Elektrische installatie opbouwen voor domotica

Om een elektrische domotica installatie op te bouwen heb je de onderdelen nodig die in het vorige hoofdstuk aan bod zijn gekomen maar even op een rijtje gezet om te herhalen zijn het de volgende onderdelen.

Hoe sluit je nu de verschillende onderdelen aan zodat je domotica-installatie werkt.

Om het verschil aan te geven tussen een standaard elektrische installatie (zoals in de meeste huizen) en een businstallatie staat hier als voorbeeld een appartement met de verschillende vertrekken. In elk vertrek is een lamp aanwezig en een schakelaar om deze lamp te bedienen. In elk vertrek kun je de bijbehorende lamp aan en uit schakelen. Dit geef je in een functietabel aan. Zo werkt in principe elke standaard elektrische installatie in een woning. Dit noem je een gewone of conventionele elektrische installatie.

Welke mogelijkheden er nog meer zijn, zie je in de functietabel van de businstallatie. Het is gemakkelijk als je bij het verlaten van het appartement met één busdrukknop alle lampen uit kunt schakelen. Of met een andere busdrukknop bij het binnenkomen alle lampen tegelijk in kunt schakelen. Of als er onraad is met één busdrukknop de hele woning in het licht zet. Dit kun je niet realiseren met een conventionele installatie maar wel met een businstallatie. Je kunt zelfs de lampen die bij binnenkomst of bij alarm in- of uitschakelen vooraf kiezen. Deze centrale bedieningen zijn aangegeven in de drie laatste kolommen van de functietabel businstallatie. In de derde kolom zie je de individuele bediening van de installatie.


De verschillende onderdelen voor de domotica-installatie moeten allemaal in een meterkast geplaatst worden. Hieronder kun je per onderdeel zien hoe dit moet.


De voeding van het Niko bussysteem moet je als volgt aansluiten.

 

A Schroefklemmen via deze klemmen levert de voeding 26 Volt veiligheidsspanning.
B1 en B2 schroefklemmen hier sluit je de bus op aan.
C Schuifbrug hiermee verbind je een volgende module waardoor de bus en de voedingsspanning doorgegeven worden.
D Led licht op in TEST-mode.
E Adresknop  
F Schroefklemmen hier sluit je de 230Volt-netspanning aan.
G POWER-led licht op als de voeding aangesloten is op de netspanning.
H BUS-led licht op telkens als er communicatie is op de bus.
I STATUS-led licht op in TEST-mode als de module goed is aangesloten en goed functioneert. Als er een fout optreedt, knippert de led om een foutcode weer te geven.
     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De controller sluit je als volgt aan:

A Schuifbrug Hiermee verbind je een volgende module waardoor de bus en de voedingsspanning doorgegeven worden.
B TEST-led Deze licht op als de controller in TEST-mode staat.
C TEST-knop Hiermee gaat de controller in TESTmode.
D PROG-led Deze licht op als de controller in de met de hand bediende PROGRAMMEER-mode staat.
E PROG-knop Hiermee activeer of deactiveer je de controller in de met de hand bediende PROGRAMMEER-mode.
F RJ45- poort Hier sluit je de computer aan om de installatie te programmeren.
G ETHERNET-led Deze licht op als er communicatie is via het TCP/IP-protocol.
H STATUS-led Deze licht op in TEST-mode als de module goed is aangesloten en goed functioneert. Als er een fout optreedt, knippert de led om een foutcode weer te geven.
     

 

Deze controller plaats je in de meterkast naast de voeding volgens onderstaande afbeelding.


De IP-interface sluit je als volgt aan:

A Schuifbrug Hiermee verbind je een volgende module waardoor de bus en de voedingsspanning doorgegeven worden.
B RJ45-poort Hier sluit je het thuisnetwerk van de bewoner aan
C ADRESS-knop Hiermee geef je bij het programmeren van de installatie het unieke adres van de module door tijdens de adresserijngsfase
D ETHERNET-les Deze licht op als de ethernetkabel aangesloten is en knippert als er communicatie is via het TCP/IPprotocol.
E STATUS-les Deze licht op in TEST-mode als de module goed is aangesloten en goed functioneert. Als er een fout optreedt, knippert de led om een foutcode weer te geven.

 

De IP-interface zit ook in de meterkast naast de controller en deze moet je via een UTP-kabel verbinden met je router in de meterkast.


De schakelmodule sluit je als volgt aan:

A Schroefklem Hier sluit je de nuldraad op aan
B Schroefklemmen 1 t/m 6 Hier sluit je de schakeldraad van de belasting op aan.
C Schuifbrug Hiermee verbind je een volgende module waardoor de bus en de voedingsspanning doorgegeven worden.
D Kanaal-leds Eén per kanaal. Deze licht op in TESTmode als de uitgang geactiveerd is.
E knoppen 1, 2, 3, 4, 5 en6
E Knoppen 1 t/m 6 Hiermee activeer of deactiveer je elke uitgang afzonderlijk. Let erop dat deze activering of deactivering tijdelijk is want dit wordt overschreven bij de eerstvolgende buscommunicatie
F Schroefklemmen Hier sluit je de fase van de 230Voltnetspanning aan.
G ADRESS-knop Deze knop heeft een twee functies. Naast de functie beschreven onder ‘E’ geef je bij het programmeren van de installatie via deze knop het adres van de module door tijdens de adresseringsfase
H STATUS-les Deze licht op in TEST-mode als de module goed is aangesloten en goed functioneert. Als er een fout optreedt, knippert de led om een foutcode weer te geven.

 

De bedrading op de schakelmodule sluit je als volgt aan:


De bediening van lampen gebeurd door busdrukknoppen, deze busdrukknoppen lijken uiterlijk op gewone schakelaars. Toch zijn de busdrukknoppen van binnen heel anders. Een busdrukknop bestaat uit een: drukknop (1-, 2-, 4- en 6-voudige uitvoering); afdekplaat; muurprint.

In de busdrukknop zit de elektronica. De busdrukknop werkt niet als schakelaar maar als informatiezender. Iedere keer als je de busdrukknop bedient, wordt er over de bus een digitale adrescode naar alle modulen in de installatie gestuurd. De module staat geprogrammeerd op wat er gebeurt als dit signaal binnenkomt. Om de verschillende busdrukknoppen te kunnen onderscheiden, heeft iedere busdrukknop een eigen adrescode. Deze adrescode is niet te wijzigen en wordt er fabrieksmatig in geprogrammeerd. Op de busdrukknoppen zelf hoef je dus niets te programmeren of in te stellen. Er kan altijd maar één signaal tegelijk over de bus. Meerdere busdrukknoppen tegelijk bedienen, heeft geen zin. Alleen de busdrukknop, die het eerste zijn signaal op de bus zet, zal verwerkt worden door een module. Druk je de busdrukknop lang in, dan wordt het signaal vanzelf onderbroken en komt de bus weer vrij voor andere busdrukknoppen.


Nu alle onderdelen aangesloten zijn en de bedrading gelegd is naar de verschillende onderdelen, kan er via de software de installatie ingeregeld worden. Dit gebeurd met de NIKO software. Dit leer je in het volgende hoofdstuk.