In de overzichtslijst die in de docentenkamer wordt opgehangen, staat informatie die docenten nodig hebben voor het klaarmaken van hun herkansingen. Er valt uit op te maken welke leerling voor welk vak herkanst, in welke klas een leerling zit, maar ook bij welke docent een herkansing gemaakt wordt.
Dit zijn allemaal feiten die van belang zijn voor de communicatie tussen docenten en leerlingen. Leerlingen willen weten voor welk vak zij mogen herkansen en docenten zijn geïnteresseerd in welke leerlingen voor hun vak een herkansing willen maken. Bij het modelleren in FCO-IM gaat het er om een zo precies mogelijk model van die communicatie (die feiten) te maken.
Als eerste stap in de analyse worden de feiten verwoord in Nederlandse zinnen. De verwoording moet gebeuren door de domeindeskundige, omdat hij/zij bekend is met het domein. We bekijken een aantal voorbeeldzinnen:
Leerling 86139 heeft naam Jessica Veerman.
Leerling 86139 zit in klas 4Hc.
Leerling 86139 heeft vak sk van kox.
Leerling 86141 heeft naam Rob Jansen.
Leerling 86141 zit in klas 4Va.
Leerling 86141 heeft vak sp van agu.
Leerling 86147 heeft naam Peter Hoekstra.
Leerling 86147 zit in klas 4Hb.
Leerling 86147 heeft vak ak van bht.
In de voorbeeldzinnen drukt iedere zin één feit uit. Een zin die een feit uitdrukt, noemen we een feitexpressie. De methode FCO-IM eist bij de verwoording van informatie dat iedere feitexpressie (zin) een zo klein mogelijk, zelfstandig stukje informatie moet weergeven. Samengestelde feitexpressies, die een verscheidenheid aan informatie geven, worden daarom gesplitst.
De volgende feitexpressie is niet elementair:
Leerling 86139 zit in klas 4Hc en heeft vak sk van docent kox.
Deze zin kan zonder verlies van informatie worden gesplitst in Leerling 86139 zit in klas 4Hc en Leerling 86139 heeft vak sk van docent kox.
Deze beide feitexpressies drukken wel een elementair feit uit, omdat ze niet verder kunnen worden gesplitst zonder dat er informatie verloren gaat.