Je bent op de camping in Duitsland. Je hebt daar al wat vrienden gemaakt. Met deze vrienden praat je in het Duits. Je hebt al veel over jezelf verteld: hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont enz. Op weg naar het zwembad zien jullie een heel schattig hondje bij een tent. Daarom praten jullie deze keer over jullie huisdieren.
Zoek een partner voor deze opdracht.
Lees de Rollenkarte 1 en Rollenkarte 2 goed door.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
Schrijf het gesprek in het Duits in jullie schrift of in de Rollenkarte (vergeet dit niet op te slaan!). Gebruik een woordenboek en/of de oefeningen.
Oefen het gesprek een paar keer.
Laat daarna klasgenoten of je docent naar het gesprek luisteren.
Let bij de beoordeling van jezelf en je klasgenoten op de punten in de onderstaande tabel.
- Hoe vond je zelf dat het ging?
- Vraag je klasgenoten of je docent om een beoordeling.
Spreken |
Goed |
Voldoende |
Onvoldoende |
Woordenschat |
Ik kan huisdieren goed beschrijven. Ik kan eenvoudige dingen vragen over huisdieren. |
Ik kan (met behulp van woordenlijsten) met eenvoudige woorden huisdieren beschrijven en vragen stellen. |
Ik beheers de meest eenvoudige woorden nog niet om huisdieren te beschrijven en vragen te stellen over huisdieren. |
Grammatica |
Ik kan alle geleerde regels gebruiken in eenvoudige zinnetjes, zonder fouten. |
Ik kan een aantal regels gebruiken met soms een fout erin. |
Ik kan een klein aantal vaste zinnen formuleren, met nog veel fouten erin. |
Vloeiend |
Ik praat zonder aarzelingen vlot door. |
Ik praat redelijk vlot door, met af en toe een aarzeling. |
Ik praat met te veel aarzelingen en moet vaak opnieuw beginnen. |
Uitspraak |
Mijn uitspraak is duidelijk genoeg om verstaanbaar te zijn. |
Mijn uitspraak is meestal duidelijk genoeg om verstaanbaar te zijn. |
Mijn uitspraak is niet duidelijk genoeg om verstaanbaar te zijn. |
Boodschap ovebrengen |
Ik kan anderen zonder moeite duidelijk maken wat ik bedoel. |
Ik kan anderen met enige moeite duidelijk maken wat ik bedoel. |
Ik kan anderen niet goed duidelijk maken wat ik bedoel. |