Een topprestatie komt voort uit een zorgvuldig opgebouwde training. Variatie in de training met periodisering geeft een beter resultaat dan altijd op dezelfde manier, of steeds op topniveau trainen. Dit geeft verstarring en sleur en geeft minder trainingsrendement. Een juiste trainingsopbouw met voldoende afwisseling, rust en goede voeding geeft met een optimale verzorging, het beste resultaat.
Slechts met een uitgerust paard is het verantwoord om te trainen. Na de eerste warming up oefeningen werken aan de coördinatie, met moeilijke oefeningen. Daarna volgt kort intensief snelheidswerk, om tenslotte te eindigen met minder intensief duurwerk. Het omgekeerde geeft minder effect, daar door duurwerk uiteindelijk ook de snellere vezels uitgeput raken.
Voor de trainingsopbouw van een training hanteren we de opbouw zoals die is weergegeven in het boek van Lammert en Jet Haanstra “Training van ruiter en paard”. De trainingsopbouw van een paard kan er in het algemeen per training als volgt uitzien:
1) Warming up (± 15 minuten)
Doel: De warming up is bedoeld om spieren warm en lost te maken en blessures te voorkomen.
Algemeen:
- Rustig ontspannen arbeid
- Temperatuur stijgt naar 39-40 graden, waardoor bloeddoorstroming en spierweefsel gestimuleerd wordt.
- Verhoging stofwisseling in de spieren
- Reactiesnelheid verhogen
- Er mag geen vermoeidheid optreden
Specifiek gedeelte:
Jonge paarden
Bij meer doorgereden paarden:
Doorgereden paarden zijn al wat meer bij elkaar gereden. Daarmee kun je ook tijdens de warming-up al wat schakelen.
Door zware belasting van de spieren worden ze korter en gevoeliger voor verrekkingen en scheuren, dus: hoe meer training des te meer strek- en buigoefeningen. De totale warming-up duurt gemiddeld 15 minuten, afhankelijk van de temperatuur. Bij warm weer is het lichaam bij aanvang al op temperatuur, zodat de warming-up korter kan duren.
2) Stretching
Doel: Spieren op lengte brengen en een toename van de doorbloeding waardoor het paard zo goed mogelijk voorbereid is op de komende explosieve bewegingen, om de trek- en schokbelasting beter op te vangen.
Toepassing
Jonge paarden
Bij meer doorgereden paarden:
3) Intervaltraining
Doel: Het sterker worden van het lichaam en het vergroten van het uithoudingsvermogen.
Algemeen:
Een algemeen kenmerk van interval training is, dat het korte, krachtige oefeningen zijn.
-kort maar intensief (tot 2 minuten)
-training anaerobe en aerobe energie
-traint snelle (FG, FOG) en langzame (SO) spiervezels
-vergroot de spiermassa
Specifieke training:
Kernoefeningen voor springpaarden:
Kernoefeningen voor dressuurpaarden:
- Tijdens korte reprises de paarden meer op druk zetten, door naast verzameloefeningen weer naar voeren te rijden of de gangen uit te strekken.
- Snel afwisselen
- Meer voorwaarts.
- Meer verzamelen.
- Zijgangen.
4) Duurtraining
Doel: Het sterker worden van het lichaam en het vergroten van het uithoudingsvermogen.
Algemeen:
- oefeningen zijn minder intensief en duren langer.
- Voornamelijk gebruik van aërobe energie
- Toename bloedvaten, rode bloedlichaampjes en enzymen
- Training van de langzame spiervezels maar tenslotte ook van de snelle spiervezels.
- Langdurig en minder intensief.
Specifieke oefeningen:
Doel: Het lichaam laten afkoelen en om stijfheid te voorkomen.
Een gezegde: “Een goede cooling down is de warming up voor morgen”.
Uitvoering:
- Aan de lange teugel uitdraven en uitstappen waarbij het silhouet weer ronder in hoofd en hals wordt, en er weer een lagere tendens komt. Hierbij moeten de paarden goed warm blijven (bij koud weer dek op).
- Komt sterk overeen met het algemene gedeelte van de warming up
- Afvalstoffen worden afgevoerd (rustig draven).
- Temperatuur, hartslag- en ademhalingsfrequentie moeten weer normaal worden (stappen).
- Eventueel extra laten uitstappen in een molen.
-Vrij laten bewegen, onder het zadel!
Het dalen van de bloed melkzuurconcentratie na zware arbeid verloopt bij een redelijk getraind paard het snelste als het paard na de zware arbeid nog 10 tot 20 minuten in draf loopt. Als het paard stapt gaat het herstel minder snel. De melkzuurconcentratie daalt het langzaamst als een paard direct na zware arbeid wordt stilgezet. De verklaring voor deze bevindingen is gelegen in het feit dat in een rustige draf geen verdere ophoping van afvalstoffen plaats vindt, terwijl de hartfrequentie wel verhoogd blijft waardoor de circulatie van bloed hoger is en het melkzuur sneller wordt afgevoerd en de spieren meer energie nodig hebben dan in rust en er dus wel aërobe verbranding plaatsvindt waarvoor melkzuur als brandstof kan worden gebruikt.
Na verzorging
Na verzorging hoort niet bij de vijf fasen van training, maar is wel erg belangrijk.
Een goede na verzorging is even onontbeerlijk als een verantwoord opgebouwde training. De paarden wassen met warm water, met zweetmes afnemen en met dek op of onder warmtelampen of in de zon wegzetten (voor een goede bloeddoorstroming). Eventuele wondjes behandelen en ook nu zorgen dat het paard warm blijft.