Die Aussagen beziehen sich natürlich auf die deutsche Sprache. Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn.
Alle uitspraken gaan natuurlijk over de Duitse taal.
Ich kann auf einfache Fragen über Haustiere und Alltag reagieren. Ik kan reageren op eenvoudige vragen over huisdieren en dagindeling.
Ich kann kurz über meine Freizeit, Hobbys und Pläne fürs Wochenende erzählen. Ik kan kort over mijn vrije tijd, hobby’s en plannen voor het weekend vertellen.
Ich kann die Wörter zum Thema Freizeit. Ik ken de woorden die bij het thema 'Freizeit' horen.
Ich kann deutsche Wörter und Sätze korrekt aussprechen. Ik kan Duitse woorden en zinnen juist uitspreken.
Ich kann die Grammatik richtig anwenden. Ik kan de grammatica goed toepassen.
Ich kann einer anderen Person Fragen stellen (Besuch Tierpark/Kino). Ik kan een ander vragen stellen (bezoek dierentuin/bioscoop).
Ich fühle mich sicher, wenn ich Deutsch rede. Ik voel me zeker als ik Duits praat.