Van veel producten zijn meerdere aanbieders.
Je hebt bijvoorbeeld heel veel verschillende aanbieders van telefoons of van fietsen.
Bedrijven die hetzelfde product proberen te verkopen zijn elkaars concurrent.
Er zijn ook buitenlands bedrijven die hetzelfde product maken als een Nederlands bedrijven.
Je spreekt dan van internationale concurrentie.
Soms is het buitenlands bedrijf goedkoper dan het Nederlandse bedrijf.
Het buitenlandse bedrijf zal dan meer producten verkopen dan het Nederlandse bedrijf.
Je zegt: het buitenlandse bedrijf heeft een betere concurrentiepositie.
Maak de oefening.