Wat ga je doen?
- Maak een groepje van 2-4 leerlingen
- Pak de bak met alle spullen voor de opdracht: Levend, dood of levenloos
- Bekijk op de benodigdheden-kaart of alles erin zit
- Leg het A4 met dood, levend en levenloos op tafel
- Pak daarna de stapel met de kaartjes van voorwerpen
- Overleg waar het voorwerp hoort en leg hem daar neer
- Bijvoorbeeld, Gras = levend dus leg het kaartje in het vakje met levend
- Doe dit met alle kaartjes
- Laat de docent controleren of alle kaartjes goed liggen