De voltooid tegenwoordige tijd bestaat uit twee delen:
Welke vorm van haben of sein je gebruikt, hangt af van het onderwerp.
Je weet inmiddels hoe je deze twee hulpwerkwoorden vervoegt.
In de meeste gevallen gebruik je in het Duits hetzelfde hulpwerkwoord als in het Nederlands.
Voorbeeld:
Ich habe eine Pizza gegessen. - Ik heb een pizza gegeten.
Ich bin in der Schule gewesen. - Ik ben op school geweest.
Zoals altijd zijn er uitzonderingen. Kijk maar eens op de site: www.duits.de.
Daarnaast gebruik je bij werkwoorden die een beweging uitdrukken in het Duits het werkwoord sein.
Voorbeeld:
Ik heb een stukje gelopen. - Ich bin ein Stück gelaufen.
Ik heb gisteren gefietst. Ich bin gestern Fahrrad gefahren.
Mache die Übungen.