Inspiratie

Opdrachtenserie

Lesmateriaal:

Profielboek GPM: Communicatie en Organisatie, Noordhoff. Hoofdstuk 5.3.

Bij deze lesseninspiratie is gebruik gemaakt van de opdrachtenserie Netwerken, stap voor stap werken aan netwerken,  van het Landelijk Stimuleringsproject LOB in het MBO.

Via onderstaande link is deze lessenserie te vinden en bevat naast diverse opdrachten ook werkbladen die ingezet kunnen worden om de competentie netwerken, samen met de studenten, te ontwikkelen.

 

 

Opzet bij het vak netwerken:

De lesinspiratie voor het vak Netwerken bestaat uit 2 delen.

In het eerst gedeelte die uit 6 lesweken zal bestaan, gaat de student op onderzoek uit naar wat netwerken nu precies inhoudt. Stap voor stap ga je ervaren op welke manier je met mensen die je kent, in gesprek kan gaan over een belangrijk onderwerp. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gaan over je loopbaan, wat wil ik doen na mijn opleiding en wie ken ik vanuit mijn netwerk om mij daarbij te helpen.

Wat ga je doen? Je brengt je eigen netwerk in beeld, je formuleert je eigen netwerkvraag, je gaat je eigen netwerk écht inzetten en je gaat een netwerkactieplan maken. Kortom: je gaat echt netwerken! Je docent gaat vervolgens over jouw ervaringen weer met jou in gesprek. Dit deel wordt afgesloten met het inleveren van de gemaakte netwerk opdrachten in week 7.

In het tweede deel van het vak Netwerken (week 7 t/m 9) ga je op pad en kijkt hierbij  goed naar de eigen instelling waar je werkt en breng je het netwerk in kaart.

PIT:

Met wie werk je al samen en met welke organisaties wil je nog samenwerken, en waarom?

 

Week 1: Aangaan en onderhouden van contacten

Introductie op het vak. Aan de orde komen: bespreken lesopzet en de beoordelingscriteria. In dit vak wordt een actieve inzet van de student verwacht. Studenten lezen thuis zelfstandig hoofdstuk 5.3 aandachtig door. Dit dient als theoretische achtergrond informatie.

Studenten bewaren de gemaakte opdrachten 1 t/m 11 goed zodat dit in lesweek 7 kan worden ingeleverd!

Maken individueel opdracht 1: Opwarmertje, Wie ken ik eigenlijk allemaal? Je ervaart dat je meer mensen kent dan je denkt.

Tijd: 20 minuten

Nabespreken met elkaar.

Er staan ook leuke inspirerende filmpjes in deze lessenserie, bijvoorbeeld over hoeveel mensen je zou kunnen onthouden.

Week 2: Breng je netwerk in kaart

In deze opdracht breng je je netwerk letterlijk in beeld. Zo krijg je een mooi overzicht van hoe jouw netwerk er letterlijk uitziet. Hoe beter je weet hoe je netwerk eruit ziet, hoe beter je mensen kan opzoeken met wie je over je eventuele loopbaanontwikkeling kunt praten.

 

Maken individueel opdracht 2: Zie de opdracht uit de lessenserie.

 

Tijd: 45 minuten

Nabespreken met je buurman/vrouw.

Week 3: Je netwerk op een rijtje

Je krijgt helder of en hoe jij je netwerk nu al inzet voor studie-, beroeps- of loopbaankeuzes en met wie je nog meer in contact kunt komen.

Maken opdracht 3. Maak gebruik van de bijlages die bij de opdrachten zitten.

Voorbereiden in de les opdracht 4 (en nu naar buiten).

Huiswerk: op stage opdracht 4 uitvoeren. Kijk eens of het lukt om met 3 mensen die je van stage kent een gesprek te voeren aan de hand van de vragen die je van te voren hebt voorbereid.

Week 4: De netwerkvraag: een goede voorbereiding is het halve werk!

In groepjes opdracht 4 nabespreken, bijvoorbeeld door op een flap-over de bevindingen te noteren. Verschillen en overeenkomsten bespreken met je groepje (ongeveer 15/20 minuten).

Maken opdracht 5 en 6:

Je formuleert individueel een concrete, duidelijke netwerkvraag. Hoe duidelijker je vraag, hoe beter anderen je kunnen ondersteunen in het zoeken van een antwoord op jouw vraag. Maak gebruik van de bijlage bij opdracht 5 (20 minuten).

Maken opdracht 6: Wie kan jouw netwerkvraag beantwoorden? Maak gebruik van de bijlage bij opdracht 6.

Week 5: Je netwerk is dichterbij dan je denkt!

Deze oefening laat je zien en ervaren dat er al veel hulp aanwezig is in het netwerk van de groep. Met deze oefening wordt het netwerk van de groep ingezet om de hulpvragen van je medestudenten in de klas te beantwoorden.

Maken opdracht 7 en 8. Maak gebruik van de bijlages.

Week 6: Waar kun je (nieuwe) mensen ontmoeten?

Je onderzoekt hoe je jouw ‘routine’ een beetje kunt veranderen, zodat je nieuwe/ andere mensen kan ontmoeten.

Maken opdracht 9 en 10. Maak gebruik van de bijlages.

Opdracht 11: je gaat je netwerkactieplan van opdracht 10 uitvoeren in de aankomende week. Dit kan eventueel samen met iemand uit de klas.

Week 7:

Inleveren van de opdrachten 1 t/m 11: Uitgeprint in een mapje met naam. Heb je met iemand samengewerkt zet dit er dan duidelijk bij.

Evalueren van het uitgevoerde netwerkactieplan.

Lesweek 7 tot en met 9

De opdracht: “Een foto zegt meer dan 1000 woorden”.

Kijk met nieuwsgierigheid naar de omgeving van je kindcentrum. In welke wijk bevindt het zich? Hoe ziet de omgeving eruit en wie zitten er allemaal in het netwerk van je instelling?

Stap 1:

  • Vorm 2-tallen en ga op pad. Neem een fototoestel mee.
  • Je gaat het kindcentrum (van 1 van jullie) en zijn omgeving in kaart brengen. Je maakt foto’s van het gebouw, maar ook van verschillende delen van de wijk waar het kindcentrum zich bevindt. Denk hierbij ook aan de verschillende voorzieningen die in de wijk te vinden zijn, onder andere speelplaatsen, scholen, je zou ook kunnen denken aan een verloskundigenpraktijk, kinder-fysiotherapeut, logopedist enz. Doe dit zeer uitgebreid.

Stap 2:

  • Maak er samen een tastbaar product van. Wees creatief! (collage, boekje, PowerPointpresentatie…..).

Stap 3:

Stel jezelf de volgende vragen:

Individueel:

  • Wat heb je over de omgeving geleerd? Wat was nieuw voor je? Wat was verrassend?
  • Wat heb je over de plek van het kindcentrum in de omgeving geleerd?
  • Wat is je opgevallen aan het kindcentrum (de ruimtes, de inrichting, de materialen, de mensen)?
  • Wat heb je misschien niet (durven, willen) fotograferen? Een fotograaf kan zich ook makkelijk ‘er buiten plaatsen’. Voelde je je een buitenstaander of deel van de omgeving?

Gezamenlijk als team/groepje:

  • Wat zijn jullie door deze opdracht anders gaan zien als het gaat om de omgeving?
  • Hebben jullie alles gefotografeerd?
  • Wat weten jullie als groep over de omgeving van het kindcentrum?
  • Wat zouden jullie als groep meer moeten weten over de omgeving van het kindcentrum?
  • Voelen jullie als groep deel van deze omgeving? Waar wel? Waar niet?
  • Wat denken jullie als groep over de vraag: ‘ Hoe is het voor ouders en kinderen om in deze omgeving te leven? Hoe zou je dat kunnen checken?
  • Welke actiepunten zouden jullie kunnen formuleren naar aanleiding van jullie bevindingen?
  • Wat wil je verder nog weten? Hoe kom je daar achter? Wat zou je met je geleverde product willen doen?

Stap 4:

Presenteer je producten aan elkaar in week 9, bijvoorbeeld in de vorm van een tentoonstelling.

Week 9:

Het geleverde product en de uitwerking van stap 3 worden beoordeeld door de docent. Samen met de opdrachten uit week 1 t/m 6 vormt dit je cijfer.

De gemaakte producten kunnen ook mede door klasgenoten worden beoordeeld.