De onvoltooid verleden tijd (ovt) beschrijft een afgesloten handeling in de verleden tijd.
De voltooid tegenwoordige tijd bestaat uit twee delen: het hulpwerkwoord haben of sein plus het voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord wordt vervoegd. Welke vorm van haben of sein je gebruikt, hangt af van het onderwerp. Het voltooid deelwoord verandert niet en staat achteraan de zin.
Je leert hier meer over het voltooid deelwoord.
![]() |
Perfekt |
De enige manier om
is: leer die werkwoorden gewoon uit het hoofd.
Het beste doe je dat door de drie vormen van een werkwoord (de infinitief, de stam van de ovt en het voltooid deelwoord) in één keer te leren.
Bekijk nog eens de lijst met sterke werkwoorden bij Grammatik 1. Vraag aan je leraar of je de hele lijst of alleen bepaalde werkwoorden moet leren of leer de stam van de werkwoorden die je vaak gebruikt.
Tip:
- Maak gebruik van Wozzol of een ander woordjesleerprogramma.
- Ook in het woordenboek vind je de stammen van sterke werkwoorden.
Aan het eind van het thema Schule ga je mondeling en schriftelijk vertellen over jouw ervaringen tijdens de schooluitwisseling. Daarom leer je hier hoe je het voltooid deelwoord gebruikt.
Mache die Übungen: