Stap 3

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Politiek rond 1900
Liberalen wilden dat de staat zich zo min mogelijk met het leven van de mensen bemoeide. Iedereen was zelf verantwoordelijk voor zijn geluk. Socialisten waren het daar niet mee eens. Zij wilden juist dat de staat zou zorgen voor goede werkomstandigheden en een normaal loon voor de arbeiders.
Naast de liberalen en socialisten was er nog een derde groep: de confessionelen. Of eigenlijk nog twee groepen: de katholieken en de protestanten. De liberalen wilden een sterke scheiding tussen kerk en staat en de meeste socialisten hadden niet veel op met de kerk. De confessionelen wilden juist dat er politiek gevoerd werd op basis van het geloof.

Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over de politieke situatie in de 19e eeuw:

KB: Protestanten

KB: Katholieken

KB: Liberalen

KB: Socialisten

Vragen:

  1. Waar of niet waar?
    Confessionelen zijn voor een sterke scheiding van kerk en staat.
    1. Waar
    2. Niet waar
  2. Waar of niet waar?
    In de schoolstrijd werkten de protestanten en katholieken samen tegen de liberalen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  3. Waar of niet waar?
    De confessionelen wilden met de schoolstrijd bereiken dat ook katholieke en protestantse scholen overheidsgeld zouden krijgen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  4. Hoe heette de partij die door Abraham Kuyper werd opgericht?
    1. De Rooms Katholieke Staats Partij (RKSP)
    2. Anti Revolutionaire Partij (ARP)
  5. Tot welke confessionele stroming behoorde Herman Schaepman?
    1. katholieken
    2. protestanten
  6. Wat betekent het woord sociaal?
    1. Dat je vooral rekening houdt met jezelf.
    2. Dat je rekening houdt met andere mensen.
  7. Waar of niet waar?
    Het socialisme had de meeste aanhang onder arme boeren op het platteland.
    1. Waar
    2. Niet waar
  8. Wie wordt wel beschouwd als de grondlegger van het socialisme in Nederland?
    1. Johan Rudolf Thorbecke
    2. Ferdinand Domela Nieuwenhuis
  9. Hoe heette de socialistische partij die in 1894 werd opgericht?
    1. PvdA (Partij van de Arbeid)
    2. SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij)
  10. Waar of niet waar? Na de oprichting van de SDAP stemden alle arbeiders op deze partij en haalde de partij meteen heel veel zetels.
    1. Waar
    2. Niet waar