Spieraandoeningen bij paarden

In een onderzoek van Jeffcott en Rossdale (1983) naar de oorzaken van de verliezen in de volbloed industrie waren de aandoeningen van het bewegingsappa­raat de grootste oorzaak voor het staken van de training. Gewrichtsaandoeningen, pees problemen en spieraandoeningen waren de meest vermelde aandoeningen van het bewegingsapparaat. Dit rechtvaardigt dan ook onderzoek naar spieraandoenin­gen al of niet door overbelasting veroorzaakt.

 

Naast belangstelling voor spierziekten bestaat er een grote belangstelling voor de normale spierwerking vooral bij trainers en wetenschappers. Een goede kennis van de processen in de spier tijdens arbeid geeft de mogelijkheid om met gerichte training de prestatie te verbeteren en vroegtijdig functiestoornissen op te sporen waardoor ergere blessures voorkomen kunnen worden. Verschillende onderzoeks­groepen in de wereld zijn hiermee dan ook druk bezig.

 

De spiermassa maakt een groot deel van het paardenlichaam uit. Bij volbloeds bedraagt de spiermassa wel 53% van het lichaamsgewicht. De verhouding spier/bot bedraagt 4,2 voor volbloeds en 3,9 voor overige rassen. Bloedpaarden hebben ook relatief meer spieren op de achterhand (16,6%) dan halfbloeds (12,8%). Het is dan ook te begrijpen dat sommige spierafwijkingen ernstige stoornissen geven in het gehele lichaam, soms met de dood tot gevolg.

 

De spieraandoeningen kunnen niet beschouwd worden zonder de bijbehorende zenuwen erbij te betrekken. We gebruiken dan een andere benaming namelijk neuromusculaire aandoeningen. Neuro staat voor zenuwen en musculair staat voor spieren. Spiervezels en zenuwtakjes vormen samen zo genaamde motorische eenheden. Beschadigingen en functiestoornissen in de zenuwbaan hebben onmiddellijk invloed op de functie en bouw van de bijbehorende spiervezels zoals b.v. bij verlammingen en spastische toestanden.

 

De neuromusculaire aandoeningen kunnen als volgt ingedeeld worden:

 

Voorbeelden van aandoening waarvan de oorzaak in het zenuwstelsel ligt:

 

Bij beschadiging van de perifere zenuwen spreekt het vanzelf dat bepaalde spiergroepen aan het hoofd, de schouders of de benen uitvallen waardoor een karakteristiek bewegingspatroon optreedt. Hanetred en krampetrekken zijn mogelijk irritaties van de nervus ischiadicus door botwoekeringen op het bekken. De Nerves Ischiadicus is de langste perifere zenuw van het lichaam ook wel heupzenuw genoemd. Een perifiere zenuw is een zenuw die buiten het centrale zenuwstelsel licht.

Afwijkingen in de zenuwbanen hebben een effect op de spiergroepen die door de betreffende zenuwen worden gecomman­deerd.EMND is een weinig voorkomende aandoening bij paarden die een achteruitgang veroorzaakt van de motorneuronen in de hersenstam en het ruggenmerg. Het is een aandoening die progressief (steeds erger wordend) verloopt.

Paarden waarbij EMND optreedt zijn twee jaar of ouder. Maar de aandoening wordt vaak gezien bij wat oudere paarden. Er is zelfs een piek te zien rond de leeftijd van 16 jaar. De oorzaak is onbekend al wordt er gedacht aan een tekort aan vitamine E en selenium in de voeding.

Het klinische beeld wordt gekenmerkt door ‘vermageren’ ondanks goede eetlust en spierzwakte. De paarden zijn steeds minder goed in staat om het hoofd en de hals hoog te houden. Ze gaan veel liggen en zorgen dat de benen onder het lichaam geplaatst worden. Zo kunnen ze beter blijven staan. Er ontstaat spieratrofie wat inhoudt dat de bespiering afneemt. De paarden kunnen spiertrillingen tonen en overmatig zweten ook in rust. Het valt vooral op wanneer de dieren van de trailer afkomen. Ze zijn dan kletsnat van het zweet en staan te trillen. Van echte ataxie is eigenlijk geen sprake, maar door de spierzwakte beweegt het paard met kortere passen en kan het wel lijken of het dier een minder goede coördinatie heeft. Op den duur neemt de ernst van de spierzwakte dusdanige vormen aan dat het paard niet meer kan blijven staan.

De diagnose kan bevestigd worden met een elektromyogram (EMG). Bij een EMG wordt een actiestroom gemeten van de spiersamentrekking. Een EMG is vergelijkbaar met een ECG waarbij de elektrische activiteit van de hartspier wordt gemeten. Ook met een spierbiopt kan de diagnose worden bevestigd. In het bloedonderzoek wordt vaak een laag gehalte aan vitamine E aangetroffen in combinatie met een normale waarde voor selenium.

Het verloop van de aandoening is langzaam en dodelijk en lijkt erg op ALS (Amyotrofe lateraal sclerose, of motor neuron disease) bij de mens.

ALS is een voortschrijdende spieratrofie en -zwakte bij mensen. De aandoening komt 2-6 x voor per 100.000 mensen. Afwijkingen van de motorische zenuwcellen, vooral het afsterven van het centrale deel van de zenuwcel, op verschillende plaatsen in het zenuwstelsel veroorzaken deze voortgaande verzwakking. Uiteindelijk is de patiënt zo verzwakt dat hij verlamd raakt. Eerst de benen en armen, maar als uiteindelijk de ademhalingsspieren en de slikspieren verlamd raken is de patiënt in levensgevaar. Hoewel het zenuwstelsel van de mens niet geheel overeenkomt met dat van het paard zijn er toch bij de ziekte veel overeenkom­sten. De verschillen en de overeenkomsten in de ziekte-processen zouden volgens de Amerikaanse en Nederlandse onderzoekers kunnen leiden tot een beter inzicht van ALS bij de mens en hopelijk ook tot een effectievere therapie.

 

Voorbeelden van aandoening waarvan de oorzaak in het de spieren ligt:

 

Myalgieis waarschijnlijk de meest voorkomende spieraandoening van het paard. Kenmerkend is de plaatselijke pijnlijkheid en hardheid van de spieren b.v. hals en rugspieren. De ontstekingsreacties bevinden zich vaak in de aanhechtingen en in de spiervliezen. De oorzaak van de ontstekingsreacties zijn de microscopisch kleine scheurtjes t.g.v. plaatselijke overbelasting. Omdat er betrekkelijk weinig spiervezels beschadigd zijn is er bij bloedonderzoek weinig te vinden. De pijnlijkheid echter komt voort uit de aanhechtingsplaatsen en spiervliezen omdat deze goed voorzien zijn van gevoels-zenuwen. De spiervezels zelf zijn ongevoelig!

 

Myalgie van de rugspieren is het meest voorkomen en vormt een probleem bij dressuurpaarden, springpaarden en dravers. Er zijn verschillende therapieën bekend en succesrijk maar het beste is om gerichte spieroefeningen met de patiënten te doen al of niet ondersteund met medicijnen.

 

De spierziekte ‘atypische myopathie’ bij paarden is sinds 1939 bekend. De aandoening werd voor het eerst beschreven in Wales. Momenteel lijkt de spierziekte zich jaarlijks uit te breiden en is nu in al tenminste tien Europese landen bekend. Daarnaast komt de aandoening waarschijnlijk ook voor in Amerika, Canada en Australië. De ziekte kan zeer veel schade aanrichten, zo bezweken in Noord-Duitsland in 1995 binnen een periode van twee weken meer dan honderd paarden aan de door onbekende reden veroorzaakte spierziekte.

 

Atypische myopathie treedt met name op bij paarden die buiten worden gehouden en komt vooral voor bij verslechtering van het weer in de herfst en het voorjaar. De aandoening treft paarden van alle rassen en leeftijden. In de regel sterft 90% van de betrokken paarden aan deze aandoening, vaak binnen 72 uur. De ziekte kenmerkt zich door plotselinge spierbevangenheid. De dieren zijn verkrampt, weigeren te bewegen en als ze blijven liggen, lijken ze verlamd. De koffiekleurige urine is een sterke aanwijzing voor de ziekte. In het bloed zijn gehalten aan de spierenzymen LDH en CPK extreem hoog (100-1000 keer de normaalwaarde).

In zijn algemeenheid geldt voor ernstige spieraandoeningen dat die bij voorkeur ter plekke moeten worden behandeld of op zijn hoogst bij de dichtstbijzijnde stal. Het verwijzen van verdachte gevallen naar een specialistische kliniek is helaas niet zinvol en zelfs sterk af te raden omdat door het transport de spierbeschadiging alleen maar verergert en daarmee het gevaar voor de patiënt toeneemt.

 

Utrechtse onderzoekers zijn er in 2008 in geslaagd de biochemische oorzaak vast te stellen: een door toxinen veroorzaakte verstoring van de vetverbranding, genaamd ‘MADD’ (Multiple Acyl-CoA Dehydrogenase Deficiëntie). Door deze ontdekking is het nu mogelijk middels urine- en/of bloedonderzoek met zekerheid de diagnose te stellen van deze spierziekte en kan gericht gezocht worden naar effectievere behandelingsmethoden. Verder onderzoek naar een (schimmel)toxine als mogelijke oorzaak van de verstoorde vetverbranding is nog wel nodig. Uiteindelijk zal met deze kennis de ziekte voorkomen moeten kunnen worden.

 

Spierbevangenheid is een aandoening die ook wel als “tying up” of maandagziekte bekend staat. Met name de laatste benaming geeft de kern van de aandoening mooi aan. In de tijd dat paarden nog hoofdzakelijk voor het dagelijkse werk op het land werden gebruikt of voor de melkwagen, kwam de aandoening meestal op maandag voor. Tijdens het begin van het werk na de rustdag in het weekend, werden de paarden stokstijf en konden niet meer verder. De aandoening is het gevolg van een te grote hoeveelheid energie die zich in de spiercel heeft opgehoopt. Dit komt voor op momenten dat het paard met het voer grote hoeveelheden energie opneemt, maar dit niet hoeft te gebruiken voor het verrichten van arbeid. De energie uit het voer wordt dan opgeslagen als “reserve-energie”, voor als er weer arbeid verricht moet worden. Om te kunnen worden gebruikt voor het bewegen, moet de opgeslagen energie eerst verbrand worden. Deze verbranding vindt onder normale omstandigheden plaats door gebruik te maken van zuurstof dat in de spieren aanwezig is. Als er echter heel veel reserve-energie moet worden verbrand, is er niet voldoende zuurstof en vindt de rest van de verbranding zonder zuurstof plaats. Bij deze vorm van verbranding wordt zuur gevormd dat de celwanden kapot kan maken. Je kunt het gevoel het beste vergelijken met ernstige spierpijn bij jezelf.

 

Tegenwoordig komt spierbevangenheid nog veel voor, met name in de vorm die zich minder extreem uit en die we “tying up” noemen. Bijvoorbeeld op de dag na een concours of na zwaar werk in het weekend. Het uit zich door het stijf gaan lopen, zo een 10 tot 20 minuten na het begin van het werk. Vrijwel altijd is aan dit werk een periode van (relatieve) rust voorafgegaan zonder dat de hoeveelheid voer is teruggenomen. Paarden op een hoog specifiek trainingsniveau zijn namelijk gevoeliger. De marge is bij verandering zeer krap. Dit kan dus al snel gebeuren als u een paar dagen niet rijdt door bijvoorbeeld ziekte of de feestdagen. Oppassen dus! De symptomen bij ernstige acute spierbevangenheid zijn; het paard wordt volledig stijf, gaat zweten, heeft een versnelde ademhaling, pijnlijke rugspieren en soms zien we rode urine. Verder zien we vaak dat het stro in de stal naar de achterbenen is gekrabd.

 

LET OP! De symptomen van spierbevangenheid kunnen makkelijk worden verward met die van koliek en daar schuilt een risico in. Bij spierbevangenheid heeft “er doorheen gelopen” een averechtse werking, terwijl bij koliek wandelen juist geadviseerd wordt. En nog een waarschuwing. Lang niet altijd is het beeld zo duidelijk als hierboven beschreven is, waarschuw bij twijfel dan ook altijd een dierenarts. Door middel van een bloedonderzoek kan de dierenarts de diagnose vast stellen.

 

Het paard moet niet meer bewegen dan absoluut noodzakelijk is om naar de stal terug te komen. Beter nog is om het paard ter plekke te laten staan of op transport te zetten. Dwing het paard vooral niet om er “doorheen” te lopen. De behandeling van de dierenarts zal er op gericht zijn de spanning op de spieren te verminderen, de ontsteking te remmen, de pijn te stillen en de schadelijke stoffen te neutraliseren. Het herstel duurt vaak enkele weken of langer. In deze periode is het van belang om de ontstane schade te herstellen en om herhaling te voorkomen. Het allerbelangrijkste is een strikte voerbeperking in combinatie met aangepaste bewegen en massage voor het stimuleren van de doorbloeding en het afvoeren van de afvalstoffen. Ook het langdurig verstrekken van antioxidanten in combinatie met een vitamine-E/selenium verbinding heeft hier een belangrijke functie.

 

Het allerbelangrijkste om spierbevangenheid te voorkomen is om arbeid regelmatig te verrichten en het werk goed op en af te bouwen. In combinatie hiermee moet er te allen tijde worden voorkomen dat in perioden van rust of minder arbeid te veel wordt gevoerd. Vitamine E/seleniumverbindingen hebben een positieve werking op de stofwisseling van de spieren en kunnen een bijdrage leveren aan het voorkomen van spierbevangenheid.