Bron 2: Rousseau

Rousseau in zijn 'Discours sur l'inégalité'.

"Tot nu toe heb ik geen onderscheid gemaakt tussen standen, rang en fortuin en ik zal dit in het vervolg ook niet doen, omdat de mens dezelfde is in alle standen: de rijke heeft geen grotere maag dan de arme en verteert niet beter dan de laatste; de meester heeft geen langere noch sterkere armen dan zijn slaaf; een aanzienlijke is niet aanzienlijker dan een man uit het volk; kortom, omdat de natuurlijke behoeften overal dezelfde zijn, moeten de middelen om erin te voorzien ook dezelfde zijn. Onuitwisbare eigenschappen zijn slechts diegene die door de natuur verstrekt worden en de natuur maakt noch prinsen, noch rijken, noch grote heren."

 

1 Ga na welke kenmerk van de Verlichting in de woorden van Rousseau terug te vinden zijn.

2 Waarom kun je stellen dat het achttiende-eeuwse mensbeeld in vergelijking met het Middeleeuwse mensbeeld revolutionair was?