Bron 6: Verklaring van de rechten van de mens en burger

Fragment uit de inleiding van de declaritie van de rechten van de mens en burgers ('Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen') , 26 augustus 1789.

"Alle mensen hebben een onbedwingbare neiging tot het najagen van geluk; teneinde dit met gezamenlijke inspanning te kunnen bereiken hebben zij samenlevingen gevormd en regeringen ingesteld. Iedere regering moet derhalve het geluk voor iedereen tot doel hebben.

Als uitvloeisel van deze onbetwistbare waarheid bestaat de regering voor het welzijn van hen die geregeerd worden, en niet voor hen die regeren; geen enkele openbare functie mag beschouwd worden als het bezit van hem die deze bekleedt.

De natuur heeft alle mensen vrij en gelijk gemaakt; maatschappelijk onderscheid moet derhalve gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke noodzaak.

Om gelukkig te zijn moet de mens volkomen vrij zijn in het gebruik van zijn lichamelijke en morele vermogens.

Het is de plicht van ieder individu om de rechten van anderen te respecteren.

De regering moet, teneinde het algemeen geluk te bereiken, derhalve rechten beschermen en plichten voorschrijven. Zij moet geen enkele beperking opleggen aan het vrije gebruik van menselijke talenten. Zij moet boven alles de onvervreemdbare rechten garanderen die aan alle mensen toebehoren, zoals persoonlijke vrijheid, bezit, veiligheid, de bescherming van eer en leven, de vrije meningsuiting en verzet tegen onderdrukking."

 

Maak duidelijk dat uit bovenstaande bron blijkt dat de Franse revolutionairen van 1789 het in de Verlichtingstijd ontstane mensbeeld aanhingen.