Als men een paard traint wil men ook graag de resultaten daarvan weten. Deze resultaten zijn vaak wel zichtbaar op wedstrijden e.d., maar daar is sprake van een vergelijking met andere paarden. Een trainer heeft soms de behoefte één en hetzelfde paard op verschillende momenten te vergelijken, bijvoorbeeld om een veranderde trainingsmethode op zijn waarde te testen.
Conditie meten gaat op basis van zogenoemde parameters. Dit zijn variabelen die waar een constante waarde aan toegekend kan worden zodat ze gezamenlijk een obejctief beeld geven van dat wat gemeten wordt. Om conditie te meten wordt er bijvoorbeeld metingen gedaan op de volgende parameters:
1 respiratieparameters, respiratie is een ander woord voor ademhaling:
- ademfrequentie
- zuurstofverbruik
- arterio-veneuze (slagader-ader) zuurstofverschil
2 circulatieparameters, denk aan het meten van de circulatie van het bloed:
- hartslagfrequentie
- slagvolume
- hartminuutvolume
3 bloedvariabelen, oftewel bepaalde meetbare waarden in het bloed:
- melkzuurconcentratie
- totale bloedvolume
- hemoglobine gehalte
- hematocriet (percentage bloedcellen)
- bloedsuikergehalte
- spierenzymactiviteit
- vrije vetzuurconcentraties
De meest bruikbare criteria om het conditieniveau vast te stellen zijn de hartslagfrequentie en de bloed melkzuur concentratie tijdens en na gestandaardiseerde arbeid. De ademhaling kan soms nuttig zijn, maar het gebruik van alleen de frequentie kan een vertekend beeld geven vanwege het "panting" fenomeen. ‘Panting’ is een oppervlakkige manier van ademhaling om warmte af te voeren. Om die reden wordt de ademhaling niet zo vaak gebruikt voor het objectief weergeven van het conditieniveau.
Hartslagfrequentie
De hartslagfrequentie kan gemeten worden door met de stethoscoop naar het hart te luisteren of met de hand naar de hartslag te voelen en gedurende één minuut het aantal slagen te tellen. Behalve door achter het voorbeen te luisteren of te voelen kan men ook voelen naar de "pols". Dit wordt gedaan door te voelen naar het kloppen van een oppervlakkig onder de huid gelegen slagader (arterie). De meest gebruikte plaats is de kaakarterie daar waar deze op de kaak voelbaar is, net aan de binnenkant of net aan de buitenkant van de kaak. Andere plaatsen die soms worden gebruikt zijn de kootholte en net boven het schouderblad.
Het nadeel van het tellen "met de hand" is dat het paard moet stilstaan en men vaak zelf moet afstijgen. Dit is niet alleen lastig, maar staat ook een nauwkeurige meting in de weg omdat de hartslagfrequentie bij een paard dat stil gaat staan zeer snel daalt, bijvoorbeeld binnen 15-45 seconden van 220 naar 120. Om die reden is het zelf tellen van de hartslagfrequentie alleen maar zinvol als men gebruik maakt van de zogenaamde "herstel-hartslag". Men telt dan een vaste tijd na een gestandaardiseerde hoeveelheid arbeid. Bijvoorbeeld precies 15 minuten na 5 kilometer galopperen met een gemiddelde snelheid van 400 meter per minuut. De gevonden waarde kan vergeleken worden met eerder gevonden waarden of met de waarde die men enkele weken later meet.
Een makkelijker manier om de hartslagfrequentie zowel tijdens als na arbeid te meten is het gebruik van een draagbare hartslagmeter. Een hartslagmeter bestaat uit twee elektroden die met draden aan een zendertje vastzitten. De elektroden worden direct op de natgemaakte huid gelegd. Eén onder het zadel net achter de schoft aan de linkerkant en één onder de singel aan de linkerkant zo laag mogelijk. Het zendertje wordt links voor het zadel aan het sjabrak bevestigd. Dit zendertje zendt de gegevens naar een ontvanger die als een polshorloge om de pols van de ruiter wordt gedragen. De ruiter kan de frequentie direct aflezen en naderhand ook nog printen m.b.v. een computer en een printer. Op deze manier kan men inzicht krijgen in de hartslagfrequentie gedurende arbeid. Dit is echter alleen zinvol als men het paard arbeid geeft volgens een strak protocol, een zogenaamde gestandaardiseerde functieproef.
Melkzuur concentratie in het bloed
Een tweede manier om iets te zeggen over de conditie van een paard is het meten van de melkzuurconcentratie in het bloed op een vaste tijd na een gestandaardiseerde hoeveelheid arbeid. Het bloed voor deze bepaling moet worden afgenomen uit de grote halsader en de meeste paarden wennen heel snel aan deze procedure. Het tijdstip is van groot belang. In het eerder gebruikte voorbeeld bijvoorbeeld: het bloed afnemen precies 2 minuten na 5 kilometer galopperen met een snelheid van 400 m/min.
Het meten van de melkzuurconcentratie na gestandaardiseerde arbeid is betrouwbaarder dan de hartslagfrequentie omdat de melkzuurconcentratie niet wordt beïnvloed door de "psyche" van het paard (Sloet, 1990). Het nadeel van de melkzuurconcentratie is dat het de hulp van een dierenarts vereist en dat het afgenomen bloedmonster "kwetsbaar" is omdat het melkzuur snel kan afbreken als het monster niet goed wordt behandeld of niet snel in het laboratorium arriveert.
Zowel de hartslagfrequentie als de melkzuur concentratie in het bloed vereisen een zorgvuldig opgezette en uitgevoerde standaardfunctieproef.
Objectiveren van de hoeveelheid arbeid
Om de conditie objectief te kunnen meten, bijvoorbeeld door middel van het meten van de hartslagfrequentie en het melkzuur concentraat, is het nodig de hoeveelheid van het paard gevraagde arbeid zorgvuldig te standaardiseren. Dit is mogelijk door het meten van de loopsnelheid, mits de omgevingsfactoren zoals bodemgesteldheid, temperatuur, wind en relatieve vochtigheid zorgvuldig worden vastgelegd en een volgende proef onder vergelijkbare omstandigheden plaatsvindt. Wanneer men bijvoorbeeld de eerste keer meet bij een buitentemperatuur van 10°C en zes weken later de proef herhaalt, maar nu bij een buitentemperatuur van 25°C is het te verwachten dat het paard na dezelfde hoeveelheid arbeid een even hoge of misschien zelfs hogere hartslagfrequentie en melkzuur concentratie heeft vergeleken met de eerste meting. Ogenschijnlijk lijkt de training dan geen enkel effect te hebben gehad. Wanneer men echter de tweede keer bijvoorbeeld vroeger op de dag had gemeten, toen de buitentemperatuur nog ± 10°C bedroeg, had men waarschijnlijk lagere hartslagfrequenties en een lagere melkzuur concentratie gevonden en terecht geconcludeerd dat de conditie was verbeterd.