De centrale pomp van het lichaam, het hart, zorgt voor het rondpompen van bloed. Door middel van bloed wordt het lichaam voorzien van zuurstof en worden afvalstoffen zoals koolzuur afgevoerd. Het hart van een paard ligt op de bodem van de borstholte grotendeels achter het voorbeen. Dit is de plaats waar de hartslag gevoeld en/of beluisterd kan worden. Het luisteren gebeurt met een stethoscoop. Het hart ligt iets meer naar links dan naar rechts, daarom gaat het voelen of luisteren ook gemakkelijker aan de linker dan aan de rechter kant. Het gewicht van het hart van een paard is ongeveer 4 tot 5 kilogram. Het kan verschillen per ras. Een volbloed heeft bijvoorbeeld een groter hart in verhouding tot zijn lichaam dan bijvoorbeeld een koudbloed.
Het hart is verdeeld in vier compartimenten. In de rechter boezem komt het zuurstofarme en koolzuurrijke bloed aan vanuit het hele lichaam (de grote bloedsomloop). Wanneer de boezem-kamerkleppen zich openen komt dit bloed in de rechter kamer terecht en wordt op het moment dat het hart samentrekt, en de boezem-kamer kleppen weer zijn gesloten, in de longslagader (de kleine bloedsomloop) richting longen geperst. Na het passeren van de longen is het bloed zuurstofrijk en koolzuur arm geworden en komt via de longaderen in de linker boezem van het hart. Wanneer de boezem-kamer kleppen zich openen komt dit bloed in de linker kamer terecht, de kleppen sluiten weer en als het hart samentrekt wordt het bloed in de lichaamsslagader geperst (grote bloedsomloop) en gaat op weg naar de organen, spieren, botten, huid etc.. Bij een samentrekken van het hart trekken eerst de boezems samen zodat het bloed naar de kamers gaat, de boezem-kamer kleppen sluiten en direct aansluitend trekken de kamers samen en persen het bloed in de slagaders zoals boven omschreven. Een slagader vertakt zich in kleinere slagaders en dan steeds verder in nog kleinere slagaders. Wanneer een slagader bijvoorbeeld in een spier komt, vertakt hij zich in steeds kleinere takjes die capillairen worden genoemd. Capillairen hebben een zo dunne wand dat de rode bloedcellen hier hun zuurstof aan het spierweefsel kunnen afgeven. Ook wordt hier koolzuur uit het bloed aan de lucht afgegeven. Daarna komen de capillairen weer samen en vormen aders. Aders komen weer bij elkaar en vormen grotere aders en tot slot komen alle aders van de achterste helft van het lichaam uit in de achterste (onderste ) holle ader en alle aders van de voorste helft van het lichaam in de voorste holle ader en deze beide aders komen vlak voor het hart weer samen en monden uit in de rechter boezem.
Het bloed
Een 575 kg paard heeft ongeveer 40 liter bloed (± 7% van zijn lichaamsgewicht). Het bloed bestaat uit een heldere vloeistof, het bloedplasma, en uit cellen. Het bloedplasma bestaat uit water met daarin opgelost allerlei stoffen zoals suikers, zouten, eiwitten, hormonen, vitamines en mineralen. De cellen bestaan uit rode bloedcellen (erytrocyten) die zorg dragen voor het zuurstof- en koolzuur-transport en uit witte bloedcellen (leukocyten) die een taak hebben bij de afweer van het lichaam tegen kiemen en uit bloedplaatjes die nodig zijn bij de bloedstolling. De rode bloedcellen worden in het beenmerg gemaakt en hebben een levensduur van ongeveer 100-120 dagen. De rode bloedcellen bevatten hemoglobine dat zuurstof heel efficiënt kan binden en goed kan afgeven in weefsels waar de hoeveelheid zuurstof laag is. De witte bloedcellen worden in de milt gemaakt en worden elke tien dagen vernieuwd.
Door veel dierenartsen wordt het packed cell volume (PCV) gemeten. Dit is o.a. een maat voor de hoeveelheid cellen in het bloed als percentage van het totale bloedvolume. Om dit te kunnen meten wordt het bloed gecentrifugeerd, wat als resultaat heeft dat de cellen verzameld liggen op de bodem van het reageerbuisje met daarboven het bloedplasma. De PCV bij een paard in rust is ongeveer 35% en 40%. Dit houdt in dat bij een paard in rust het bloed voor 35% uit bloedplasma bestaat en 65% uit plasma.
Een andere belangrijke meting in het bloed is de plasma eiwit concentratie. Dit is bijvoorbeeld samen met de PCV een belangrijke indicator bij uitdroging (dehydratie). Wanneer een paard is uitgedroogd zal het bloed meer geconcentreerd zijn omdat het water uit het bloed naar het weefsel wordt gebracht, wat leidt tot stijgingen in het PCV en het plasma eiwit concentratie. Wanneer de PCV, 30 minuten na training groter is dan 50% en de plasma eiwit concentratie groter is dan 8,5 g/dl kan er gesproken van een groot vloeistoffen tekort.
Slagvolume
Bij iedere hartactie pompt het hart een bepaalde hoeveelheid bloed uit de kamers in de bloedsomloop. Dit wordt het slagvolume genoemd. Het slagvolume in rust is ongeveer 900 ml bij een paard van 450 kg. het slagvolume kan tijdens maximale inspanning stijgen tot een maximum van ca. 1200 ml. Tijdens arbeid neemt het slagvolume dus met ongeveer eenderde toe.
Wanneer echter de hartslagfrequentie erg hoog wordt neemt het slagvolume weer iets af, omdat het hart dan tussen twee opeenvolgende samentrekkingen onvoldoende tijd heeft zich volledig te vullen. Wanneer men het slagvolume vermenigvuldigt met de hartslagfrequentie krijgt men het hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die het hart per minuut rondpompt. Bij een maximale in spanning kan de hartslag stijgen tot ca. 245 slagen per minuut. Het hartminuutvolume is dan 245 x 1200 = 416500 ml/min = 416 liter per minuut. Dit staat ongeveer gelijk met 40 stalemmers van 10 liter per minuut leegkiepen en vullen.
Hartslagfrequentie
In rust bedraagt de hartslag van een paard 28-40 slagen per minuut, tijdens arbeid kan de frequentie oplopen tot ± 200-240 slagen per minuut. De rusthartslag kan worden beïnvloed door o.a. leeftijd, ras, temperament en omgevingsfactoren veroorzaakt door angst, stress en opwinding. De hartslag in rust kan dan oplopen tot meer dan 120 hartslagen per minuut. In principe behoort de hartslag regelmatig te zijn. Het is belangrijk om de rusthartslag van een paard te kennen. Een hoge rusthartslag kan namelijk duiden op een sluimerende ziekte of overtraining. Paarden die tijdens opwinding of direct na arbeid een onregelmatige hartslag hebben dienen verder onderzocht te worden.
Bij goed getrainde mensen is de rusthartslag lager dan bij ongetrainde. Dit is niet het geval bij paarden. De oorzaak hiervan is dat het humane hart bij regelmatig zware belasting op een dusdanige wijze wordt belast dat het zijn fysiologische grens bereikt. Hierdoor zal het hart zich moeten aanpassen aan de steeds weer terugkerende belasting en zal het zogenaamde sporthart ontstaan. Met name de linkerkamer en dus het slagvolume wordt groter waardoor in rust minder slagen nodig zijn om een bepaalde hoeveelheid bloed rond te pompen. Paarden hebben van nature reeds een groot slagvolume dat door de huidige trainingsmethoden nauwelijks maximaal wordt belast waardoor aanpassing overbodig is.
Milt
De milt ligt links midden in de buik tegen de buikwand aan en heeft verscheidene functies. Zoals eerder genoemd is de milt verantwoordelijk voor de productie van witte bloedlichaampjes en speelt daarom een rol bij de afweer tegen ziekten. Daarnaast is de milt een reservoir voor rode bloedlichaampjes. Bij een paard in rust zit een deel van de rode bloedcellen opgeslagen in de milt. In rust bestaat het bloed voor ± 35% uit bloedcellen en voor 65% uit plasma. Tijdens arbeid (of tijdens opwinding) knijpt de milt zich samen waardoor er veel meer rode bloedcellen in de omloop komen. Dan bestaat het bloed voor ± 50% uit bloedcellen en 50% uit plasma. Na heftige inspanning (of na vochtverlies zoals na overmatig zweten) kan het percentage bloedcellen ± 65% gaan bedragen.
Na training worden de rode bloedcellen weer opgeslagen in de milt en daalt de PCV binnen 10 minuten terug naar het rustniveau. De hoeveelheid rode bloedlichaampjes die vrijkomen tijdens het samenknijpen van de milt staat in relatie met de leeftijd. Jonge paarden kunnen in verhouding tot andere paarden minder rode bloedlichaampjes opslaan in de milt. Dit verklaart voor een deel waarom oudere paarden een hogere aerobe capaciteit hebben. Daarnaast hebben volbloeden en Arabieren een grotere milt in verhouding met hun lichaamsgewicht dan warmbloeden en koudbloeden. Door de opslagcapaciteit van de milt is bloeddoping bij paarden waarschijnlijk niet erg zinvol.