Boek 4 - havo 4

De kleine blonde dood

Boudewijn Büch

Samenvatting van het boek:

In dit boek wisselen twee verschillende verhalen zich steeds af. Het eerste verhaal gaat over Boudewijn en zijn vader Rainer Büch. Het tweede verhaal gaat over Micky, het zoontje van Boudewijn en Mieke.

De 7-jarige Boudewijn woont bij zijn ouders samen met vijf broers (die zijn op dat moment nog niet allemaal geboren) in Wassenaar. Boudewijn gaat op schoolreisje naar een speeltuin ergens in Nijmegen. Ze zullen ook even naar Duitsland gaan, maar dat mag absoluut niet van zijn vader. Rainer Büch is namelijk van joodse afkomst en is voor de Tweede wereldoorlog uit Duitsland naar Nederland gevlucht, om tegen Duitsland te vechten, bij de luchtmacht. Hij heeft hiervoor verscheidene onderscheidingen gekregen. Hij is door de oorlog fel anti-Duits geworden en heeft een trauma aan de oorlog overgehouden.
Als ze eenmaal bij de Duitse grens zijn moet Boudewijn bij zijn leraar op Nederlands grondgebied blijven. Als Boudewijn opeens een mooie vlinder ziet vliegen holt hij erachter aan om hem te vangen voor zijn vader, die vele vlinders verzamelt. Als hij hem te pakken heeft blijkt hij in Duitsland verdwaald te zijn. Twee Duitse douanebeambten houden hem aan en brengen hem terug naar de rest van de klas.
Eenmaal thuis gekomen toonde hij met trots de vlinder aan zijn vader. Zijn vader vond hem prachtig, maar toen Boudewijn vertelde over zijn avontuur in Duitsland begon zijn vader hem te slaan en hij maakte de vlinder kapot.
Vader was nooit echt aardig voor Boudewijn en zijn moeder. Hij mishandelde zijn vrouw of zijn kinderen als die het over de oorlog of over Duitsland hadden.
Boudewijn heeft aan de ene kant enorme bewondering voor zijn vader (vlinders verzamelen, banden plakken, wandelen en praten) maar snapt aan de andere kant zijn gewelddadigheden niet.
Als de vader een keer zomaar vertrekt zonder iets te zeggen, gaat een broertje van Boudewijn in de kamer van zijn vader kijken. Hij heeft daar in een kast gekeken die voor iedereen verboden was. Hij zag daar foto's van concentratiekampen en gemartelde mensen. Als vadert weer teruggekeerd is van zijn reis merkt hij op dat er iemand in zijn geheime kastje is geweest. Na wederom een woedeaanval is het huis te klein.
Vader heeft besloten dat hij helemaal geen feestdagen meer wil vieren. De reden hiervoor wordt niet gegeven.
Vader en moeder hadden besloten dat Boudewijn voor een lange tijd naar een inrichting in Brabant moest, "niet omdat ik gek was, maar omdat mijn ouders het gek vonden dat ik gek werd van hun huwelijksleven" (p.81). Hij beleeft daar een vreselijke tijd en mag daar praktisch niets. Het ergste vindt hij nog dat hij daar niet mag lezen. Na bijna een jaar mag hij weer naar huis.
Als hij weer thuis is bleken de buikpijnen waar hij al twee jaar aan leed een verwaarloosde blindedarmontsteking te zijn, inmiddels een buikvliesontsteking.
Hij raakt in de ambulance die onderweg was naar het ziekenhuis in een coma. Een paar weken later toen hij wakker werd kreeg hij van zijn vader mooie cadeaus, waaronder een grote stapel boeken. Na een jaar mocht hij het ziekenhuis uit en werd hij met open armen ontvangen op zijn lagere school.

Er wordt de kinderen verteld over hun Onkel Jobab, die in de Tweede Wereldoorlog is mishandeld en daardoor 'gek in zijn hoofd' is geworden. Hij komt een weekendje langs bij de familie.
Vele jaren later, zijn ouders zijn intussen gescheiden, ontvangt Boudewijn een brief van zijn moeder. Die stuurt hem een kopie van een rouwkaart waarin staat dat zijn vader gestorven is. De dood van zijn vader greep hem erg aan, ondanks dat zijn vader nooit echt aardig voor hem was. Twee weken na dit overlijden krijgt hij een brief van twintig velletjes van zijn vader. Deze brief vind Boudewijn het ergste van alles wat zijn vader hem had aangedaan. Later krijgt hij te horen dat de brief geschreven is vlak voor zijn zelfmoord. Boudewijn kon het allemaal niet meer aanzien en verbrandde de brief.
Voordat zijn vader was gestorven is hij nog een keer naar hem toegeweest. Zijn vader woont met een 18-jarige Deense vrouw, Astrid Nisgren. Hij mag haar as noemen. Boudewijn vertelt dat hij homoseksueel is, een vrouw in verwachting heeft gemaakt, hasj gebruikt en een agent heeft getrapt. Het wordt een emotioneel gesprek en zijn vader en diens (vijfde) vrouw worden woedend op hem.

Het tweede verhaal gaat over Micky. Micky is het zoontje van Boudewijn en Mieke, de voormalig Engelse lerares van Boudewijn, die 14 jaar ouder is. Boudewijn was totaal nog niet toe aan een kind, maar als hij bemerkt dat Mieke aan de drank is neemt hij een deel van de verzorging op hem. Boudewijn en Micky wonen een jaar samen met Fleurette, een jongensachtige vouw die een dochter heeft. Nadat Fleurette en haar dochter het huis hebben verlaten, menen Boudewijns’ vrienden dat hij mee moet gaan naar Parijs, wat al eerder geregeld was. Hij vertrouwt Micky toe aan Gerda, de beste vriendin van Mieke, met de voorwaarde hem niet aan Mieke te geven. Bij zijn terugkomst blijkt Gerda hem wel aan Mieke te hebben meegegeven, omdat het kerstmis was. Ze vertelt hem dat hij bij haar van de trap gevallen is. Hij ligt in het ziekenhuis in coma. Boudewijn gaat eerst bij Mieke langs, vervolgens richting ziekenhuis. Daar wacht hem een veel grotere schok, de val van de trap bleek een secundair trauma, Micky leed aan een hersengezwel dat “geknapt” is en is klinisch dood. Na twintig dagen geeft Boudewijn toestemming de machines stop te zetten en overlijdt Micky. Zijn stoffelijk overschot wordt gecremeerd. Hier heeft Boudewijn bewust voor gekozen. Om zichzelf te straffen, wil hij dat er geen enkel spoor van hem blijft bestaan. Hij is de enige op de crematie, waar hun lievelingsnummer van de Stones: “Out of time” wordt gedraaid.
Zes jaar na de crematie bezoekt Boudewijn voor de krant een opendag van het crematorium. Nadat de reportage in de krant heeft gestaan, krijgt Boudewijn een boze brief van de directeur. Nu overvalt hem een groot verdriet, Micky’s micrografie is mislukt. Als hij iemand op het station hoort zeggen: ”rouw verjaart niet”, weet hij dat hij het verhaal kan schrijven.
In het laatste hoofdstuk vertelt Boudewijn dat enkele herinneringen niet groter zijn dan een postzegel die hij koestert. Ze gaan over fijne momenten met zijn vader Rainer en zijn zoontje Micky. Opvallend zijn de parallellen, zoals bijvoorbeeld het kapotje op het strand.

Thema:
Drie thema's staan in dit boek centraal: oorlogstrauma van de vader, de homoseksualiteit van de hoofdpersoon en de dood van 'de kleine blonde'
Een ander thema wat niet zo duidelijk naar voren komt, maar wat wel degelijk een rol speelt, is de eenzaamheid van Boudewijn. Hij verliest namelijk eerst zijn vader, dan zijn zoon en Mieke. Er blijft niemand over.

 

Motieven:
- oorlogstrauma’s:
Vader Buch en Onkel Jobab hebben trauma’s overgehouden aan de oorlog.
- zelfmoord:
Vader heeft enkele malen zelfmoordpogingen gedaan en het is hem uiteindelijk gelukt. Boudewijn had in het opvanghuis al bijna de neiging om zelfmoord te plegen.

- Antisemitisme:
de jodenhaat in de oorlog tegen alle joden.
- Vader-zoon-relatie:
De opvallende genegenheid tussen vader en Boudewijn, waar zelfs moeder Büch jaloers op is. Zij snapt niet waarom vader en zoon elkaar zo goed begrijpen. Uiteraard is ook de relatie tussen Boudewijn en zijn zoontje belangrijk.

 

Titel:
De titel slaat op de kleine blonde zoon Micky van Boudewijn. Micky overlijdt later in het boek aan een geknapt hersengezwel.
De titel komt ook letterlijk terug in het boek op blz. 157:
".... Soms schrik ik 's nachts wakker van het idee dat je een auto-ongeluk krijgt. En dan is die kleine blonde dood. De kleine blonde dood, dat is een mooie boektitel...."

 

Structuur:
Het boek begint heel erg rustig en begint niet meteen middenin de gebeurtenissen. Boudewijn gaat met zijn klas op schoolreisje en het enige dat je weet is dat Vati fel anti-duits is.
Boudewijn vangt heel onschuldig een vlindertje voor zijn pa’s collectie en laat het vlindertje dat hij gevangen heeft heel erg enthousiast aan zijn pa zien. Als vader er achter komt dat het een Duits soort is en dat ie in Duitsland is geweest wordt hij heel erg boos op Boudewijn. Zo krijgt de lezer meteen al een goede indruk van de situatie thuis en hoe erg het oorlogstrauma van Vati is.

Het verhaaleinde bestaat uit een heel hoofdstuk uit fijne herinneringen die Boudewijn koestert van zijn vader en zijn zoontje. Het is een open einde, omdat je niet weet als lezer, wat er met Boudewijn gaat gebeuren, nu hij alleen over is gebleven.
Het is niet storend om niet te weten hoe het afloopt.
Je blijft eigenlijk niet met vragen zitten op het einde. Je weet dat Boudewijn nooit meer terug zal gaan naar Mieke en met zijn familie zal hij ook niet veel meer mee te maken willen hebben. Hoe hij verder leeft is niet van belang. Hij heeft aan het einde van een boek een stukje leven afgesloten en zal weer helemaal opnieuw beginnen.

Er zijn twee verhaallijnen. Zo is er het verhaal dat Boudewijn nog jong is en samen met zijn vader, moeder en broers woont en er is de verhaallijn dat Boudewijn inmiddels vader is. Beide verhaallijnen lopen in elkaar over op de manier waarop ze vertelt worden. In werkelijkheid was de eerste verhaallijn het eerst en volgde de tweede deze op. De verhaallijnen zijn even belangrijk en hebben sterk met elkaar te maken. De gebeurtenissen die plaatsvonden tussen Boudewijn en Rainer worden vergeleken met die van Boudewijn en Micky.

Boudewijn:
In zijn jeugd is Boudewijn een rustig jongetje die, evenals de rest van het gezin, lijdt onder de tirannie van zijn vader. Ondanks de buien van zijn vader geeft hij veel om hem. Als hij tien jaar is, wordt hij opgenomen in een psychiatrische kliniek in Brabant. Hij was echter niet gek, maar werd gewoon zenuwachtig van de ruzies van zijn ouders. De vele buikpijnen waar hij al twee jaar lang over klaagde bleken een verwaarloosde blindedarmontsteking te zijn. Als Boudewijn ouder is, blijkt hij homoseksueel te zijn, desondanks heeft hij wel een kind. Hij voelt hij zich onzeker over zijn capaciteiten als opvoeder. Hij gedraagt zich vaak onverantwoordelijk. Desondanks neemt hij later het moedige besluit om Micky in huis te halen en uiteindelijk diens leven te beëindigen.
Hij is duidelijk een karakter, want je komt heel veel over hem te weten. Wat later in het verhaal komt meer over zijn jeugd en zijn gevoelens aan het licht.

Rainier, vader:
Vader speelt een hele belangrijke rol in dit boek. Hij heeft 6 zonen en hij heeft WO II overleefd en voelt zich schuldig, omdat zijn broers en zussen niet meer leven. Hij heeft last van een oorlogstrauma en hierdoor doet hij hele vreemde dingen. Hij kan bijvoorbeeld ontzettend boos worden en dan slaat hij alles kort en klein in het huis. Hij tiranniseert zijn gezin en mensen uit zijn directe omgeving. Zijn militaristische gedrag leidt tot een scheiding van zijn vrouw. Hij hertrouwt enkele malen, maar uiteindelijk pleegt de vader zelfmoord. Hij is van joodse afkomst en heeft in de oorlog veel gedaan voor Nederland. Hij is aan de ene kant erg tegen Duitsers en laat dat ook goed blijken, maar aan de andere kant treedt hij wel hard en militaristisch op.
Hij is een type, omdat zijn persoon niet verder wordt uitgewerkt.

Moeder Büch:
De moeder van Boudewijn lijdt eveneens onder het gedrag van haar man. Ze is een lieve zorgzame vrouw die Boudewijn en zijn broers probeert te beschermen tegen hun vader. Zij is van Italiaanse afkomst en heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken gezeten. Ze weigert het kind van Boudewijn te zien.
Moeder Büch is een type, omdat ze niet zo uitgebreid beschreven wordt.

Mieke:
Boudewijn heeft een relatie met een veertien jaar oudere vrouw, die vroeger een lerares van hem was. Ze krijgen samen een zoon, maar door haar drankprobleem kan ze hem niet zelf opvoeden. Zelfs als Micky is overleden komt ze niet naar zijn crematie.
Mieke is een type, want we leren haar niet echt goed kennen.

Micky:
Micky wordt geboren uit de relatie tussen Boudewijn en Mieke. Hij is een levendige en enthousiaste jongen en, evenals zijn vader, fan van Mick Jagger. Hij overlijdt op vijfjarige leeftijd aan een geknapt hersentumor.
Micky is duidelijk een type, omdat je niet veel over hem te weten komt.

De broers van Boudewijn:
Ze zijn tamelijk vaag beschreven in het boek. Boudewijn heeft het soms is over een broertje. Wel is bekend dat hij vijf broers in totaal had, waarvan er twee waarschijnlijk ouder waren en drie jonger. Ze zijn duidelijk types.

Fleurette:
Ze is een jongensachtige vrouw die geen bezwaar maakt tegen de seksuele voorkeur van Boudewijn. Samen met haar dochter woont ze een tijd samen met Boudewijn en Micky. Op een gegeven moment neemt ze toch weer de benen. Ze is een type.

Onkel Jobab:
Hij is de enige levende familie (broer) van Rainer. Ook Onkel Jobab is verstrooid
door de oorlog. Hij werkt als doodgraver in een psychiatrisch ziekenhuis.
Hij is een type.

Ruimte:
De belangrijkste ruimte waar het verhaal zich afspeelt zijn: de omgeving van Wassenaar rond zijn ouderlijk huis en Voorschoten komt ook nog twee keer in het boek voor. Verder speelt het boek zich af in zijn woonplaats in Amsterdam, en de vakantie in Italie. Er lopen twee verhalen in een andere tijd door elkaar, de tijd waarin Boudewijn opgroeit thuis, en wanneer hij zelf een zoon heeft.
Het verhaal speelt zich tijdens de jeugd van Boudewijn af in een burgerlijke wijk. De mensen kennen elkaar en groeten vriendelijk. Er is geen sprake van grote rijkdom, wat waarschijnlijk komt omdat het verhaal zich vlak na de Tweede Wereldoorlog afspeelt.

 

Tijdsduur:

Het verhaal speelde zich af net na de Tweede Wereldoorlog. De verteltijd zal tussen de 20 en 25 jaar zijn.

 

Perspectief:
Het boek 'De kleine blonde dood' is duidelijk geschreven in een ik-perspectief. Je zit als het ware de hele tijd in het lichaam van Boudewijn. Zowel met de belevenissen met zijn vader, als met zijn zoontje Micky kijk je door de ogen van Boudewijn. Hierdoor heeft het verhaal iets persoonlijks, je wordt er echt bij betrokken omdat je zelf alles meemaakt zoals de hoofdpersoon alles meemaakt.

Het hele boek wordt in de in de verleden tijd verteld. Telkens door de ogen van Boudewijn. Omdat de schrijver van het boek ook Boudewijn Büch is, ben je geneigd te denken dat de schrijver alles zelf heeft meegemaakt, en dat is voor een deel ook zo.

 

Informatie over de schrijver:
Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 te Den Haag in de Bethlehem kliniek, alwaar nu het Malieveld is gelegen.
Het gezin waarbinnen Boudewijn werd geboren woonde in Wassenaar. Vader, een slachtoffer van de 2e wereldoorlog, was gevlucht naar Nederland. Zeker is dat Boudewijn zijn vader, die toch geen gemakkelijk man was, verafgoodde en hem, om het zo te zeggen, geheel verliteratuurd heeft in zijn romans. Zijn moeder was, volgens Boudewijn, van Italiaans joodse afkomst. Boudewijn heeft maar liefst vijf broers, waaronder de jongere Menno Büch. Ook een andere jongere broer, Patrick, is enigszins bekend, van de overige broers is weinig of niets van bekend.

Eigen mening van het boek:

Ik vond het boek ‘de kleine blonde dood’ een heel interessant verhaal om te lezen. Het boek heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog, waar ik persoonlijk altijd erg geïnteresseerd in ben. Wel vond ik dat het boek moeilijk te lezen was. Dit kwam ook omdat er twee verhalen door elkaar heen liepen en dat ik pas op het einde van het boek het een beetje begreep. Toch vond ik het niet fijn lezen en begreep er tijdens het lezen eerlijk gezegd vrij weinig van. Wat ik wel mooi vind aan het boek is dat je er heel goed aan kan merken dat er heel goed over nagedacht is en dat de schrijver niet in een keer het verhaal heeft geschreven. De schrijver heeft het compleet uitgedacht naar mijn mening. Het mooiste gedeelte van het boek vond ik het verhaal dat zich net afspeelde na de Tweede Wereldoorlog. Je kon iedereen zijn angst goed opmerken in het verhaal.