Planten staan altijd aan begin van een voedelketen, dit komt doordat planten hun eigen voedsel maken door middel van fotosynthese!
Planten noemen wij daarom producenten.
Dieren eten de stoffen die door planten zijn gemaakt, zoals glucose, eiwitten en vetten.
Dieren noemen wij daarom consumenten.
In voedselketens worden producenten gegeten door consumenten van de eerste orde, zij worden weer gegeten door consumenten van de tweede orde, enz.
Let op! Een vleeseter kan nooit een consument van de eerste orde zijn. Zij eten geen planten!
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Zij kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren dienen dan als voedsel voor afvaleters. Afvaleters zijn meestal insecten en wormen.
Resten die afvaleters achterlaten worden verder afgebroken door reducenten. (Een ander woord voor afbreken is reduceren.) Bacteriƫn en schimmels zijn reducenten.
Wanneer reducenten resten afbreken komen er voedingsstoffen terug in de natuur. Producenten nemen deze voedingsstoffen weer op. Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en bacteriƫn en schimmels weer in de natuur terecht. Dit noemen wij een kringloop van stoffen.