UC - 2

Het feittype leerling … heeft vak … van docent … heeft drie rollen. Een ternair feittype moet een uniciteitsbeperking hebben die over twee of drie rollen ligt. Om deze te bepalen bekijken we weer een aantal voorbeeldzinnen:

Leerling 86139 heeft vak sk van docent kox.
Leerling 86139 heeft vak sk van docent lts.


Een leerling heeft voor een vak maar één docent. De combinatie van leerlingnummer en vakcode mag maar één keer voorkomen in dit feittype. Daarom moet er over beide rollen een uniciteitsbeperking worden gelegd.

Bekijk nu de zinnen:

Leerling 86139 heeft vak sk van docent kox.
Leerling 86139 heeft vak na van docent kox.


De combinatie van leerlingnummer en docentcode komt meerdere keren voor in dit feittype. Deze combinatie is dus niet uniek en er komt geen uniciteitsbeperking op te liggen. Een docent kan immers aan dezelfde leerling meerdere vakken geven.

Het is natuurlijk wel mogelijk dat twee leerlingen dezelfde docent hebben en hetzelfde vak volgen:

Leerling 86139 heeft vak sk van docent kox.
Leerling 86141 heeft vak sk van docent kox.

Over de rollen vakcode en docentcode ligt dan ook geen uniciteitsbeperking.

Dus een uniciteitsbeperking op de rollen 12 en 13:

Uniciteitsbeperking