Geslachtscellen
Mensen planten zich geslachtelijk voort.
Dat wil zeggen dat hierbij geslachtscellen zijn betrokken: eicellen en zaadcellen.
Bestudeer de Kennisbank:
KB: Zaadcelproductie
Opdracht 1 Zaad- en eicellen
Zaadcellen
De zaadcellen van de man hebben een lengte van ongeveer 1/20 mm en ze zijn opgebouwd uit een kop, een tussenstuk en een staart.
In de kop bevindt zich de kern met het erfelijk materiaal.
In bepaalde cellen van de zaadbal wordt het mannelijk geslachtshormoon (testosteron) gevormd.
De zaadcellen die zijn aangemaakt in de zaadballen gaan naar de bijballen.
Door de zure omgeving in de en door het gebrek aan zuurstof, zijn de zaadcellen onbeweeglijk.
Tot de zaadlozing! Dan worden de zaadcellen door spierweefsel in de wand van de bijbal naar de zaadleiders gedreven.
Eicellen
De ongeveer 35000 haploïde eicellen-in-aanleg zijn bij het meisje al vanaf de geboorte opgeslagen in de eierstokken.
Ze zijn omgeven door een dun laagje cellen, samen de follikel genoemd.
Tijdens de geslachtsrijpe fase groeit er iedere maand een follikel.
De follikel maakt een beetje vocht aan zodat er een blaasje ontstaat.
Wanneer de druk te groot is, springt de follikel open en de rijpe eicel wordt de trechter van de eileider in gedreven.
Dit is de eisprong of ovulatie. De eicel is in verhouding met de zaadcel groot, namelijk een doorsnede van 0,12 mm.
Na de eisprong noem je de rest van het follikel, het gele lichaam.
Nog twee weken na de ovulatie zorgt dit voor hormonen. En na bevruchting zelfs vier maanden.
De mannelijke geslachtscellen (zaadcellen) verschillen van de vrouwelijke (eicellen), maar er bestaan ook overeenkomsten. Maak een schema, met eventueel afbeeldingen, waarin je de geslachtscellen vergelijkt.
Vergelijk in ieder geval:
Bronnen:
Video: Productie zaadcellen
Video: Ovulatie
Video: Erfelijkheid
Opdracht 2 Diploïd en haploïd
Neem de tabel over en vul deze in.
Je kunt kiezen uit: zenuwcel - zaadcel - eicel - spiercel
Diploïd | Haploïd |
... | ... |
... | ... |