De sociale kwestie:
Dat de industriële tijd veel vooruitgang bracht, is bekend. Echter bracht het niet voor iedereen vooruitgang. De arbeidersmassa's die in de steden woonden, werkte in ellendige omstandigheden. Ze maakten lange dagen en het volledige gezin werd ingezet. Zo ontstond de sociale kwestie: armoede werd gezien als een groot probleem, wat aangepakt moest gaan worden.
Kinderarbeid was niet nieuws. Al eeuwenlang werkte kinderen mee met het gezin. Echter ging in de industriële tijd dit beeld tegenstaan. Het werk in de fabrieken was ongezond en gevaarlijk. De kans op ongelukken was erg groot en er waren ook veel kinderen die ledematen misten, dankzij een machine. Lang niet alle werkgevers wilden kinderen in de fabrieken. Ze vonden de kinderen niet sterk genoeg of ze waren nog te speels. De kinderen konden beter eerst lezen en schrijven, dan waren ze later vast een betere arbeider.
Steeds meer landen namen wetten aan die kinderarbeid beperkten of zelfs verboden. Kinderen moesten verplicht naar school om te leren lezen en schrijven. Pas vanaf 12 jaar mochten kinderen gaan werken.
Armenzorg:
Net zoals kinderarbeid, was ook armoede een probleem. Armen konden via kerkelijke armenzorg wat geld en brood krijgen. Ze konden dan turf kopen om zich in de winter warm te houden.
Naar mate de industriële samenleving groeit, gingen de burgers armoede ook als een echt probleem zien. Ze noemde het "de sociale kwestie". De ellende van de burgers viel steeds meer op, doordat de burgerij het steeds beter kreeg en doordat in de steden steeds meer wijken van arbeiders ontstonden. Armoede werd steeds meer zichtbaar en er werd steeds meer over gepubliceerd in kranten.
Uitbuiting was orde van de dag. Arbeiders werkten soms wel 16 uur per dag, zonder een dag vakantie. Als er geen werk was, werd je ontslagen en kregen geen cent meer. Ook als je ziek of arbeidsongeschikt was, kreeg je geen geld en was er geen zorg.
Uiteindelijk komt de sociale kwestie steeds meer onder de aandacht. Arbeiders accepteerden hun lot niet langer en gaan zich organiseren in vakbonden. In de vakbonden probeerden arbeiders betere arbeidsomstandigheden af te dwingen. Werd er niet naar hun voorstel geluisterd, dan staakten ze hun werk, zorgden voor relletjes of kwamen met geweld in verzet.
Vanaf 1889 kwamen er in Nederland sociale wetten. Deze wetten beschermden de zwakkere groepen in de samenleving. Er kwamen uitkeringen voor mensen die (tijdelijk) niet konden werken. Er werden richtlijnen opgesteld voor het aantal uren wat je per dag mocht werken. Er kwamen veiligheidseisen voor in de fabrieken. Er kwamen afspraken over minimum lonen en de woningen waar de arbeiders in wonen moesten aan veiligheidseisen voldoen.
De sociale kwestie zorgde uiteindelijk voor verbeteringen en de arbeiders gingen er geleidelijk op vooruit.