Genen komen dus altijd voor in paren. Of je een bepaalde eigenschap hebt, wordt dus bepaald door de combinatie van de 2 genen die voor een bepaalde eigenschap coderen.
In veel gevallen is 1 van de 2 genen dominant over de andere. Dat wil zeggen dat dat gen bepaald hoe een bepaalde eigenschap tot uitting komt.
In de vorige paragraaf hebben we gezien dat er 3 mogelijkheden zijn van combinaties van de 2 genen. De verschillende combinaties van genotypen hebben een naam.
We nemen weer het voorbeeld van de muis:
De naamgeving is nu als volgt:
1. De linker muis met 2 dominante genen, noemen we homozygoot dominant
2. De middelste muis met 2 recessieve genen, noemen we homozygoot recessief
3. De rechtermuis met 1 dominant en 1 recessief gen, noemen we heterozygoot.
Homo betekent hetzelfde. Homozygoot wil dus zeggen dat er 2 dezelfde genen zijn. 2 dominanten genen (homzygoot dominant) of 2 recessieve genen (homozygoot recessief).
Hetero betekent anders. Dan heb je dus 2 niet dezelfde genen. De toevoeging dominant of recessief heeft dan geen zin, omdat je er van beide 1 hebt.