dezelfde plaats, of ze nooit is weggeweest. Ze gaat meteen weer aan het werk. De weduwe weet niet zo goed wat ze met de kinderen aan moet en ze gaat naar het klooster. De abdis zorgt dat de kinderen eten en kleding krijgen. De kinderen moeten wel bij de weduwe blijven wonen. Een tijdje later bezoekt de abt het klooster. Eigenlijk moet Beatrijs gaan biechten maar ze durft niet. Als ze daar over nadenkt ziet ze een man lopen met een kindje op zijn arm. Het kindje is dood maar de man probeert het kind nog steeds te amuseren door een appel op te gooien. Als Beatrijs vraagt waarom hij dat doet.
De man antwoord dat dit hetzelfde is als Beatrijs’ situatie. Het kindje ziet de appel niet. Omdat Beatrijs toch nog duivelse invloeden in zich heeft hoort God haar gebeden ook niet. Ze moet van de man om zich te zuiveren gaan biechten bij de abt.
Dit doet ze en die is niet kwaad alleen zeer verbaasd over het feit dat Maria haar plaats heeft ingenomen. Hij zorgt dat alle duivelse invloeden uit Beatrijs verdwijnen. God heeft haar nu alles vergeven. De abt vindt het zo’n bijzonder verhaal dat hij besluit het aan iedereen te vertellen maar hij zal haar naam niet noemen.
De abt gaat verder naar andere kloosters en neemt Beatrijs’ kinderen mee. Hij laat ze bij de Wilhelmietenorde aansluiten en ze worden twee vrome mannen. De weten dat hun moeder Beatrijs heette. Het boek eindigt met een klein eerwoord aan Maria en God.
5. De personen
De Hoofdpersoon uit het verhaal is natuurlijk Beatrijs. Van andere personen uit het verhaal komen we niets te weten. Van Beatrijs weten we dat ze een meisje van adellijke afkomst is die in het klooster al snel promoveert tot kosteres. Uit het verhaal blijkt niet hoe oud ze is, maar je kunt het wel ongeveer schatten. Volgens een franse versie is ze 19 jaar als ze in het begin van het verhaal zich in het klooster bevindt. Dit leid je af uit het feit dat een non op haar 12e jaar haar intrede doet in een klooster. Beatrijs was al snel gepromoveerd tot kosteres en dat zou volgens de franse versie 7 jaar later zijn. Tot welke kloosterorde ze behoort is niet duidelijk.
Een verder belangrijk persoon in het verhaal is Beatrijs’ vriend. Hij wil Beatrijs weghalen uit het klooster, en met haar in een afgelegen stad wonen, maar zeven jaar later laat hij haar in de steek.
6. Perspectief/Vertelwijze
Beatrijs is een auctoriaal verhaal. Er is sprake van een alwetende verteller: hij presenteert het verhaal, maar komt er zelf niet in voor. Hij overziet alle gebeurtenissen, kent de gedachten en gevoelens van Beatrijs. Soms richt hij zich rechtstreeks tot de lezer, zoals in regel 26: ‘Ic wille u segghen van wat ambochte’. In het begin weet de dichter het hele verhaal al; hij gaat immers iets vertellen wat een broeder Ghijsbrecht aan hem verteld heeft.
7. Structuur van de roman
Het boek is als je het verhaal bekijkt in te delen in zes delen:
- vers 1-17: proloog;
- vers 18-432: - in de ban van de liefde (18-190)
- vlucht uit het klooster (191-292)
- tocht naar de stad (293-396)
- leven in de stad (397-432)
- vers 433-864: - leven in zonde (433-482)
- inkeer en terugkeer (483-666)
- terugkomst in het klooster (667-864)
- vers 865-910: het lot van de kinderen;
- vers 911-1029: visioen en biecht;
- vers 1030-1038: epiloog.
Als je echter gewoon kijkt is het onder te verdelen in 24 hoofdstukken, die in de oorspronkelijke versie aangegeven waren met gekleurde hoofdletters (lombarden).
8. Tijd
Het verhaal beslaat iets meer dan veertien jaar. Ongeveer een week vanaf het moment dat ze haar geliefde een brief schrijft tot het moment dat ze het klooster verlaat. Dan zeven jaar met haar geliefde. Dan keert het geluk, haar geliefde verlaat haar. Ze gaat werken als prostituee. Na zeven jaar kan ze het niet meer aan gaat ze bedelen en door het land zwerven. Dan komt ze bij het klooster en duurt het drie of vier dagen voor ze weer terug is in het klooster. Vrij kort daarna komt de abt op bezoek en biecht ze bij hem. De abt vindt het een geweldig verhaal. Hij zal het aan iedereen vertellen maar hij zal de naam van de non niet noemen. Dan eindigt het levensverhaal van Beatrijs. Het boek eindigt met een stukje over wat er van haar kinderen geworden is.
9. Ruimte
Het verhaal speelt voor een klein gedeelte in het klooster. Waar zij met haar geliefde woonde is niet bekend. Dan wordt ze prostituee in een veld. Ze gaat zwerven door het land en komt bij een weduwe in huis (heel even) voordat ze terug gaat naar het klooster.
Van alle plekken is niet bekend waar ze liggen. Ook is niet bekend welk land Beatrijs doortrekt. Er wordt ook niet veel verteld over het weer of de omgeving.
10. Thematiek
Vertrouwen, Spijt & Vergevingsgezindheid.
Maria heeft een enorm groot vertrouwen in Beatrijs. Ze neemt haar plaats in het klooster in en vertrouwd er dus min of meer op dat ze terug komt. Maria weet ook dat Beatrijs spijt krijgt van haar zondige leven. Het zondige leven met een man, daar heeft ze zelf voor gekozen maar het leven als prostituee heeft ze gekozen voor haar kinderen.
Hoe zondig Beatrijs ook geleefd heeft, Maria zal altijd een goed woordje voor haar doen bij God (zelf kan ze mensen namelijk niet vergeven). Als ze bij de weduwe is en de boodschap krijgt dat ze terug moet keren naar het klooster weet ze dat haar gebeden zijn verhoord. Wanneer ze terug is in het klooster en gebiecht heeft zijn alle duivelse invloeden verdwenen. God heeft haar helemaal vergeven.
11. Motieven
Er zitten heel veel motieven in dit verhaal en ik zal ze allemaal proberen uit te leggen.
- Mariaverering: Beatrijs is gered door Maria, omdat ze al die tijd tot Maria bleef bidden.
- De angst voor schande: Beatrijs ging de prostitutie in, omdat ze anders moest bedelen. Prostitutie was een minder grote schande dan bedelarij
- Symbolische getallen:
- 7: ze bleef twee keer zeven jaar weg en ze zij iedere dag trouw de zeven Mariagebeden.
- 3: dat is het heilige getal; Beatrijs werd drie keer geroepen door God dat ze moest terugkeren naar het klooster en pas na de derde keer deed ze het.
- Droom/visioen: Beatrijs krijgt een keer een droom, dat ze naar het klooster moet gaan, en een keer een visioen, van de man met het dode kind op zijn arm.
- Symbolische kleur:
- Blauw: Beatrijs krijgt van haar vriend hemelsblauwe kleding. Blauw is de kleur van Maria.
– Zonde/biecht/vergiffenis: na alle zonden had Beatrijs gebiecht en werd het haar vergeven.
- Het toegeven aan de liefde met zondigheden: Beatrijs was zo verliefd dat ze daarvoor wel wilde zondigen (en later werd ze weer vergeven).
12. Titelverklaring
Het boek heet Beatrijs omdat de hoofdpersoon Beatrijs heet. Maar de titel heeft meer in zich. Beatrijs betekent in het Latijn ‘gelukshebber’, en dat is ze ook. Nadat ze uit het klooster gevlucht is, wil ze haar geluk in wereldse begeerten zoeken. Naar zeven jaar in rijkdom en geluk met haar man geleefd te hebben verlaat haar man haar en moet ze haar geld verdienen als hoer. Ze ontdekt dan pas dat het echt geluk alleen bij God te vinden is, en dat de wereldse liefde geen echte liefde is. Ze denkt dat ze niet meer terug naar het klooster kan, maar ze vergeet dat er bij God altijd een weg terug is. Zo vindt ze haar echte geluk in het klooster.
13. Taalgebruik
Er wordt heel beschaafd tegen elkaar gesproken, echt oud taalgebruik. Zoals in het stukje dat Beatrijs en de jongen net onderweg zijn en even rusten in het veld:
J: Laat ons het liefdespel spelen.
B: Wat zegt u, onbehouwen pummel! (...) God moge u straffen omdat u dit vroeg. (...) Ik ben gekwetst dat u het me nu voorstelt.
J: Liefste wees niet boos. Het was Venus die mij hiertoe aanzette. God moge me straffen als ik er ooit nog eens over begin.
B: Dan vergeef ik het u. U bent mijn toeverlaat, meer dan wie ook op aarde.
In deze tijd zou deze dialoog heel anders lopen.
Mijn mening
Ik vond het een prima boek om te lezen. Ik vond het een heel onrealistisch verhaal en niet omdat Maria haar plaats in nam bij het klooster maar omdat je zomaar van non naar prostituee overstapt. Als non zou het zo afgeraden moeten worden om maar iets met seks te maken te hebben. En omdat het even tegen valt ga je weg en precies doen wat er ten strengste verboden is. Dus dat was een grote tegenvaller voor mijn maar opzicht was het geen slecht boek. Wat ik wel heel leuk vond is in de versie die ik heb gelezen stond aan de andere kant van de bladzijde het stuk in oud-Nederlands. Om tot een conclusie te komen, ik vond het een matig leuk boek.