De bronnen die in deze webquest zijn gebruikt zijn:
https://maken.wikiwijs.nl/87962
https://maken.wikiwijs.nl/87962#!page-2546472
histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Verlichting.pdf
Palmer R.R., A History of Europe in the Modern World, 11th edition
Het vereist van de leerlingen enig geduld en een behoorlijke leesvaardigheid om de bijbehorende bronnen te lezen. De bronnen kunnen ook klassikaal worden voorgelezen waarna eerst de betekenis wordt besproken en daarna de vragen worden gemaakt. De leertekst die bij deze webquest hoort geeft de leerlingen handvaten bij het beantwoorden van de vragen omdat daarin de ideeen van de Verlichting worden beschreven.
Toelichting bij de bronnen
Bron 1:
Voltaire beschouwt het onstaan van mensen niet als een goddelijk gegeven maar concludeert dat een verstandelijk wezen (mensen) dit gemaakt moet hebben en niet een God. Hij vergelijkt het met het maken van een horloge. Alles is te maken aldus Voltaire (maakbare samenleving)
Bron 2:
1. Rousseau hangt het natuurrechtprincipe aan waarin iedereen in principe gelijk is
2. In de middeleeuwen was er een duidelijk verschil tussen de verschillende standen en hadden bijvoorbeeld vorsten een van God gegeven mandaat om over hun volk te heersen. Dit idee tijdens de Verlichting ernstig ter discussie gesteld.
Bron 3:
Iedereen is gelijk en heeft het recht om in vrijheid te leven. De bevolking sluit een contract af met de staat waarin de burgers hun rechten overdragen aan de overheid in het vertrouwen dat de overheid het goed met hen voorheeft
Bron 4:
1. Het recht op leven, vrijheid en het najagen van zijn eigen geluk zijn voor de filosofen uit de Verlichting natuurrechten die op ieder mens van toepassing zijn.
2. Contractdenken: Het volk heeft het recht om de een regering af te schaffen of te veranderen wanneer zij de belangen van het volk niet goed behartigt.
Bron 5:
Het volk is duidelijk de opsteller van deze grondwet en niet een vorst. Het is het volk dat hier bepaalt.
Bron 6:
De Franse revolutionairen zijn beinvloed door de Verlichting en dat blijkt o.a. uit:
Het recht op vrijheid
De regering is er voor het volk
Het recht op geluk, bescherming, bezit, veiligheid en vrije meningsuiting
Bron 7
Tijdens de wetenschappelijke revolutie stond het verstand en de rede centraal. Locke stelt ook hetgene wat waarneembaar is de mensen aanspoort om na te denken. Hij ontkent de invloed van een hogere macht (God) maar spoort mensen aan om zijn verstand te gebruiken