Robots op school

Oefenen van cijfersymbolen met de robot

Op drie scholen van SKOWF wordt gewerkt
met een NAO robot. Basisschool Sint Wulfram is in 2016 gestart met TOBOR, in 2017 gevolgd door de Jozefschool in De Goorn en de Hieronymusschool in Wognum.

Na de eerste verkenning van de mogelijkheden van een humanoïde robot voor het onderwijs op de Sint Wulfram, zijn de directeur, ict-coördinator en de beleidsmedewerker ict van SKOWF nieuwsgierig geworden naar meer. Daarom dienden zij een versnellingsvraag in bij de PO-Raad om de meerwaarde van de robot in het onderwijs te onderzoeken. Met ondersteuning van Kennisnet is de versnellingsvraag uitgewerkt door een werkgroep van SKOWF.

Naast het praktische onderzoek van de werkgroep was er ook behoefte aan een theoretische kennisbasis over het gebruik van humanoïde robots in het onderwijs. Uit verschillende onderzoeken, onder meer van de Kennisrotonde van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), blijkt dat de inzet van de robot in het onderwijs effectief is. Lees hierover meer in het hoofdstuk ‘Onderzoek’.

De gevonden effectiviteit van een humanoïde robot als ondersteuning bij het leerproces, beantwoord een deel van de versnellingsvraag. Om te onderzoeken voor welke onderdelen van het taal- en rekenonderwijs de robot een bijdrage kan leveren in het leerproces is de expertise ingeroepen van taal- en rekenexperts van de Marnix Academie. Zij hebben samen met de werkgroep onderzocht voor welke basisvaardigheden van taal en rekenen een NAO robot kan worden ingezet. In de laatste fase van het onderzoek is voor verschillende van deze onderdelen van taal en rekenen in de lespraktijk van verschillende groepen onderzocht hoe de robot ingezet kan worden.

De inzet van de NAO robot voor taal en rekenen noemen we de ‘voorkant’ van de robot. Het gaat hierbij om het gebruik van de robot als didactisch hulpmiddel voor het onderwijsproces, waarbij de leerlingen interactie hebben met de robot. Bijvoorbeeld voor instructies of oefeningen van taal en rekenen, waarbij de robot de rol van partner, coach of leraar heeft.

Voor de functionaliteit in het onderwijsproces (van rekenen en taal) moet de robot aan de ‘achterkant’ met een script worden geprogrammeerd. De ‘achterkant’ is de maak- en gebruiksomgeving op het platform van de robot leverancier. Zo leert bijvoorbeeld de leerling via de robot over programmeren. Hierbij is de robot het onderwerp van het leren, als machine of computer.  

Omdat deze scripts op de besturingsplatforms van de robot nog maar beperkt beschikbaar zijn, is het vaak nodig om deze zelf te maken. En dat vraagt wel om specifieke programmeervaardigheden en een zekere vaardigheid in computational thinking. Computational thinking is de vaardigheid om een probleem met techniek op te kunnen lossen.

21 eeuwse vaardigheden links, rechts digitale geletterdheid eroverheen gelegd.

Het werken met de robot leent zich dan ook voor het ontwikkelen daarvan. Computational thinking vormt samen met de vaardigheden mediawijsheid, informatievaardigheden en ict-basisvaardigheden het cluster van digitale geletterdheid binnen de zogeheten cirkel van 21e eeuwse vaardigheden. Deze vaardigheden worden gezien als de competenties die leerlingen in de toekomst nodig zullen hebben om te functioneren in de maatschappij.

De ‘achterkant’ van de robot vraagt naast computational thinking ook om andere 21e eeuwse vaardigheden zoals samenwerken, creatief denken en communiceren.      

De NAO robot kan dus een bijdrage leveren aan het leren van de basisvaardigheden taal en rekenen (‘voorkant’), maar ook aan het begrip voor de werking van een robot (‘achterkant’).  De leerling ontwikkelt in co-creatie met techniek, strategieën voor het oplossen van uitdagingen van onze gemedialiseerde samenleving.