Tim Krabbé – De grot
Samenvatting:
1 Een koffer naar Ratanak brengen (p. 5-40)
De 43-jarige geoloog Egon Wagter is 's morgens met een koffertje drugs aangekomen op het vliegveld van Ratanak, de hoofdstad van Ratanakiri (lees: Cambodja). Het is de eerste keer dat hij als drugskoerier optreedt en hij is opgelucht als hij zonder visitatie de douane mag passeren. Om elf uur 's avonds moet hij deze koffer op een parkeerplaats afleveren aan 'de ander'. Zijn voorganger, Herbert Doornenbosch, is bij een dergelijke transactie gepakt en door de wrede dictator, generaal Sophal, onthoofd.
Egon brengt de tijd die hem scheidt van de transactie door in zijn kamer van het Holiday Inn en in de drukke stad, waar hij enkele bezienswaardigheden bezoekt. Hij is nerveus en kijkt voortdurend op zijn horloge. Hij denkt dat hij gevolgd wordt door een man met een witte hoed. Toch wil hij doorzetten: behalve voor het geld (veertigduizend gulden) doet hij het om 'een daad' te stellen: 'Dronken van opluchting en triomf zou hij springen en juichen, omdat hij nog leefde, om de kracht en de durf die hij had gehad. Daar zonk alles bij in het niet' (p. 20).
Na een avondmaaltijd bezoekt hij de disco van het Concorde hotel. Daar ziet hij de man met de witte hoed, die een Franse toerist blijkt te zijn. Egon gaat niet in op de avances van de vele, vaak jonge, prostituées.
Tegen half elf rijdt hij met zijn huurauto naar de afgesproken plaats. Even na elf uur arriveert 'de ander': een voor hem onbekende, Amerikaanse vrouw. Zij is doodsbenauwd en zo zenuwachtig dat ze flauwvalt. Als ze is bijgekomen bekent ze hem dat het ook voor haar de eerste keer is dat ze zulk werk doet. Voordat ze beseffen wat ze doen, liggen ze in elkaars armen en kussen elkaar hartstochtelijk. Omdat ze volgens hun instructies geen contact met elkaar mogen hebben, nemen ze verward afscheid, nadat Egon de koffer in de achterbak van haar auto heeft gelegd.
2 Vrienden (p. 41-95)
De lezer wordt teruggevoerd naar de jeugd van Egon Wagter.
De veertienjarige Egon wordt door zijn moeder naar het Centraal Station in Amsterdam gebracht, waar hij met een twintigtal jongeren zal vertrekken naar een jeugdkamp bij La Roche (Belgische Ardennen).
Een opvallende jongen in de groep is Axel van de Graaf, een leeftijdgenoot. Deze is in alles een tegenpool van de bedeesde Egon: hij is een rouwdouw en lefgozer, die alle regels aan zijn laars lapt, al snel in conflict komt met de kampleiding, handelt in drugs en wegloopt (ook neukt) met de mooiste meisjes. Hij zoekt toenadering tot Egon; ze slapen in één tent.
Op een van de laatste avonden mogen ze in ploegjes van twee bosbessen plukken. Er zal jam van de bessen gemaakt worden, die ze in potten mee naar huis mogen nemen. Egon rekent erop met Marjoke Heffels te gaan, een meisje dat zijn bijzondere belangstelling trekt en met wie hij enkele keren is opgetrokken. Net voordat hij op haar wil toestappen, duwt Axel, die zelf met Florrie Lanaker is, Vera, haar oudere zusje, naar voren.
Na het bessenplukken praat Kees, een kampleider, openhartig over seks en over hun toekomstplannen. Omdat Egon getroffen is door het bezoek aan de onderaardse grot, geeft hij als antwoord op de vraag van Kees wat hij later wil worden: geoloog. Axel antwoordt: mislukken!
Op een avond neemt Axel hem mee naar de tent van de zusjes Lanaker. Egon neukt daar voor het eerst. Ze worden betrapt door Kees, maar niet bestraft, omdat Axel niet terugdeinst voor chantage: als Kees een brief aan zijn ouders schrijft, zal hij rondbazuinen dat Kees aan Florrie heeft gezeten (hoewel dat niet waar is).
Tijdens zijn studie geologie in Amsterdam ontmoet Egon Axel diverse keren, onder andere in het dispuutshuis 'de Grim', waar wilde feestjes worden gehouden (drank, drugs, seks). Egon vermoedt dat Axel in drugs handelt: hij studeert nooit, heeft geen baantje en toch altijd geld.
In de loop der jaren merkt Egon dat Axel zich steeds meer ontpopt als een crimineel: hij heeft de hand in enkele mysterieuze verdwijningen (mensensmokkel, blijkt later) en biedt Egon grof geld voor enkele dubieuze zaakjes. Ondanks de charismatische aantrekkingskracht van Axel besluit Egon met hem te breken.
Egon maakt voor zijn doctoraalscriptie enkele onderzoeksreizen naar Zuid-Amerika. Hij is gegrepen door de geologie. 'Dit ging over het ontstaan van de aarde en het leven, over het onbegrijpelijke van tijd' (p. 66).
Tijdens een onderzoek in de Ardennen ontmoet hij Axel weer, die een tijdje met hem optrekt. Ze praten indringend over het verleden, maar Axel ontwijkt essentiële vragen, zoals hoe hij aan zijn geld komt. Axel zegt dat hij drie maanden in de gevangenis heeft gezeten.
Als hij zijn promotieonderzoek afgerond heeft, trouwt Egon met Adriënne, een meisje dat hij tijdens een onderzoeksreis in de Andes had ontmoet. Hij hoort van haar dat ze tijdens een feestje op de Grim even met Axel was meegeweest 'om een nummertje te maken' (p. 77). Egon slaat het aanbod van zijn schoonvader af om te participeren in een kleine keten hotels, waarvan hij eigenaar is: hij wil de geologie blijven dienen. Toch gaat het met zijn carrière niet voorspoedig: hij blijft slechts leraar aardrijkskunde. Na veertien jaar gaan Adriënne en Egon uit elkaar.
Axel raakt gewond tijdens een schietpartij in Loosdrecht, waarbij een dode valt. Volgens de politie ging het waarschijnlijk om een machtsstrijd tussen drugshandelaren. Axel wordt tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld. Vanwege strafvermindering na hoger beroep en wegens goed gedrag zit hij slechts anderhalf jaar in de cel. Door de schietpartij en zijn harde praktijken wordt Axel beroemd. Zijn misdaadorganisatie strekt zich over meer dan tien landen uit. De journalist Michiel Polak publiceert veel over hem; hij schrijft een hele reeks liquidaties aan hem toe. Axel spant een kort geding tegen hem aan, dat hij verliest. Axel trouwt en krijgt twee dochters. Als Herbert Doornenbosch in Ratanakiri met een paar kilo heroïne in zijn koffer wordt opgepakt, wordt gesproken over een mogelijke betrokkenheid van Axel.
Egon hoort van een Amerikaanse expeditie in het Roraima-schild in Brazilië, een van de oudste formaties ter wereld. Hij wil dolgraag mee, maar heeft het geld niet om zich in te kopen: veertigduizend gulden. Hij denkt terug aan een gesprek met Axel, waarin die hem 'avontuur' had aangeboden. Hij heeft nu spijt dat hij dat aanbod heeft laten lopen. Hij denkt aan Doornenbosch, aan de vrolijkheid die hij moet hebben gevoeld 'toen hij het deugen had gestaakt' (p. 94).
3 Oum Phen (p. 97-137)
Dan verschuift het perspectief naar een bijfiguur: de weekbladjournalist Michiel Polak, die naar Ratanak is gereisd om onderzoek te doen naar de achtergronden van de moord op Egon Wagter en een onbekende vrouw. Hun moordenaar, Oum Phen, is gepakt en zal worden onthoofd.
In gezelschap van George Mijnsherenland, eerste secretaris van de Nederlandse Ambassade in Ratanak, interviewt Polak de moeder van Oum Phen, een bewaker die de lijken had gevonden, de onderminister van politie en zelfs de dictator: generaal Sophal Eng Neang, Werker Nummer Eén.
Het wordt Polak al gauw duidelijk dat Sophal, vrij snel na de dubbele moord, een willekeurige bedelaar heeft laten oppakken om de internationale gemoederen te kalmeren en zijn eigen drugsmaffia de hand boven het hoofd te houden. Hoewel Polak tijdens het interview weet dat Sophal liegt, is hij onder de indruk van de kleine, zeventigjarige generaal: 'Dat mannetje straalde kracht uit, het soort kracht dat je ook bij Axel van de Graaf voelde' (p. 108).
Polak wordt uitgenodigd om de onthoofding van Oum Phen bij te wonen, maar twijfelt of hij zal gaan. Hij heeft een dubbel gevoel over. Enerzijds heeft hij kritiek op het cynische commentaar van de Nederlandse ambassadeur, Kees Schilp, die zegt dat een journalist geen morele bezwaren mag voelen en tegen een stootje moet kunnen. Anderzijds voelt hij zich betrokken bij Egon (die hij persoonlijk gekend heeft) en de onbekende vrouw, op heterdaad in een omhelzing afgeslacht. Hij besluit niet naar de terechtstelling te gaan. 'Egon Wachter, dat was iets zuivers geweest. Die vrouw ook. (...) Het ging om die twee mensen. Oum Phen was een indringer' (p. 137).
4 Marcie's Gems (p. 139-169)
Opnieuw wisselen perspectief en tijd, dit keer naar Arthur, student in Massachusetts, wiens moeder een paar jaar tevoren spoorloos is verdwenen. Nasporingen hebben geen resultaat opgeleverd.
Hoewel de zoon van niets weet, wordt het de lezer steeds duidelijker dat deze Marcie Nussbaum de in Ratanak vermoorde, onbekende vrouw is. Zij is de uit Hilversum afkomstige Marjoke Heffels, die in de ondergrondse grotten van Hurennes naast Egon stond, oog in oog met de wonderen van de oertijd. Zij vertrok naar Amerika, omdat haar vader, een knap cyberneticus, daar carrière kon maken. Zij werd Marcie, trouwde jong en kreeg twee kinderen: Jason en Arthur. Net als haar jeugdliefde Egon had zij een passie voor oude stenen (ze had zelfs een stenenwinkeltje, Marcie's Gems) en probeerde zij, toen zij dringend geld nodig had, als drugskoerier aan geld te komen. Ook in háár huwelijk was de klad gekomen.
Arthur had vlak voor de verdwijning van zijn moeder gemerkt dat er iets met haar aan de hand was: ze at slecht, dronk veel, was afwezig en 'speelde haar lach' (p. 142).
Arthur denkt, zoals de meesten, dat Marcie is weggelopen om de ondergang van haar winkeltje en haar slechte huwelijk te ontvluchten. Of had ze een geheim?
5 De grot (p. 171-181)
De schrijver voert de lezer mee terug naar het reisje naar de Ardennen, waar de jongeren de grotten van Hurennes bezichtigen, die pas twee jaar daarvoor waren ontdekt. Egon heeft met Marjoke urenlang tevergeefs geprobeerd een dam in de Ourthe te bouwen en staat daarna zij aan zij met haar bij het Venster, een dwarsdoorsnede van driehonderd vijfentwintig miljoen jaar in het gesteente. Ze zijn beiden diep onder de indruk.
Net als hij tegen haar wil zeggen dat hij met haar die avond bosbessen wil plukken (een soort liefdesverklaring), komt Axel tussenbeide en duwt een ander meisje in Egons armen. '"Hé, Egon," riep hij. "Luister."' (slotzin).
Analyse:
In een interview met Henk van Gelder ( NRC Handelsblad, 1 oktober 1993) heeft Tim Krabbé zijn centrale thema als volgt geformuleerd: 'Hoe moeilijk het is de liefde te verwezenlijken en dat het misschien alleen maar kan lukken in een denkbeeldige wereld.'
Zij aan zij staande in de kalksteengrotten van Hurennes, worden Egon en Marjoke zich bewust van hun liefde voor elkaar en voor de stenen. In een subtiel beeld brengt Krabbé deze twee liefdes samen. Egon ziet de stalactieten en stalagmieten en stelt zich voor dat het eeuwen kan duren voor ze een centimeter gegroeid zijn om uiteindelijk een zuil te vormen. 'Eén centimeter! Zo'n klein pegeltje aan het plafond, zo'n baby-zuiltje op de grond, dat was al eeuwen oud. Hoeveel duizenden, honderdduizenden jaren zou het wel niet duren voor ze bij elkaar waren gekomen en samen een zuil waren geworden?' (p. 178).
Maar de kwade genius, Axel de Graaf, doorkruist hun prille liefde. Net op het moment dat Egon Marjoke wil voorstellen die avond samen bosbessen te gaan plukken (een verkapte liefdesverklaring) en hij zijn hand al naar haar wil opsteken, komt Axel eraan en duwt Vera, de seksbom, in zijn armen.
Hoewel hun liefde abrupt is afgebroken en zij beiden verschillende wegen gaan, is er weinig voor nodig om hun liefde weer te laten opbloeien. Zelfs tientallen jaren later! Amper hebben de drugskoeriers Egon en Marcie (Marjoke) doodsbenauwd hun wachtwoorden gewisseld en over hun angst gesproken, amper heeft Egon Marcie getroost, als de kofferklep bij het dichtdoen tegen haar bovenarm komt, en legt hij een hand op haar schouder, of '(...) ineens was ze in zijn armen. Ze drukte zich tegen hem aan, en hij drukte haar tegen zich aan' (p. 37). Hoewel ze er beiden van doordrongen zijn, dat ze geen nader contact mogen maken, willen (kunnen) ze elkaar niet loslaten. Ze huilen en lachen tegelijk en spreken de geijkte woorden: Ik hou van je. Na een kort, innig samenzijn breekt de bittere realiteit door en nemen ze verward en met grote tegenzin ('een bitter lachje, een mondhoek samengeknepen', p. 39) afscheid. Egon ziet haar weglopen en staat in dubio: zijn nuchtere verstand zegt dat hij moet blijven zitten, maar zijn hart zegt dat hij haar moet tegenhouden. 'Er zou nooit meer een uur zijn waarin hij niet aan haar dacht. Ze was de vrouw van zijn leven. Maar hij zou nooit weten wie ze was' (p. 40). Ook Marjoke heeft tijdens hun korte samenzijn niet beseft dat ze elkaar van het jongerenkamp in La Roche kennen. Daarna worden ze vermoord.
Via de journalist Michiel Polak, die Generaal Chhouk Rin, de onderminister van politie in Ratankiri, interviewt, krijgt de lezer meer informatie over de dubbele moord en nog meer bewijzen voor hun hartstochtelijke, maar hopeloze liefde. Nadat Egon en Marjoke, beiden in hun eigen auto, met een mes gruwelijk toegetakeld waren, waren ze meer dood dan levend naar elkaar toegekropen. Twee bloedsporen, eindigend in een grote bloedplas maakten dit duidelijk. Ze waren ten slotte in elkaars armen gestorven. 'Ze hadden allebei hun ogen open. Er was geen ontzetting in hun blik' (p. 122). Als Polak de foto's ziet die de politie van de verminkte lijken met de uitpuilende darmen heeft gemaakt, wordt hij onpasselijk.
Er zijn nog twee frappante bewijzen van de grote kracht van de jeugdliefde. Als Polak een politiefoto nauwkeurig bekijkt, treft hem de gelijkenis tussen deze vrouw en de ex-vrouw van Egon (Adriënne). Enkele jaren later bekijkt Arthur Nussbaum enkele jeugdfoto's, die hij in de kamer van zijn spoorloos verdwenen moeder aantreft. Op één foto ziet hij zijn moeder als veertienjarig meisje een beetje bang staan met een valk op haar arm. Twee jongens staan er bij, 'van wie er één sprekend op David leek' (p. 167), zo stelt hij vast. Met andere woorden: zowel Egon als Marjoke zijn (onbewust) met iemand getrouwd die leek op hun jeugdige geliefde. Maar de gelijkenis betreft alleen het uiterlijk: beide huwelijken ontsporen.
Een belangrijk motief in deze roman is de zucht naar het avontuur.
Egon Wagter mag dan een serieus, evenwichtig en achtenswaardig persoon zijn, het 'duistere' heeft hem altijd als 'iets ondeugends' aangetrokken. Vandaar ook zijn belangstelling voor Axel de Graaf, met wie hij eigenlijk nooit gebroken heeft. Egon ziet zijn maatschappelijk en echtelijk leven ingedut en staat open voor een mogelijkheid om zijn zucht naar avontuur en ondeugd te vervullen. Deze dient zich aan in de vorm van een expeditie in een van de meest ontoegankelijke gebieden ter wereld: het Rorairo-schild in Brazilië. Als hij hoort dat hij zich voor veertigduizend gulden kan inkopen, moet hij denken aan de woorden van Axel: 'Als je maar een grote klootzak was, dan lag de wereld aan je voeten' (p. 94). Genotzuchtig leeft Egon zich in in de gedachten van de drugskoerier Doornenbosch, die wacht op zijn executie. 'Egon voelde de angst van die man, zijn eenzaamheid in die cel, ver van alles wat hij kende en liefhad - maar hij voelde ook de vrolijkheid die Doornenbosch moest hebben gevoeld toen hij het deugen had gestaakt, het genot van zijn durf toen hij in Ratanak rondliep, zijn dodelijke lading bij zich, de stoutheid van dat alles' (p. 95). Uit ergernis dat zijn carrière als geoloog gestrand is en zijn relatie mislukt, geeft Egon toe aan de verlokkingen van geheimzinnigheid en kwaad.
Ook Marcie Nussbaum (Marjoke) kent deze drang naar avontuur. Tegenover haar zoon Arthur spreekt ze zich vlak voor haar definitieve verdwijning openhartig uit. Ze zegt tegen hem dat ze vroeger een 'trutje' was, 'zo'n meisje dat nooit iets gevaarlijks of verbodens doet. Heel braaf.' (p. 144). Maar ze bekent hem ook totaal andere gevoelens te kennen: 'Overal zie je kinderen die niet braaf zijn, die dingen doen die niet horen, en die meer plezier hebben dan jij. Dan wil je dat ook weleens, iets doen dat raar en misschien gevaarlijk is, dat alles kan veranderen. Je weet dat je het niet moet doen, je bent er bang voor, maar ineens is het ook het geweldigste wat je je voor kunt stellen. En dan doe je het' (p. 144). Pas later vermoedt haar zoon dat deze woorden slaan op haar verdwijning (de oplettende lezer begrijpt het al eerder).
Naast het motief van de eenzaamheid (zowel Egon, Marjoke als Axel zijn solitaire figuren) is er het motief van de eeuwigheid. Een aantal keren wordt opvallend verwezen naar begrippen als eeuwigheid, ruimte of heelal. Onder meer in de onderaardse grot, waarin Egon en Marjoke zich overweldigd voelen. Na de uitleg van de gids plaatsen ze hun handen op het breukvlak om zo honderd miljoen jaar te overbruggen. 'Ze keken elkaar aan. Ze waren ongelooflijk dicht bij elkaar' (p. 180).
Een laatste motief dat hier genoemd wordt, is de valse illusie dat je je leven kunt sturen (noodlotsgedachte). Het lot van Egon en Marjoke ligt sinds hun jeugd (in casu het verblijf in het jongerenkamp) vast. Krabbé drukt deze gedachte door middel van een beeld uit. Tijdens het jongerenkamp proberen Egon en Marjoke een dam in de Ourthe te bouwen om de rivier haar eigen weg naar zee te geven. Tevergeefs sjouwen en bouwen ze met stenen en keien. Ze realiseren zich dat de rivier slechts een takje van een stromend netwerk is, afhankelijk is van andere rivieren.
Krabbé benadrukt dat het leven wordt bepaald door toevalligheden. Het leven van Egon bijvoorbeeld. Hij zoekt Axel niet op, maar komt hem bij toeval steeds weer tegen. Bij zo'n weerzien wordt Egon zich dan weer bewust van zijn sluimerend verlangen om een gevaarlijk en onverantwoord leven te leiden. Had hij Axel nooit ontmoet, dan zou zijn leven er zeker anders hebben uitgezien.
Over de acteur:
Tim (voluit Hans Maarten Timotheus) Krabbé werd op 13 april 1943 geboren in Amsterdam. Zijn vader was de kunstschilder Maarten Krabbé, zijn moeder Margreet Reiss was bekend als filmvertaalster. Tim was bijna twee toen zijn jongere broer Jeroen geboren werd.
Gedrevenheid en de ambitie om uit te blinken waren eigenschappen die Tim Krabbé al op jonge leeftijd ten toon spreidde. In De renner (1978) beschrijft hij hoe hij als jongetje urenlang achter de typemachine zat en uitsluitend de cijfertoetsen indrukte. Die fascineerden hem omdat ieder nieuw cijfer hoger was dan het voorgaande. Zijn drang naar records en ranglijsten illustreerde hij in interviews met het verhaal over de kampioenschappen verspringen die hij organiseerde met als deelnemers hemzelf en zijn buurmeisje. 'Anders dan bij de Olympische Spelen' kon in zijn kampioenschap één deelnemer verschillende podiumplaatsen behalen. Gevolg: de jonge Tim won zowel de gouden, zilveren als bronzen medaille. Ook in de relatie tot zijn broer Jeroen was sprake van concurrentie en onderlinge rivaliteit. In hun latere leven blijft het contact tussen beiden tot een minimum beperkt.
Eigen mening:
Ik vond het boek de grot een interessant boek om te lezen, omdat het een origineel verhaal heeft en Tim Krabbé en goede schrijver is. Maar toch vond ik het boek soms ingewikkeld en lastig om te volgen. Ik denk dat het niveau van dit boek wellicht voor mij daarom ook iets te hoog gegrepen was.