Bij het modelleren van het informatiesysteem voor de herkansingen heb je kunnen zien dat je snel te maken hebt met een groot aantal feittypen. Ook al hebben we met een relatief eenvoudig systeem te maken. In de praktijk kan het aantal feittypen in de honderden lopen. Je raakt dan al snel het overzicht kwijt. Daarom gebruiken informatieanalisten diagrammen om feittypen, objecttypen en labeltypen en hun onderlinge samenhang weer te geven.
CaseTalk biedt de mogelijkheid om diagrammen te maken. Een dergelijk diagram wordt een informatiegrammaticadiagram (IGD) genoemd. In een IGD wordt het datamodel bestaande uit feittypen, objecttypen en labeltypen getekend. We bekijken als voorbeeld de opbouw van het feittype Leerlingwoonplaats.
Het feittype Leerlingwoonplaats heeft 2 rollen (1 en 2). De eerste rol wordt gespeeld door het objecttype Leerling, de tweede rol door het objecttype Plaats. Dit wordt aangegeven door de verbindingslijnen. De labeltypen zijn weer door een verbindingslijn verbonden met de objecttypen.
Om een IGD te maken, moet er een IGD-venster worden geopend.
Dat kan door in het venster van CaseTalk te klikken op de knop Add a new diagram.
Als eerste slaan we nu het diagram op. Het IGD krijgt als naam herkansingen en wordt op dezelfde plek opgeslagen waar ook het project en het ig-bestand voor het model van de herkansingen terug te vinden is.
We selecteren nu alle benodigde onderdelen uit het IG-venster. Dit kan met je muis in het overzicht te gaan staan.
Klik daarna op Ctrl + a.
Daarna slepen we de geselecteerde onderdelen uit het IG-venster naar het IGD-venster. Het casetool bouwt het diagram automatisch op.
Hieronder volgen enkele tips voor de opmaak van het IGD:
Laten we nog eens de belangrijkste grafische symbolen die gebruikt worden in IGD’s op een rijtje zetten. We doen dat aan de hand van de al eerder besproken feittypen.
Een enkele rechthoek wordt gebruikt bij feittypen met één rol (unair feittype), zoals bij de zin “Er is een klas 4Ha”. De rollen worden genummerd, zodat ze te verbinden zijn met de feittype-expressie.
Twee of meer aaneengesloten rechthoeken geven een feittype met twee of meer rollen aan (binair, ternair feitype). Iedere rechthoek stelt één rol voor.
Een gestippelde cirkel geeft een labeltype aan.
Een gesloten cirkel om een feittype geeft een objecttype aan.
Een verbindingslijn tussen een rol en een objecttype geeft aan dat de rol gespeeld wordt door het objecttype.