Algemene begrippen bij training

Training heeft tot doel een paard voor te bereiden op het leveren van optimale prestaties. Een ongetraind paard is zeker in staat een stuk te lopen of een sprongetje te maken. Door goede training worden deze mogelijkheden verder ontwik­keld.

Door Verstappen (1985) worden voor de mens de volgende grondprincipes van training beschreven. Let hierbij op dat vele grondprincipes ook voor paarden gelden maar dat er niet zondermeer van mens naar paard vertaald kan worden. Wanneer een getraind paard noodgedwongen moet stoppen met arbeid, blijkt het ongeveer vijf weken te duren eer er vormverlies optreedt. Bij de mens duurt dit vaak slechts tien dagen.

 

Intensivering

De trainingsbelasting moet geleidelijk toenemen totdat het uiteindelijke, maximale of optimale prestatieniveau is bereikt.

Periodisering

De diverse trainingen en de er op volgende rustperioden voor de biologische herstelprocessen moeten zorgvuldig afgestemd zijn.

Generalisering

In biologische zin heeft elke trainingsprikkel een specifiek effect. Wanneer uitsluitend eenzijdige trainingsprikkels worden toegediend, is het risico van een disharmonieuze ontwikkeling van het lichaam niet gering; vooral het steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen, en been) en het spierweefsel zijn hiervoor gevoelig. Bij de samenstelling van een trainingsprogramma mogen meer algemeen gerichte oefenin­gen dan ook niet ontbreken. Train dus niet alleen voor een specifieke sportpresta­tie.

Specialisering

Specifieke bewegingen van een bepaalde tak van sport moeten wel het hoofdaccent tijdens de training krijgen. Tijdens de wedstrijd wordt dan die specifieke tak van de sport getest.

Systematiek

De ontwikkeling van het prestatievermogen is gebonden aan een relatief stabiele ordening van de trainingsprocessen, rekening houdend met de biologische wetmatigheden. Maak een programma of trainingsschema waarmee de juiste lichaamsweef­sels op het juiste moment voldoende getraind worden.

Didactiek

Optimale overdracht van het trainingsprogramma door de trainer op de sporter. In de paardensport is dit vaak een "driehoeksverhouding" tussen trainer, ruiter/rijder en paard. Voor alle drie geldt dat de training motiverend moet zijn.

Evaluatie

De wedstrijdprestatie is de beste evaluatie van de training, maar gedurende de vaak lange voorbereidingsperiode is het van belang regelmatig gegevens ter beschikking te krijgen over de voortgang van de training.

Individualisatie      

Algemene schema's zijn gemiddelden van individuele atleten en vaak niet van toepassing op een individuele atleet in gegeven omstandigheden. Bij de training moet allereerst uitgegaan worden van de individuele eigenschappen van de sporter, in het geval van de paardensport van paard en ruiter of rijder. Ieder paard en ieder mens is verschillend, dus zeker iedere combinatie van paard en mens.

 

Training bestaat in principe uit twee componenten: een basis en een gerichte training. Beide vormen van training bestaan uit twee facetten:

-     Het dier moet leren te doen wat de mens hem opdraagt, gehoorzaamheid of mentale training.

-     Het dier moet de lichamelijke mogelijkheden ontwikkelen om de opgedragen taak te kunnen vervullen, fysieke training.

Deze principes gelden voor iedere vorm van paardensport. De uitvoering verschilt natuurlijk van tak tot tak. Een renpaard krijgt een heel andere opleiding dan een dressuurpaard en de training van een draver zal veel sneller opgebouwd worden dan die van een military paard. Bij een paard dat snel "leert" moet men er tijdens de training op letten dat de fysieke training voldoende aandacht krijgt. Het gevaar van overbelas­ting van het steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen en been in pezen, banden en botten) en het spierweefsel moet niet onderschat worden (zie TRL 6).

 

 

 

                                                              MENTAAL

                                  BASIS

                                                              FYSIEK

 

     TRAINING

     

                                                              MENTAAL

                                  GERICHT

                                                              FYSIEK

 

 

Gedurende de verdere sportcarrière van een paard blijven beide facetten een rol spelen:

-     Mentale training, het paard leert wat de bedoeling is (hard lopen, hoog springen) en ervaart hoe dat bijvoor­beeld op een wedstrijd, moet worden toegepast.

-     Fysieke training, het lichaam van het paard moet aan de gestelde eisen, zowel qua "techniek" als qua uithoudings­vermogen kunnen voldoen (opbouw conditie).

 

De training van "techniek" is zeer specifiek voor de verschil­lende takken van sport. Een dressuurpaard behoeft niet heel hard te kunnen lopen en een renpaard behoeft niet te kunnen piafferen. De bespreking van de training van de "techniek"  valt buiten het kader van dit overzicht. De eisen die aan de conditie van een paard gesteld worden zijn echter ook voor iedere tak van paardensport anders: noch het dres­suur­paard, noch het renpaard behoeven hun arbeid gedurende de hele dag vol te houden, zoals een paard dat langeafstanden loopt. Het behoeft dus geen betoog dat hiervoor ook verschil­lende trainingsvormen noodzakelijk zijn.