Jou/jouw

Jouw duidt altijd bezit aan, bijvoorbeeld:

Jouw wordt dan ook 'bezittelijk voornaamwoord' genoemd. Andere bezittelijke voornaamwoorden zijn mijn, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie en hun.

In de volgende zinnen is jou juist, omdat het geen bezit aanduidt:

Jou wordt 'persoonlijk voornaamwoord' genoemd. Andere persoonlijke voornaamwoorden zijn ik, mij, zij, hem, u en wij.

Als je twijfelt of je jou of jouw moet schrijven, is het soms handig jou(w) in gedachten te vervangen door mij (kan alleen persoonlijk voornaamwoord zijn) of mijn (kan alleen bezittelijk voornaamwoord zijn). Als mij in de zin past, past jou ook; als mijn in de zin past, is jouw juist:

 

Snapje? - jou/jouw https://www.youtube.com/watch?v=Q-O410WupiE