Wat ga je doen?

  1. Maak een groepje van 2-4 leerlingen
  2. Pak de bak met alle spullen voor de opdracht: Levend, dood of levenloos
  3. Bekijk op de benodigdheden-kaart of alles erin zit
  4. Leg het A4 met dood, levend en levenloos op tafel
  5. Pak daarna de stapel met de kaartjes van voorwerpen
  6. Overleg waar het voorwerp hoort en leg hem daar neer
  7. Bijvoorbeeld, Gras = levend dus leg het kaartje in het vakje met levend
  8. Doe dit met alle kaartjes
  9. Laat de docent controleren of alle kaartjes goed liggen